De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 12 december pagina 16

12 december 1925 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

'16 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2531 SCHILDERKUNST-KRONIEK Lellvre Beige d gravures", par Ie Dr. M. FUNCK. Paris et Bruxelles, O. van Oest, 1925. Men kan een boek schrijven, dat een gids wil 'vijn voor den verzamelaar. Dit zal dan een luchtige, zlot geschreven handleiding moeten zijn, die onder houdend, liefst boeiend is en die tegelijk, vooral beknopt, zal aangeven de groote lijnen eener te vormen verzameling. Historische verbanden en ontwikkelingen zullen slechts summier mogen aangeduid zijn, immers men spreekt tot leeken en het gevaar dreigt, dat men hen spoedig ver veelt. Archivalische gegevens, vooral als ze talrijk zijn, zullen weinig gewaardeerd Worden en de lezer zal ongeduldig worden als hij telkens lange lijsten van literatuuropgave vindt. Indien men daarentegen een wetenschappelijk werk baoogt te schrijven, waarin de geschiedenis en de ontwikkeling eener kunst over een lange periode zal behandeld worden, dan moet de geschiedschrijver zich op dat wetenschappelijk standpunt stellen; hij behoort goed gedocumen teerd te zijn en op de hoogte der leidende literatuur. Zijne beoordeelingen moeten zooveel mogelijk objectief en vooral niet chauvinistisch getint zijn. De heer Funck nu heeft zich te kwader ure tot taak gesteld een boek te schrijven, dat aan dit tweeledige doel moet beantwoorden, want hij zegt in zijn voorrede den verzamelaar te willen leiden bij zijn aankoopen" en een geschiedenis te schrijven van het geïllustreerde boek in Belgi vóór 1800." Als gids voor den verzamelaar is dit boek ongetwijfeld te wijdloopig, er is te veel geschiedenis, te veel archiyalisch materiaal en te veel literatuur opgave; in n woord, als gidi is het niet populair genoeg. Maar als geschiedschrijving van het Belgische boek vóór 1800 is dr. F.'s werk volkomen misleidend. De auteur steunt bijna uitsluitend op verouderde literatuur. Den eminentsten schrijver over dit onderwerp, M. J. Friedlaender, schijnt hij niet te kennen en wat erger is, hij schijnt uit te gaan van den wensch om aan te toonen, dat Belgiëin de ontwikkeling der typographie en der boekversiering een eerste plaats inneemt. Dit zér gevaarlijke chauvinisme doet hem de fout begaan om van de vroege werken (vóór 1500) bijna alles voor Vlaamsen" te verklaren en om van de latere (gravures vooral) zeer middelmatige stukken als hooge kunst aan te prijzen. Hij glijdt over de glibberigste paden met een gemakkelijkheid die slechts naief is en hij kent daar geen vraag stukken, maar vertelt eenvoudig hoe het is. Zoo vindt men hier in het kort verhaald hoe en waar de boekdrukkunst is uitgevon den, men leest, dat de z.g. losse houtsneebladen en de blokboeken alle Viaamsch zijn : les premiers ouvrages xylographiques, auxquels on reconnj.lt généralement une origine flamande" ! Zijn overtuiging, die blijkbaar geheel steunt op verouderde schrijvers, schijnt zóó vast, dat hij argumenten voor zijn bewering niet eens noodig acht. De genoegelijke wijze van kifnstgeschiedschrijverij uit het midden der vorige eeuw,-waarin elk schilderij of iedere prent, die een primitief karakter had, werd genoemd school van Eyck", zien wij hier herleven. Zoo beschreef o. a. Renouvier in 1859 het Speculum" en Dr. F. in 1925 weet nog geen nadere bepaling van den stijl van deze blokboekprenten en citeert R's meening ! Het beeld, dat gegeven wordt van de illustraties der Zuid-Nederlandsche incunabelen is volkomen scheef. Deze werken,dieinhetgeheelgeen leidende plaats innamen, integendeel volkomen afhankelijk waren van de Hollandsche, worden beschreven als uitingen van de hoogste kunst, het schoonste, dat pp dit gebied werd gemaakt. Het schijnt den schrijver onbekend, dat vele (en juist de beste) hoütsneden, die in Vlaamsche incunabelen werden gebruikt, van Hollandsche afkomst zijn en dat zij daar in vroegere drukken reeds verschenen zijn. Ean enkele maal, als hij dit ontdekte, deelt hij het op eenigszins vreemde wijze mede; zoo prijst hij (h prenten in de Belial", gedrukt te Antwerpen in 1512 en laat dan in de kleine letter er onder Volgen : les fig. s. bois ont déja servi pour l'édition de Harlem, 1484" ! Waarom begon hij niet te zeggen, dat de zeer fraaie hoütsneden te Haarlem ontstonden ? Welwillend noemt de schrijver, na de Vlaamsche drukken uitvoerig beschreven en geprezen te hebben, ook ter loops eenige Hollandsche, Duitsche Fransche en Italiaansche, maar hij neemt door deze uitbreiding van zijn arbeidsveld inderdaad te veel hooi op zijn vork. Zoo verdwaalt hij op IKunstzaal VAN LIER naasi het Postkantoor ta Laren (N.