Historisch Archief 1877-1940
Mo. 2531
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19
DE KELDER IN DE RUE LEPIG
door A N T. C. VREUGDE.
Angst?".... vroeg de man en hij grijnsde
spottend, angst daar zal ik jelui eens Wat
van vertellen."
Een jaar of wat terug, toen was ik"
midden in den zin brak hij af en begon langzaam
zijn pijp te stoppen. Hij keek ons een voor een
aan, in zijn oog flikkerde iets boosaardigs.
Hij was een zonderling heerschap.
Ik zat met eenige kennissen om een der vele
tafeltjes van het Paviljoen, toen hij op den
eenigen onbezetten stoel ging zitten, zonder
te vragen of deze vrij was. Niemand onzer had
hem van te voren ooit gezien.
Zijn gelaat was buitengewoon lang en smal,
clean shaven. Zijn schedel was met de tondeuse
van allen haargroei ontdaan. Een lange dunne
neus scheen,als de steel van een hamer,gewrongen
te zijn in het smalle lage voorhoofd, waaronder
een paar spleetachtige oogen je stekend aanzagen.
De linkerkant van zijn gelaat was heelemaal
scheef gezakt en de zonderlinge lijnen van dit
gelaat waren scherp en diep, als gesneden met
de vaste hand van een beeldhouwer. Zijn gestalte
was kort en gedrongen, doch hij had fijne slanke
handen met spitse vingers die nerveus bewogen.
Zijn leeftijd was op geen 10 jaar te schatten.
De man had zitten luisteren naar ons gesprek
en mengde zich ongevraagd in onze discussie.
Ik bedwong een scherp antwoord, weerhouden
door iets Wat ik onmogelijk onder woorden zou
kunnen brengen.
Zijn pijp brandde nu, doch hij bleef ons zwijgend
aanzien, met vreemden strakken blik.
Door hetzelfde ondefinieerbare gevoel gedreven,
kon ik thans niet nalaten iets te zeggen.
Wat bedoelde U zooeven?" vroeg ik zonder
eigenlijke belangstelling.
Hij dronk zijn kopje leeg, moppelde iets
onverstaanbaars en glimlachte vaag.
Heeft U wel eens gesproken met iemand,
een levend warmbloedig mensch, die al 300 jaar
dood was?" informeerde'hij. Hij lachte nu positief,
een harde, onaangename lach.
Ik schudde omsteld van neen.
Kijk begon hij zonder eenigen overgang,
vroeger, heb ik jarenlang in Parijs gewoond en
daar heb ik eens iets heel zonderlings beleefd;
wat ik toen gevoeld heb, was duizend maal erger
dan angst."
Kent U la butte Montmartre?"
Ik knikte geïnteresseerd nu.
!k dineerde 's avonds vaak op de Place de
Clichy; als ik daarmee klaar was, en het was een
warme zomeravond, dan ging ik meermalen door
de rue Lepic naar la butte Montmartre, waar je
zoo'n wonderlijk gezicht op Parijs hebt.
De rue Lepic, zooals U weet, is een smalle krom
me straat, waar de oude vale huizen grillig tegen
elkaar leunen en waarover nog de atmosfeer hangt
van het oude Parijs, verloren in een ver verleden.
Oude herinneringen schenen daar af te dalen
van de verweerde gevels en met fluisterstemmen
te getuigen van vergane geslachten.
Een dier huizen oefende op mij een
eigenaardigen invloed uit. Een verklaring kon ik daarvoor
niet vinden, maar telkens als ik er voorbij wandelde
onderging ik een vreemde gewaarwording, ik voelde
iets als een onzichtbare hypnose, ge ruime n tijd
bleef ik staan op dezelfde plek, vlak voor het huis
en staarde naar den zonderlingen gevel, welke
eenigszins voorover helde.
Het huis was breed en laag, met slechts n
verdieping, waarop een plat dak rustte.
De vensters sprongen zeker een halven meter
naar binnen, lang en smal hingen zij in de spon
ningen, zonder eenig spoor van glas, zware ijzeren
staven verijdelden iedere poging zich doorgang
te verschaffen. Aan den binnenkant sloten
vervelooze luiken alle onbescheiden blikken buiten.
Een eikenhouten deur van gothischen vorm
was de eenig-waameembare toegang tot het huis.
Zij was beslagen met ijzeren banden, die dik en
zwaar leken, in het midden hing nog een massief
bronzen klopper, vlak onder een getralied kijkgat.
Alle houtwerk was verveloos en de zandsteenen
blokken, waaruit het huis grootendeels was
opgetrokken, waren zwart en groenig uitgeslagen,
hier en daar schuierde de steen af, zoodat de oor
spronkelijke roomgcle kleur weer zichtbaar werd.
Het was minstens 4 a 500 jaar oud, doch ik
kon m.ci geen mogelijkheid «fbsi-n waartoe het
Het oude Hollandsche schilderij van een bekend meester
en in goeden staat
IS DE BESTE BELEGGING.
De grootste en uitgebreidste collectie in persoonlijk bezit
HUYS VAN JOHAN DE WITT"
KNEUTERDIJK 6 - DEN HAAG DORUS HERMSEN
vroeger gediend kon hebben; dat het thans niet
meer bewoond werd, leek mij vrij zeker; het
geheel kon wel een of ander gesticht geweest zijn,
een tuchthuis of iets dergelijks.
In ieder geval maakte het een buitengewoon
somberen indruk, daarbij scheen van het huis
iets uit te gaan, dat in zijn zwijgen
onzeggelijkangstig was.
lederen avond, als ik voor dat huis stond,
voelde ik een zelfden onzekeren drang over mij
komen, een onverklaarbare rustelooze stemming;
wat ik eigenlijk verwachtte weet ik niet, maar een
onweerstaanbare begeerte om in dat huis te komen,
maakte zich van mij meester, eerst onbewust,
en onbegrepen, daarna volkomen bewust en met
geheel mijn wil.
Deze drang groeide langzamerhand tot een
obsessie, waaraan ik niet meer ontkomen kon en
het eigenaardige was, dat ik er geen enkele aanne
melijke reden voor te bedenken wist.
Reeds had ik bij dezen en genen in de straat
geïnformeerd wat het voor een huis was, maar
niemand kon er mij iets van vertellen, niemand
had er ooit eenig mensch in zien gaan, of er uit
zien komen en zelfs de eigenares van een
bianchisserie in de rue Lepic, die er reeds dertig jaar
woonde, kon niet meer vertellen, dan dat het
gebouw aan de stad Parijs behooren moest,
en dat het vroeger zooiets als een hulp-gevangenis
geweest was, maar waar het tegenwoordig voor
diende en of het nog in gebruik was, wist zij even
min als de anderen.
De gedachte aan dat sombere gebouw verliet
mij thans geen oogenblik meer, noch op den dag,
noch des nachts, want zelfs in den droom liet mijn
zinnelooze begeerte mij geen rust. Het was alsof
duistere machten mijn wil opstuwden tot een daad.
die niets anders clan een ongeloofelijke krank
zinnigheid was.
Toen ik op zekeren avond wederom het zonder
linge gebouw stond aan te staren, voelde ik
plotseling mijn besluit genomen. Op dat oogen
blik zou geen macht ter wereld in staat geweest
zijn de uitvoering hiervan anders dan met geweld
te beletten.
Ik gevoelde aanstonds een aanmerkelijke ver
lichting. Het Was alsof een groote last van mij
was afgenomen.
Peinzend klom ik langs de rue Calvairu naar
boven en zette mij als naar gewoonte in het gras.
Over den heuvel blies de zomerwind zijn lauwen
adem en de Basiliek du SacréCoeur geleek in
den valen avondscherner de schepping van een
droom. Parijs scheen uit de diepte tot mij op te
stijgen met zijn millioenen lichten, opglorend in
den steeds donkerder wordenden hemel, Waar
de eindelooze sterren begonnen te gloeien Het
groote zoeklicht van den Eifeltoren schoot reeds
door de luchten als een bliksemflits.
Het was een bijzonder ?.woele avond. Hoe lang ik
zoo bleef zitten weet ik niet meer. Ik herinner mij
echter, dat ik na geruimen tijd de eenige was, die
zich op den heuvel bevond.
Nooit heb ik geweten, of hetgeen toen gebeurde
werkelijkheid geweest is of droom. Het is best
mogelijk, dat ik door de warmte overmand in
slaap gevallen ben en alles gedroomd heb.
Hoe het ook zij, op een gegeven oogenblik zag
ik een vage schim naar mij toekomen.
