Historisch Archief 1877-1940
No. 2532
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
13
VEREENIGD TOONEEL. L. L. L., door
A. Defresne.
Ge moet dan weten, lezer al pleit dit niet
voor mijn litteraire kennis dat ik Lord
Lister" nauwelijks van hooren-zeggen kende en
opschrok toen ik, op weg naar den Stadsschouw
burg en van zijn banketletters alreeds duister
vervuld, een mede-reiziger uit het portier-raampje
hoorde roepen: Mij een Lord Lister!" Nog
in twijfel of het een sigaar, een versnapering of
wat-ook kon zijn, viel mijn journalistiek plichts
besef ijlings met de tweede stem in: Mij ook een
Lord Lister!" Zoo kwam ik, terwijl de trein
zich weder in beweging zette, in het bezit van
mijn eerste aflevering Lord Lister, genaamd
Raffles, de groote Onbekende", waarvan het
omslag: twee met alle kleuren van den regenboog
beloopen boksers, mijn aanzien niet verhoogde,
maar dat mij daar tegenover een doosje Buffalog
Bill-sigaretten beloofde indien ik het zuinig be
waarde en met nog negenentwintig soortgelijke
exemplaren inleverde bij den boek- en kunst
handel, uitgever van het blad. Ik begon te lezen,
op de wijze zooals mijn beroep mij dit allengs
had geleerd, merkte een drukfout op, een onwaar
schijnlijkheid, en een zin, die niet met den
vóórgaanden klopte, maar vóór ik twee kolom verder
?was, zat ik alreeds critisch boven-de-wolken,
verslond Lord Lister, aflevering 612, met huid
en haar, had nog slechts n gedachte: welk een
leegte, als dit aanstonds afbreekt en ik minstens
een volle week zal moeten wachten....
In deze stemming, die m.i. de moeite waard
is gememoreerd te worden, betrad ik ditmaal
den Stadsschouwburg.... En ziet.... niets
bleek verloren, alles vond ik er terug.... En
meer !
Want het programma-bijschrift lijfde al dadelijk
mijn adellijken reisgezel in bij de klassieken:
Reinaert, Thijl Uylensphiegel, Robert en Bertram,
en het eerste bedrijf der geduchte L's" bracht
mij weder geheel op litterairen bodem. Een
bedrijf, voortreffelijk niet alleen in zijn uitzonder
lijk genre, doch bovendien van den critischen
martelstoel af bekeken: oorspronkelijke
letterkundigdramatische kunst, zooals er in ons land geen
betere gevonden wordt. Een tinteling van dich
terlijke invallen, een rijke beeldspraak. Of
meent men, dat het niet van dichterlijke visie
getuigt, wanneer een schrijver omtrent een jongen
man, op het punt zich in de Theems te verdrinken,
maar wei-wetend dat hij er niet over denkt
zulks te doen, aanteekent hoe hij daar op de
brugleuning zat gelijk een ruiter te paard"?
en zich dan voorstelt hoe deze jongeman, in geval
hij er onverhoopt afviel, na eenige dagen zou
"worden opgevischt als een onbestemd en kledderig
iets, met hier en daar een knoop." Voor dit
knoopen-vizioen geef ik menig dichter-firmament
cadeau !
In het tweede bedrijf, dat ook als compositie
minder sterk bleek, de trucs al doorzichtiger,
kwamen deze litteraire vreugden niet meer zoo
talrijk voor, toch was er nog wel wat in de vlucht
te vangen en sloot het met een reddenden greep.
Het derde had de qualiteit, dat een door het
geheele stuk energiek voorbereide gewelddaad,
op een onverwacht oogenblik in alle schuchterheid
zijn beslag kreeg, doch bewees ook voor het overige
hoe, na een mooien inzet, het schrijven van een
tooneelstuk hoe langer hoe moeilijker wordt, te
meer waar de actie steedsgespannen moet blijven.
Als detective"-stuk, dat louterop die spanning"
leeft, kennen wij er vele, die straffer en boeiender
zijn, maar ik geloof niet dat deze
Lord-ListerLegende" nu juist als zoodanig geprezen wil zijn.
De verdiensten van dit zenuwachtig blijspel"
liggen daarnaast, in den dialoog en in een zeker
levensgevoel, dat zich in Defresne's tooneelwerk
tot dusver op een eenigszins hulpelooze en verwarde
wijze uitspreekt, maar dat toch altijd in de kiem
aanwezig blijkt. Tusschen Lord Lister, den
magistralen verdelger van onrechtmatig kapitaal,
wiens knarsetandend geweten hem koud stelt
tegenover de heilige middelen als moord en dief
stal, welke leiden tot dit rechtvaardig doel, en
den olie-magnaat Hardstone, zijn prooi en tegen
stander, verrees hier de ontroerende tegenstelling
van den armen gevoelsmensch, Charley", Lister's
werktuig, die zich moet oefenen" eer hij het er
toe brengt met zijn oogen dicht en watten in zijn
ooren een vlieg te dooden. Een nederig mensch,
bestemd aan zijn verbeelding duizend dooden
.te sterven. Loopt niet de scheidslijn door al de
eeuwen heen tusschen: de mannen van de daad,
die over lijken gaan, en de droomers, die geen bloed
kunnen zien, tusschen de realiteit en de fantasie,
tusschen Fortinbras en Hamlet? En wat den
eeuwigen apprenti" dan weer bijna tot een
held maakt op zijn wijze, dat zien wij ook hier
in den aandoenlijken moed, waarmede Charley's
dichterziel zich, na eiken nederlaag tegen het
onverbiddelijk verstand, weder aangrijpt, in het
besef van zijn eigen minderwaardigheid, in het
besef van zijn eenzame schuld aan al het ver
zuimde, verwarde en mislukte dezer aarde.
In Cees Laseur vond Defresne den
tooneelspeler, die dezen, aan Den man die de klappen
krijgt" verwanten, beminnelijken mensch ver
mocht uit te beelden, een werkelijke creatie".
Het romantisch luizenbelletje zijner keuze (Fanny)
mocht zijn loon zijn, schoon wij moeite hadden te
begrijpen waarom dit East-End product, in wier
hart de schrijver de onvergankelijke vrouwenliefde
voor den onbereikbaren held (Lord Lister) heeft
gelegd, het gansche tweede bedrijf in haar ne
orchidee"-houding moest blijven ;hoe verrukkelijk
deze in haar eigen oogen ook mocht zijn, en hoe
beperkt haar middelen in de nieuwe weelde waar
schijnlijk waren. Doch ongetwijfeld spande zij
(de Romantiek" a outrance) bij Charley, den
Visionnair", onder de verstandige leiding van
hun beider vriend: Lord Lister. Deze oplossing
is aardig, omdat zij, bij allen onzin, zuiver blijft
in het logisch verband.
Willy Haak had aan dit meisje, een zusje uit
de Woonschuit", tevens een herinnering aan
Hauptmann's Ratten", een zeer moeilijke op
gave, waarvoor zij, verdienstelijk bij momenten,
mij niet geheel berekend scheen.
De vlakkere rollen van Lord Lister en den beurs
speculant waren in handen van Dirk Verbeek
en La Chapelle. Verbeek was het best in I, daar
kwamen de eigenschappen, die hij ook uiterlijk
voor de rol meebrengt tot haar recht; zij zou
echter veel meer autoriteit en ook meer fantaisie
vereischen om vervuld" te mogen heeten. La
Chapelle, van wien op zijn terrein hetzelfde gezegd
kan worden, haalde in III knap op. De regie
van den auteur had van het geheel een levendige,
gedistingeerde vertooning weten te maken, die
zoowel het Vereenigd Tooneel" als den Stations
boekhandel ten goede zal komen.
HET NIEUWE NEDERLANDSCHE TOONEEL.
Lottelene, door Leo Lenz.
In een dagblad mochten wij dezer dagen lezen,
dat men in Duitschland doende is de
tooneelcritiek af te schaffen. Het psychologisch moment
schijnt mij juist te zijn gekozen : een groot theater
publiek waarborgt thans, in zijn verbijsterend
diverse lagen, een geestdriftige ontvangst aan de
verscheidendste idealen, en wie zou de roepende
willen wezen in deze fortuinlijke woestijn.
Het jongste succèsstuk van den auteur Leo Lenz
trots de poederpruiken,geen na-neef van Michael
Jacob Reinhold Lenz den tragischen
,,Sturm-undDranger" uit Qoethe's tijd, bleek op het gebied
van travestie en hof-intrigue niet minder begeerd
dan Shakespeare's As you like it", Molnar's
Der Schwan", of?Sercnissimus", en de avonturen
van de vorstin von Schönberg-Lichtenau Ma
joor Frans" in operette-stijl?vonden een even
dankbaar onthaal. Wij vernamen in deze klucht
waarom er den naam blijspel aan gegeven?
hoe de ondernemende jonge dame, om politieke
redenen toegewezen aan haar buurman den vorst
von Schönberg-Waldenfels, welke haar, die hij
slechts bij geruchte kent, wegens haar
vrijgevocnten manieren niet wei-gezind heet te zijn,
geen middel onbeproefd laat om dit vooroordeel
tegen haar persjon te overwinnen niet alleen,
doch tegelijkertijd zijn hart in lichte laaie te
zetten vóór hij erop verdacht kan zijn. Tal van
verleidelijke vermommingen als cavalier, als
herbergierster, als revue-commère ten slofte
zijn noodig om den vorst uit zijn tent te lokken.
En inderdaad gelukt het haar, in de gedaante
dezermoderne Pierrette" die de
klassieke-metden-kuischen-kraag betreuren deed hem als
Pierrot" tegen wil en dank te verbinden aan
nzelfden tooneeltroep. Eenmaal zoover, gaat het
van een leien dakje, heimliche Brautfahrt, totdat
op een geschikt oogenblik Charlotte Helene
zegt het en wij beamen het de tot over zijn ooren
verliefde vorst in naam des Konings gevangen
genomen wordt en, terwijl niemand zich afvraagt
waar het eigenlijk om gaat, de onversaagde schoone
zich tot zijne Majesteit ter audiëntie begeeft.