-H.) ANTIQUITEITEN OOSTERSCHE KUNST SCHILDERIJEN NEGERPLASTIEK Dagelijks ook des Zondags geop'end het hem te zeer onbekende gebied der Hollandsche: hij geeft een Delftsche houtsnede als voorbeeld voor Zwolle, vertelt, dat Snellaert, te Delft, O. Leeu copieerde. In het zeer onvolledig overzicht van Hollandsche wiegedrukken treft wel het meest, dat de schrijver weer den besten illustrator, Jac. Cornelis, niet noemt. Het gevaar, dat er dreigt, wanneer men citaten uit andere auteurs overschrijft, zonder deze citaten in zich op te nemen, blijkt uit het feit, dat Dr. F. op pag. 117 zegt, dat Lucas v. Leyden geen boeken illustreerde, terwijl hij in zijn catalogus op p. 293 bij de Croniek van Holland vermeldt, dat er een 10-tal hoütsneden van Lucas v. Leyden in staan ! Bij de lijst der schoonste Duitsche incunabelen die hij geeft, ver geet hij de beste, de Lübecker Bijbel van 1494. De afbeeldingen, die de schrijxer geeft van Z. Nederl. illustraties zullen intusschen wel niemand overtuigen van de superioriteit dier werken. De eigenlijke bloei der boekdrukkers in Vlaan deren ligt in de 2e helft der 16e eeuw en groepeert ' zich om Plantijn en de heer F. wordt hier terecht zeer uitvoerig. Het beeld van den grootcn drukker en van zijn school wordt ons echter niet helder voor den geest gesteld; de scherpe lijnen ont breken en te veel details, van geenerlei gewicht, worden gegeven. Wat kunnen ons toch de namen van echtgenooten of schoonzonen, het aantal kinderen van drukkers of illustrators schelen ? ! Juist daar waar het onderwerp belangrijk gaat worden, is de auteur zeer beknopt en stelt hij onze ontwakende belangstelling teleur: Chap. IX, Les dits et privileges" moet ons verhalen van de inderdaad zeer interessante positie, die de Vlaam sche drukkers innamen in den strijd tegen de Reformatie en Dr. F. roert even een gewichtig onderwerp aan, als hij vermeldt, dat Filips II bij edict van 1562 het ambt van Prototypographe" of opperdrukker" instelde en daartoe Plantijn benoemde. De tijd, dat genieën in de oude schilder- of prentkunst onbekend zijn, is nu wel voorbij; hunne werken zijn in onzen tijd voldoende aan het licht gebracht. Het gaat nu echter niet aan, dat men in al te grooten ijver figuren, die terecht onbekend zijn, beschrijft en verheerlijkt. Dr. F. geeft voort durend blijken van de groote liefde, die hij heeft Voor de werken, die hij behandelt, maar wanneer zulke liefde niet tevens critisch blijft, wordt zij dweperij. De schrijver kan ons niet overtuigen van de belangrijkheid der vele graveurs, wier biografieën hij, liefst met namen hunner eegaas, uitvoerig geeft en c!ie hij hemelhoog prijst. Wie heeft met hem meegevoeld une motion d'art intense" bij het zien der gravures van de gebrs. Wierix ? En zouden wij ook evenals dr. F. de copieën, die zij maakten van Dürer's gravures houden Voor origineelcn, als wij niet op hunne signatures letten ? Wij Vonden het nauwelijks loonend om veel aandacht te schenken aan prenten van Philippe Gallc, maar Dr. F. verheerlijkt niet alleen den bescheiden kunstenaar, maar hij wijdt een geheel hoofdstuk aan ,,1'école de Phil. Galle". Wij moeten dan ook vasthouden aan de gevestigde opvatting, dat er vóór Rubens in Vlaanderen geene graveurs van groote beteekenis waren, eene opvatting, die hij zich vergeefs voornam te weerleggen. Meer dan de helft van het boek bestaat uit registers en het mag de vraag blijven of naast een bibliografischcn index de chronologische na elk hfdst. wel zin heeft. De schrijver had zich ook Wel eens