Zij had de uiterlijke vorm van een man, gehuld
in een wijde lange cape, op het hoofd een groote
breede flambard, het gelaat had een onbestemden,
niet te omschrijven vorm, de oogen gloeiden in
het donker als die van een kat. Het geheel maakte
een onwezenlijken indruk, het had iets
bovenmenschelijks over zich, zonder nochtans te gelijken
op de beschrijvingen van geesten en spoken,
zooals ik die meermalen had gelezen en waaraan
ik niet geloofde.
Het wezen kwam langzaam naar mij toe en
zette zich met een korten groet vlak vóór mij
neder, keek mij geruimen tijd aan en begon toen
te spreken met een duidelijke, doch eenigszins
eentonige, matte stem als die van een slaap
wandelaar:
U zult vannacht daarginds zien binnen te
komen?" ik knikte, tot mijn eigen verbazing het
heel natuurlijk vindend, dat de man dit wist.
Het wezen vervolgde: Luister goed, want ik
heb slechts korten tijd de beschikking over dit
lichaam. Ik ben het bewustzijn van den markies
de Marillac, dat zich voor een oogenblik meester
heeft kunnen maken van dit lichaam.
Mijn eigen lichaam bevindt zich in het huis,
dat gij vannacht betreden wilt. Naar dat huis
werden eertijds de Staatsgevangenen heenge
bracht, die gefolterd moesten worden.
Mijn lichaam is daar in 1634 heengebracht,
doch is er niet van teruggekeerd ! Wanneer gij'
in den kelder zijt, dan zult gij in den linkerhoek,
tusschen den Hen en 15en steen van onderen af
een verhevenheid voelen. Druk daarop en in den
muur van den kelder zult gij een geheimen toegang
vinden tot een anderen kelder, welke aan niemand
bekend is. In dien kelder zult gij verscheidene
lichamen terugvinden, welke door Dr. Trochy,
den gevangenisdokter, voor zijn experimenten
gebruikt werden.
Het eerste lichaam rechts van den ingang is
het mijne. Dr. Trochy heeft het door hypnose
in een toestand gebracht, die uiterlijk in geen enkel
opzicht verschilt van den dood, alle levensprocessen
zijn gestremd, doch het leven zelf is niet gedood
en daar hij plotseling gestorven is zonder mij van
zijnhypnose te bevrijden, of zijn geheim aan anderen
te openbaren, is mijn lichaam gedurende drie
eeuwen bijna, in dien toestand gebleven, zonder te
kunnen sterven."
Het wezen had opgehouden te spreken. Hoewel
ik aanvankelijk geen vrees voelde, groeide thans
een wilde angst in mij, ik trachtte op te staan
om weg te rennen, doch als verlamd weigerden
mijn ledematen hun dienst.
De man, of Wat het wezen anders zijn mocht,
ging voort:
Ik smeek (,!, help mij, tracht mij te bevrijden
van die eeuwenlange slavernij, tracht mij te wekken
uit dien doodslaap."
Ik kan mijzelf niet bevrijden met behulp van
dit lichaam, omdat alleen het bewustzijn van een
ander daartoe in staat is.
Ik smeek U, red mij, red mij toch l Ik heb dit
in den loop der tijden zoo vaak reeds moe ten vragen,
maar niemand had vertrouwen in mijn woorden,
allen geloofden aan een koortsachtige fantasie
of een krankzinnigen droom. Reeds lang heb
ik IJ gevolgd, om U ik.... wat.... eh.... "
Plotseling stootte het wezen ongearticuleerde
geluiden uit, stond op, wreef zich met de handen
over 't voorhoofd, keek verdwaasd rond en rende
als bezeten den heuvel af.
Staroogend volgde ik de schim tot zij om den
St. Pieter was verdwenen. Versufd en verslagen
door dit ongeloofelijk gebeuren, bleef ik geruimen
tijd in dezelfde houding zitten. Eindelijk echter
drong de krankzinnigheid dezer hallucinatie tot
mij door.
(Slot volgt.)
TUHSFOIIT Mi J l L LU l",
Weasperzijde 94, AMSTERDAM
Telefoon 51271. Tel.-Adres Transport'
VERHUIZINGEN, ook per gesloten
autoverhuiswagene met aanhangwagen. Binnen
een rayon van 8O Km. bespaart men
Hotelkosten.
BEHANGERIJ en STOFFEERDERIJ
Machinale Stofreiniging.
Bewaarplaatsen voor Inboedel*