Vooralsnog incognito, maar wij begrijpen
dan toch al het is het vierde bedrijf dat,
nadat zij den beminden vorst zal hebben bevrijd,
het démasquémoet volgen. Waarop hetgewenscht
huwelijk, dat de vorstin von Schönberg?Lichtenau
met den vorst von Schönberg?Waldenfels ge
lukkig verbindt, tot aller voldoening zijn beslag
krijgt.
Het stuk werd vertoond in de
goud-gegalonneerde costuums van het tijdvak, midden acht
tiende eeuw, en, zooals gezegd, in den operette
stijl, die alle fantasieën en Einlagen" toelaat.
Mevrouw Royaards?Sandberg, als gast bij het
Nieuwe Nederlandsche Tooneel hartelijk ver
welkomd, speelde met veel entrain de titel
rol. Helene Treep?Vink, de herbergierster, was
een lieve soubrette, waarbij het oog Wel had
gewild, dat deze beide meisjes, bestemd elkanders
plaatsen tijdelijk in te nemen, eenigszins van
gelijk postuur waren geweest. De taak der heeren
was aanmerkelijk lichter dan die der dames,
alleen Gobau, als de vurige vorst von Sch
nbergWaldenfels, kreeg het zwaar te verantwoorden.
Saalborn was de Koning, Tourniaire een Ex
cellentie, en een groot succes was vanzelf-sprekend
weggelegd voor Bart Kreeft in de gedaante van
den theaterdirecteur Enterlein.
TOP NAEFF
PRIJSVRAAG: WELK BOEK?
(Zie het formulier op pag. 3 van het groene omslag)
In dit nummer drukken wij het
antwoord-formulier af, voor de deelnemers aan de prijsvraag: Welk
boek? waarover de Nederlandsche Uitgevers
bond in ons nummer van 28 November schreef.
De bedoeling is, dat de boekenlezer daarop invult
naam en titel van het in 1925 (oorspronkelijk of
vertaald) verschenen Nederlandsche boek, dat
hem het meest heeft aangetrokken.
De keuze is onbeperkt, in dien zin, dat leerboe
ken, technische werken en vakliteratuur buiten
beschouwing blijven. Overigens tellen alle boeken
mede, zoowel romans en dichtbundels als werken
van beschrijvenden aard, over kunst of Wijsgeerig
bespiegelend.
Er wordt niet gevraagd of de lezer het
boek van zijn voorkeur in eigendom bezit,
dan wel of hij daarvan op andere wijze kennis nam.
Ieder kan mededingen.
In de tweede helft van Januari wordt de uit
slag bekend gemaakt.
Zooals in 1924 verbindt de Ned. Uitgeversbond
ook thans aan deze vraag een prijs-wedstrijd,
waaraan eveneens iedere boeken-lezer kan deel
nemen. Om een prijs te winnen, moet hij eene lijst
inzenden van de vier boeken (schrijversnamen en
titels), welke hij meent, dat het hoogst aantal
stemmen op zich vereenigen zullen, onverschillig
of hijzelf het met die keuze van vele anderen eens
is. Geeft hij de goede lijst, dan is hij zeker tot de
prijswinnaars te behooren, ongeacht of er velen of
weinigen zijn, die het juiste antwoord inzenden.
Ieder prijswinnaar zal uit den catalogus van den
Ned. Uitg. Bond boeken mogen kiezen, tot eene
gezamenlijke waarde van ? 25. Hij kan zijne keuze
doen zoowel uit de titels, opgenomen in het be
schrijvend gedeelte van den catalogus, als uit de
daarop volgende aanvullende aankondigingen van
de verschillende uitgevers.
De antwoorden-formulieren moeten uiterlijk
15 Januari 192(3 in ons bezit zijn.
Herfstliedje
'k Weet den zomer nog die schalde
door mijn blijde blonde laan ,
doch nu schouw ik zacht, hoe al de
bladerkens te sterven gaan....
Rillend wankelen naar den kouden,
naar den glinster-vochtigen grond,
vogeltjes van donkeren goude,
aan de vleugelkens gewond....
'k Weet den zomer nog, die zonde
aan de takken, blank en hel,
aan de stammen, die daar stonden:
daden, schoon en groot en fel !. ...
Maar nu zijn mijn trouwe hoornen
dingen vol van duisterheid ,
dingen, zonder dade' of droomen ,
dingen.... aan den dood gewijd....
'k Weet de zwaluwen nog, die zwierden
onderdoor hun dichten boog....;
'k weet de merels nog, die tierden
in hun kronen, feest'lijk hoog !
Maar nu netiren Wind en regen
trieste liedjes van geween....,
en de luide merels zwegen....,
en de zwaluwen zijn heen....
Rillend wankelen naar den kouden,
naar den glinster-vochtigen grond,
vogeltjes van donkeren goude,
aan de vleugelkens gewond....
'k Weet den zomer nog die schalde
door mijn blijde, blonde laan ,
doch nu schouw ik zacht, hoe al de
bladerkens te sterven gaan....
JAN H. E E K H o u T