de moeite kunnen geven boekentitcls nauwkeuriger over te schrijven; in de Hollandsche en Duitsche wemelt het van fouten. Wanneer wij ten slotte op p. 72 lezen, dat boeken tot 1500 gedrukt, incunabelen heeten, welk woord beteekent berceau" en wanneer wij achter de zeldzame werken de prijzen zien opgegeven, die zij in de laatste veilingen opbrachten, dan kunnen wij Dr. F.'s boek toch niet als wetenschappelijk werk aanvaarden en willen wij het maar blijven beschouwen als een soort van gids voor ver zamelaars ! M. J. S C H R E T L E N TWEE KALENDERS VOOR 1926. De kalendervan Leo Wsserbestaatuitvierbladen, in gekleurden druk. Het eerste blad, alsalle, iseen versiering in rood, geel en blauw, en vertoont een zwierige cirkeling van sluiervisschen etc. op een donkerblauwen grond; het tweede herhaalt deze kleur, maar op ijler manier; het derde blad, dat van den zomer tot naar den herfst toe, is dat der bloemen, fleurig en kleurig, der bloemen in het hart gekeken, met vlinders en bijen erover, met veel gelen, die 't licht seizoen beteekenen; terwijl het laatste blad een spin is, die in zijn net het jaar gaat inspinnen, en weinig-geziene distels de zij-randen vormen van de voorstelling. Deze kalender van Visser met zijn aangename phantaisie in kleur en voorstelling is het aardigst op het derde blad, waar hij in zijn uitbundigheid van kleuren en vormen het meest overeenkomstig Kunsthandel D 6. SANTEE LANDWEER ??*& Heerengracht 396 Amsterdam Perm. Tentoonstelling van Schilderijen en Prenten; zijn aard het minst hinderlijk zijn fouten toont, Het tweede blad vertoont de fouten der voordracht het sterkst; het gebrek aan overwogenheid, een gebrek aan bouw. Want hoe ijl zulke bouw op zulke kalender nog mocht zijn, hij moet toch. duidelijk zijn; er moet een geslotenheid zijn, en deze wordt niettegenstaande een symmetrie, aan de bovenzij geheel-en-al gemist. Het best gesloten van de vier is nog blad n. TOOROP-KALENDER (uitgave ABRAIIAMSON), Terwijl ge bij Visser een nauwelijks-beheerschte speelsche natuur op zijn kalender-bladen vindt herleefd, is de mensen in de straffe betooming van een stijl het onderwerp van Toorop's kalenderbladen. Het spreekt van zelf, dat ieder blad bij Toorop een bepaalde geslotenheid vertoont en het spreekt eveneens van zelf, dat naar Toorop's aard de mensen zoodanig is gegeven, dat het lichaam werd tot een symbool van den geest. Het grootst vindt ge dat alles in den Oosterschen kop (in profiel) met het gesloten oog, en die de studie is voor het Driekoningenraam in de St, Jacobskerk (den Haag). Hier is diepte van innerlijk vereend met felle spanning van een straffen bouw, die zeer eenvoudig is. Op twee bladen vindt ge dan de harpspelende voor de zee, begeleid door n figuur, de vrouw altijd met de oogen toe, de man altijd hartstochtelijk, maar op het later blad meer verstild. Deze voorstelling is er n, door Toorop dikwijls herhaald, en zij vertoont, gaande op innerlijken maat, een paar vereend en steeds zich bewegend vóór de zee (Toorop's werk een zeer eigen element). Eén andere belangrijke teekening is die met de twee geknielden op den voorgrond, en daarachter gaand de Christus over een brug, de kruisdragende Christus. Hier treft opnieuw het drama in de figuren, vooraan,, die het andere groote drama beleven, of opnieuw als levend zien. Dit alles tesaam maakt Toorop's kalender, die voor de derde maal nieuw verschijnt, weer tot een te waardeeren bezit; altijd vertoonen de bladen ervan toch eigenschappen, die niet om niet Toorop's naam zoo'n edelen klank gegeven hebben, en die dien naam onaantastbaar maken.. A. PLASSCHAERT H B d e r l. Munt Holland» bomt o tO cents «/0a*i> Het Rijtuig Voor het rijtuig Van de dame Gaan de hoeven Van het paardje, En de hoeven Van het paardje Zeggen -. klap klip Klap klip klap klip. Altijd verder Door den regen Langs de glimmend Natte straten; Haast onhoorbaar Gaan de wielen, Onverschillig Kijkt de dame, Altijd verder Rolt het rijtuig; En de hoeven Van het paardje Zeggen: klap klip Klap klip klap klip. J. VAN TOOREN OL.OO _ TABAK. ^ &N

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl