De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 12 december pagina 19

12 december 1925 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

Mo. 2531 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 DE KELDER IN DE RUE LEPIG door A N T. C. VREUGDE. Angst?".... vroeg de man en hij grijnsde spottend, angst daar zal ik jelui eens Wat van vertellen." Een jaar of wat terug, toen was ik" midden in den zin brak hij af en begon langzaam zijn pijp te stoppen. Hij keek ons een voor een aan, in zijn oog flikkerde iets boosaardigs. Hij was een zonderling heerschap. Ik zat met eenige kennissen om een der vele tafeltjes van het Paviljoen, toen hij op den eenigen onbezetten stoel ging zitten, zonder te vragen of deze vrij was. Niemand onzer had hem van te voren ooit gezien. Zijn gelaat was buitengewoon lang en smal, clean shaven. Zijn schedel was met de tondeuse van allen haargroei ontdaan. Een lange dunne neus scheen,als de steel van een hamer,gewrongen te zijn in het smalle lage voorhoofd, waaronder een paar spleetachtige oogen je stekend aanzagen. De linkerkant van zijn gelaat was heelemaal scheef gezakt en de zonderlinge lijnen van dit gelaat waren scherp en diep, als gesneden met de vaste hand van een beeldhouwer. Zijn gestalte was kort en gedrongen, doch hij had fijne slanke handen met spitse vingers die nerveus bewogen. Zijn leeftijd was op geen 10 jaar te schatten. De man had zitten luisteren naar ons gesprek en mengde zich ongevraagd in onze discussie. Ik bedwong een scherp antwoord, weerhouden door iets Wat ik onmogelijk onder woorden zou kunnen brengen. Zijn pijp brandde nu, doch hij bleef ons zwijgend aanzien, met vreemden strakken blik. Door hetzelfde ondefinieerbare gevoel gedreven, kon ik thans niet nalaten iets te zeggen. Wat bedoelde U zooeven?" vroeg ik zonder eigenlijke belangstelling. Hij dronk zijn kopje leeg, moppelde iets onverstaanbaars en glimlachte vaag. Heeft U wel eens gesproken met iemand, een levend warmbloedig mensch, die al 300 jaar dood was?" informeerde'hij. Hij lachte nu positief, een harde, onaangename lach. Ik schudde omsteld van neen. Kijk begon hij zonder eenigen overgang, vroeger, heb ik jarenlang in Parijs gewoond en daar heb ik eens iets heel zonderlings beleefd; wat ik toen gevoeld heb, was duizend maal erger dan angst." Kent U la butte Montmartre?" Ik knikte geïnteresseerd nu. !k dineerde 's avonds vaak op de Place de Clichy; als ik daarmee klaar was, en het was een warme zomeravond, dan ging ik meermalen door de rue Lepic naar la butte Montmartre, waar je zoo'n wonderlijk gezicht op Parijs hebt. De rue Lepic, zooals U weet, is een smalle krom me straat, waar de oude vale huizen grillig tegen elkaar leunen en waarover nog de atmosfeer hangt van het oude Parijs, verloren in een ver verleden. Oude herinneringen schenen daar af te dalen van de verweerde gevels en met fluisterstemmen te getuigen van vergane geslachten. Een dier huizen oefende op mij een eigenaardigen invloed uit. Een verklaring kon ik daarvoor niet vinden, maar telkens als ik er voorbij wandelde onderging ik een vreemde gewaarwording, ik voelde iets als een onzichtbare hypnose, ge ruime n tijd bleef ik staan op dezelfde plek, vlak voor het huis en staarde naar den zonderlingen gevel, welke eenigszins voorover helde. Het huis was breed en laag, met slechts n verdieping, waarop een plat dak rustte. De vensters sprongen zeker een halven meter naar binnen, lang en smal hingen zij in de spon ningen, zonder eenig spoor van glas, zware ijzeren staven verijdelden iedere poging zich doorgang te verschaffen. Aan den binnenkant sloten vervelooze luiken alle onbescheiden blikken buiten. Een eikenhouten deur van gothischen vorm was de eenig-waameembare toegang tot het huis. Zij was beslagen met ijzeren banden, die dik en zwaar leken, in het midden hing nog een massief bronzen klopper, vlak onder een getralied kijkgat. Alle houtwerk was verveloos en de zandsteenen blokken, waaruit het huis grootendeels was opgetrokken, waren zwart en groenig uitgeslagen, hier en daar schuierde de steen af, zoodat de oor spronkelijke roomgcle kleur weer zichtbaar werd. Het was minstens 4 a 500 jaar oud, doch ik kon m.ci geen mogelijkheid «fbsi-n waartoe het Het oude Hollandsche schilderij van een bekend meester en in goeden staat IS DE BESTE BELEGGING. De grootste en uitgebreidste collectie in persoonlijk bezit HUYS VAN JOHAN DE WITT" KNEUTERDIJK 6 - DEN HAAG DORUS HERMSEN vroeger gediend kon hebben; dat het thans niet meer bewoond werd, leek mij vrij zeker; het geheel kon wel een of ander gesticht geweest zijn, een tuchthuis of iets dergelijks. In ieder geval maakte het een buitengewoon somberen indruk, daarbij scheen van het huis iets uit te gaan, dat in zijn zwijgen onzeggelijkangstig was. lederen avond, als ik voor dat huis stond, voelde ik een zelfden onzekeren drang over mij komen, een onverklaarbare rustelooze stemming; wat ik eigenlijk verwachtte weet ik niet, maar een onweerstaanbare begeerte om in dat huis te komen, maakte zich van mij meester, eerst onbewust, en onbegrepen, daarna volkomen bewust en met geheel mijn wil. Deze drang groeide langzamerhand tot een obsessie, waaraan ik niet meer ontkomen kon en het eigenaardige was, dat ik er geen enkele aanne melijke reden voor te bedenken wist. Reeds had ik bij dezen en genen in de straat geïnformeerd wat het voor een huis was, maar niemand kon er mij iets van vertellen, niemand had er ooit eenig mensch in zien gaan, of er uit zien komen en zelfs de eigenares van een bianchisserie in de rue Lepic, die er reeds dertig jaar woonde, kon niet meer vertellen, dan dat het gebouw aan de stad Parijs behooren moest, en dat het vroeger zooiets als een hulp-gevangenis geweest was, maar waar het tegenwoordig voor diende en of het nog in gebruik was, wist zij even min als de anderen. De gedachte aan dat sombere gebouw verliet mij thans geen oogenblik meer, noch op den dag, noch des nachts, want zelfs in den droom liet mijn zinnelooze begeerte mij geen rust. Het was alsof duistere machten mijn wil opstuwden tot een daad. die niets anders clan een ongeloofelijke krank zinnigheid was. Toen ik op zekeren avond wederom het zonder linge gebouw stond aan te staren, voelde ik plotseling mijn besluit genomen. Op dat oogen blik zou geen macht ter wereld in staat geweest zijn de uitvoering hiervan anders dan met geweld te beletten. Ik gevoelde aanstonds een aanmerkelijke ver lichting. Het Was alsof een groote last van mij was afgenomen. Peinzend klom ik langs de rue Calvairu naar boven en zette mij als naar gewoonte in het gras. Over den heuvel blies de zomerwind zijn lauwen adem en de Basiliek du SacréCoeur geleek in den valen avondscherner de schepping van een droom. Parijs scheen uit de diepte tot mij op te stijgen met zijn millioenen lichten, opglorend in den steeds donkerder wordenden hemel, Waar de eindelooze sterren begonnen te gloeien Het groote zoeklicht van den Eifeltoren schoot reeds door de luchten als een bliksemflits. Het was een bijzonder ?.woele avond. Hoe lang ik zoo bleef zitten weet ik niet meer. Ik herinner mij echter, dat ik na geruimen tijd de eenige was, die zich op den heuvel bevond. Nooit heb ik geweten, of hetgeen toen gebeurde werkelijkheid geweest is of droom. Het is best mogelijk, dat ik door de warmte overmand in slaap gevallen ben en alles gedroomd heb. Hoe het ook zij, op een gegeven oogenblik zag ik een vage schim naar mij toekomen. Zij had de uiterlijke vorm van een man, gehuld in een wijde lange cape, op het hoofd een groote breede flambard, het gelaat had een onbestemden, niet te omschrijven vorm, de oogen gloeiden in het donker als die van een kat. Het geheel maakte een onwezenlijken indruk, het had iets bovenmenschelijks over zich, zonder nochtans te gelijken op de beschrijvingen van geesten en spoken, zooals ik die meermalen had gelezen en waaraan ik niet geloofde. Het wezen kwam langzaam naar mij toe en zette zich met een korten groet vlak vóór mij neder, keek mij geruimen tijd aan en begon toen te spreken met een duidelijke, doch eenigszins eentonige, matte stem als die van een slaap wandelaar: U zult vannacht daarginds zien binnen te komen?" ik knikte, tot mijn eigen verbazing het heel natuurlijk vindend, dat de man dit wist. Het wezen vervolgde: Luister goed, want ik heb slechts korten tijd de beschikking over dit lichaam. Ik ben het bewustzijn van den markies de Marillac, dat zich voor een oogenblik meester heeft kunnen maken van dit lichaam. Mijn eigen lichaam bevindt zich in het huis, dat gij vannacht betreden wilt. Naar dat huis werden eertijds de Staatsgevangenen heenge bracht, die gefolterd moesten worden. Mijn lichaam is daar in 1634 heengebracht, doch is er niet van teruggekeerd ! Wanneer gij' in den kelder zijt, dan zult gij in den linkerhoek, tusschen den Hen en 15en steen van onderen af een verhevenheid voelen. Druk daarop en in den muur van den kelder zult gij een geheimen toegang vinden tot een anderen kelder, welke aan niemand bekend is. In dien kelder zult gij verscheidene lichamen terugvinden, welke door Dr. Trochy, den gevangenisdokter, voor zijn experimenten gebruikt werden. Het eerste lichaam rechts van den ingang is het mijne. Dr. Trochy heeft het door hypnose in een toestand gebracht, die uiterlijk in geen enkel opzicht verschilt van den dood, alle levensprocessen zijn gestremd, doch het leven zelf is niet gedood en daar hij plotseling gestorven is zonder mij van zijnhypnose te bevrijden, of zijn geheim aan anderen te openbaren, is mijn lichaam gedurende drie eeuwen bijna, in dien toestand gebleven, zonder te kunnen sterven." Het wezen had opgehouden te spreken. Hoewel ik aanvankelijk geen vrees voelde, groeide thans een wilde angst in mij, ik trachtte op te staan om weg te rennen, doch als verlamd weigerden mijn ledematen hun dienst. De man, of Wat het wezen anders zijn mocht, ging voort: Ik smeek (,!, help mij, tracht mij te bevrijden van die eeuwenlange slavernij, tracht mij te wekken uit dien doodslaap." Ik kan mijzelf niet bevrijden met behulp van dit lichaam, omdat alleen het bewustzijn van een ander daartoe in staat is. Ik smeek U, red mij, red mij toch l Ik heb dit in den loop der tijden zoo vaak reeds moe ten vragen, maar niemand had vertrouwen in mijn woorden, allen geloofden aan een koortsachtige fantasie of een krankzinnigen droom. Reeds lang heb ik IJ gevolgd, om U ik.... wat.... eh.... " Plotseling stootte het wezen ongearticuleerde geluiden uit, stond op, wreef zich met de handen over 't voorhoofd, keek verdwaasd rond en rende als bezeten den heuvel af. Staroogend volgde ik de schim tot zij om den St. Pieter was verdwenen. Versufd en verslagen door dit ongeloofelijk gebeuren, bleef ik geruimen tijd in dezelfde houding zitten. Eindelijk echter drong de krankzinnigheid dezer hallucinatie tot mij door. (Slot volgt.) TUHSFOIIT Mi J l L LU l", Weasperzijde 94, AMSTERDAM Telefoon 51271. Tel.-Adres Transport' VERHUIZINGEN, ook per gesloten autoverhuiswagene met aanhangwagen. Binnen een rayon van 8O Km. bespaart men Hotelkosten. BEHANGERIJ en STOFFEERDERIJ Machinale Stofreiniging. Bewaarplaatsen voor Inboedel*

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl