De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 12 december pagina 13

12 december 1925 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

No. 2531 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 ONZE KUNSTENAARS Teekening voor de Groene Amsterdammer" door P. P. Koster Krenek. De nieuwe Oostenrijksche muziek waaronder begrepen Tsjechische en Slavische elementen van het eertijds Oostenrijk geheeten deel der gewezen dubbelmonarchie dateert van na Mahler, Bruckner, Wolf en ook van na Johann Strauss. Ruw geschetst valt zij in twee groepen te verdeelen: die van Schreker, zijn leerlingen of de aanvan kelijk door hem beinvloeden en die van Schönberg, zijn leerlingen of de aanvankelijk door hem be invloeden. Daar buiten zijn natuurlijk nog ver schillende figuren aan te wijzen, die niet tot deze groepen behooren, die o.a. rechtstreekse!! uit overwegende persoonlijkheden in de Duitsche muziek zooals Brahms was en zooals Richard Strauss is, hun weg namen, doch wier muziek naar den aard ook meer epigonisme dan muziek van onzen eigen tijd Wordt. Zoo vormden zich onder den invloed van Brahms Karl Weigl en Joseph Marx, onder den invloed van Strauss Korngold en v. Reznicek. Daarnaast staan weer aparte figuren, die zich door een algemeene moderne Duitsche strooming lieten leiden zooals Wilhelm Qrosz, wiens werk men hier ook begint te kennen. Maar aan de twee voornaamste groepen jongeren in Oostenrijk zijn de namen Schreker en Schönberg verbonden, twee musici van uiteenloopende nei gingen en van eveneens uiteenloopende invloed. Schönberg lijkt aanvankelijk grooter en merk waardiger persoonlijkheid ten opzichte der moder ne muziek dan Schreker, die minder gepronon ceerde kanten van zijn kunst toont en meer regel matig uit zijn voorgangers Strauss en Wagner en de Italianen schijnt geëvolueerd. Maar het cerebraal futurisme van Schönberg blijkt al spoedig niets modems te bezitten, integendeel een uiterst vernuftig gecamoufleerde uitwas der oude philosophisch belaste muziek uit het eind der 19e eeuw te zijn. Het futurisme van Schönberg, dat aan vankelijk, om zijn miskenning, de jongeren, die nieuwe wegen zochten, in spanning hield, ontpopte zich later spoedig genoeg in een absolute sterilisatie der muzikale kunst, Waarin zijn aanvankelijke jongeren hem niet volgen wilden, niet volgen kon den, en hoewel Schönberg consequent en onverdroten voortgaat met zijn abstracte idee-kunst en aan een enkele gelukkige vondst, zooals de muziek bij zijn Pierrot lunaire" nog een zekere reputatie ontleent, zijn de meeste Schönbergianen teruggekeerd tot actueeler en wezenlijker vraag stukken als b.v. het vorm-probleem van de opera, Waartoe in het bijzonder de Schönberg-leerlingen, Alban Berg en Egon Wellesz zich voelen aange trokken en waar zij, in hun streven het lyrisch muziekdrama op een zuiver muzikalen vorm, zooals b.v. de sonate-vormereen is, te baseeren.de groep deralleen-musici die als leerlingen onder de leiding van Schreker van wal staken, weer ontmoeten. Feitelijk kan men de groepen ook als opgeheven beschouwen. Een leerling van Schreker als Aloïs Haba zou men thans eerder in de Schönberggroep plaatsen, dunkt me. Nur Musik" huldigen thans allen, en het is het fluidum van onzen tijd, dat met een Strawinsky zoo markant naar buiten treedt. Ernst Krenek, leerling van Schreker, is een thans 25-jarige Tsjech, in Weenen geboren. Zijn muzikale kunst is nog zeer in den aanvang, doch verraadt naast jeugdige vorm-zwakheden een gepronon ceerd talent. Hij zoekt zijn weg in de muziek zooals zooveel jongeren het de laatste jaren doen, die uit de muziek een louter objectieve klank een ry thme-künst, een kunst van klinkend bewegende vormen" willen scheppen, vrij van gevoelsinterrupties: wat de componist er van denkt, zonder gevoels-inhoud, maar met een gevoels-kwantum. Een bewegingspel der klanken" kwalificeerde Paul Bekker reeds de jonge kunst van Krenek. Zij bezit Weer de archaïstische vrijheid van vóór de 19e eeuw, zij heet Weer concerto, symphonie, sonate naar de beteekenis van concertare, sinfonia, sonare. Het vioolconcert van Krenek, dat verleden Don derdag door Alma Moodie gespeeld werd in het Concertgebouw is een reusachtige moduleerende, schijnbaar chromatisch gevoelde toonlijn, een -cantileen zonder onderbrekingen of orkestrale tegenstellingen. De lijn wordt gedreven door de phantasie, een contrapunt is voor hem geen technische kwestie, het orkest vooral klinkt schraal en een zekere eenzijdigheid in de vormgeving werkt bij het nog niet heelemaal rijpe talent als het zijne on-getwijfeld als een zwakheid. Maar het doorge voerde in dit werk geeft blijk van inspiratie en ..dat het gesprek" in stippeltje, stippeltje eindigt EDUARD VERKADE op de viool, is logisch, ten opzichte van de aan vang. In ieder geval een zeer interessante ken nismaking, die om een herhaling vraagt. Dit seizoen is inderdaad rijk aan interessante kennismakingen. Er Worden tientallen jaren in gehaald. Dezer dagen zal ons de Rus Serge Prokofieff Worden voorgesteld; het krijgt iets van een overvloed ! Al i Khan. Deze Britsch-Indische zanger uit Baroda, die indertijd met een tweetal kameraden zich liet hooren, heeft dezer dagen hier wederom concerten gegeven. De mooie stem is Europeesch geschoold, d.w.z. het op zichzelf eigenaardige neus-geluid der oostersche zangers is in dit zingen geheel ver dwenen, het zingen heeft eenige verwantschap met dat der Italianen, alleen voelt men wanneer AH Khan Europeesche composities zingt, dat het sentiment dezer liederen hem anders ligt dan bij de Europeanen. Amarilli" van Caccini klinkt ons, zoo pathetisch-fatalistisch gezongen, evenals dat lied van Scarlatti, veel te zwaar. Grooter bekoring gaat er voor ons uit van de Hindoeliederen, die AH Khan zong, hoewel mij persoonlijk de Europeesche gebeleiding, geschreven op de manier van Brahms en andere Duitschers, niet bevredigt en ik vaak een tegenspraak voel tusschen de melodie en de op deze wijze gegeven lied-vorm. Doch hier, heeft AH Khan iets van een spontanere, meer volksch-ongeschoolde kunst gegeven, die ons even aan de oevers van de Ganges" bracht. CONSTANT VAN WESSEM TOEGEPASTE KUNST door O T T-O VAN TUSSENBROEK TENTOONSTELLING VAN BATIKS EN BEELDHOUW WERKEN. HAARLEM. In eigen atelier aan de Meester Lottelaan te Haarlem toont de schilder Georges Gussenhoven een aantal kleurige batiks en ook eenige schilderijen, welke nevens elkander gehangen zijn en de eerste indruk is dat beide uitingen eene goede eenheid vormen. Dit vindt zijn oorza.ak in het feit dat het schilderwerk opzettelijk decoratief gehouden is en evenals de bij het batikken gebezigde motieven een neiging inhouden naar breedheid van gebaar. Gussenhoven is iemand die jong, en dus zooals het den jongeren betaamt, er altijd op uit is om het nieuwe tegemoet te gaan en dit is zijn groote deugd, ook daar waar het kunnen nog niet evenredig is aan het bereikte resultaat. Want mér dan in de schilderijen is in de batiks een, wat ik zou willen noemen: te slappe teekening wel eens storend en juist valt dit te meer op Waar de lijnen van zijn schilderijen (in schematischen bouw, vlak en een voudig) als langs een lineaal getrokken zijn. Zoo kan er van het n op het ander eene nuttige wissel werking uitgaan en het is aan den exposant om deze zoo vruchtbaar mogelijk te doen zijn. Hij forceert zich niet en dat is in onzen tijd van opgeblazenheid en schijnkracht al heel wat. Zijn kleur is in krachtige contrasten opgezet, er zijn sjaals THB qilALITy CAR IMPOBTEUU J5TIRKELJR ALKMAAR waarop de kleurvlekken dwarrelen als de glaasjes in een kaleidoskoop. De motieven, verbrokkeld, zijn als in een moderne jazz gesyncopeerd, maar men zou ze als in een tango hier en daar Wat vloeiender wenschen. Niet te veel van het gebrokene" en wat meer van het gebondene", ziedaar waar het heen moet en vooral gaat er een tooneeldécoratcur in dezen durver en aanpakker schuil van niet geringe allure !.... Klein becldwerk is er tevens te bewonderen Waaronder allereerst Bolle's vliegende vogel" in brons aan de orde komt. Kantig, karakteristiek, vol leven en van alle zijden bezien even kranig, zóó gaf deze begaafde beminner van den schoonen vorm zijn klapwiekenden zeezwaluw weer in een vasten, naar de synthese neigende greep. Dan is er mooi werk van Jansen van Galen, maar het is alsof hij hangt tusschen de natuurwedergave en de styliseering der diergestalten. In een hertje komt ineens iets hoogers meespreken, iets als van hooger hand ingegeven plus loin de la terre et plus pres du del !".... Trapman is het type van den door het practicienschap heengeganen en tot kunstenaar uitgegroeiden vakman. Zijn Aap met Doods hoofd", een Java-aapje als een Hamlet met een schedel van een soortgenoot in den schoot, zit te peinzen en men kan maar niet begrijpen dat dit van denzelfden maker is als de beide wilde bees ten" die toch zoozeer alledaagsch van vormenspraak bleven. In het beeldje van een volksvrouw met omslagdoek toont Trapman te verstaan een goed gebruik der houtnerf te maken. Dan is er een prachtig aapje van Altorf en ten slotte een masker ' door Chabot, Wel fijn van expressie maar wat zwak en als massa niet geheel geslaagd. Samenvattend: eene aardige, zelfs aantrekke lijke tentoonstelling, waarvan mede de intimiteit bekoort. PRIJSVRAAG: WELK BOEK? De Nederlandsche Uitgeversbond, in samenWerking met de periodieke- en de dagbladpers, schrijft, een prijsvraag uit voor het Boek van Uw voorkeur". De gebruikelijke wekelijksche opgave van nieuw-verschenen Nederlandsche of in het Nederlandsch vertaalde werken volgt hier onder. HERMAN DE MAN, HET WASSENDE WATER. Gebonden / 4.50. Band-ontw. van J. van Krimpen en houtsnede-vignet van Dirk Nyland. Roman van dijkbreuk en angst over Holland. D. TH. JAARSMA, HET GELUKKIG JAAR. Gebonden ?3.90. Bandtcekening en houtsnede van Jac. Jongert. Een bock over jonge kinderen, over een jong gezin en over jonge ouders. FELIX HAGEMAN, OOM JERRY. Oorspron kelijke roman. Prijs ingenaaid ? I.?; Gebonden ? 1.50. De Schrijver voert den lezer aanvankelijk in de wereld der Amsterdamsche studentjes, waar Josephine van Laer haar best doet om zich een levenspositie te verwerven. Maar een simpel pakje aandeelen werpt eensklaps die edele voornemens overhoop en,,Jos" ziet zich geplaatst voor de noodzakelijkheid, een reis te ondernemen naar een geheimzinnigen oom, die het pover fortuintje van mevrouw Van Laer beheert. Jos wil haar mijn in Mexico zien. Oom Jerry gaat mede. Wat dan wel komen moet mijn oom" wordt mijn echtgenoot" ! BERNHARD KELLERMANN, EEN ZWERF TOCHT DOOR JAPAN, vertaald door Alice van Nahuys, met 41 illustraties,prijs ing. ? 4.65; Geb. ?5.90. Kellermann, die geruimen tijd in de groote steden, in dorpen en op het platte land van Japan heeft geleefd, beschrijft in dit boek al wat hij heeft gezien en beleefd gedurende dit verblijf. Hij vertelt ons van de mcnschen en hun zeden en gebruiken, hij beschrijft de godsdien stige en andere feesten, de tempels met hun oer-oude schatten aan kunstwerken, het Japan se hètooneel en de dansen en spelen der Japan ners. Hij neemt ons mee naar de kleurige, weme lende straten van Tokio en Yokohama; naar Kiobe, de tempulstad; naar Miyajima, het kleine visschersdorp. PAMELA WYNNE, DE HELD HARER DROOMEN, vert. door CHR. MORESCOBRANTS. gebonden ? 2.50, De avonturen van een aardig, vrij onnoozel meisje en hoe zij steeds door de held harer droomen" uit de benardste omstandigheden wordt gered.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl