De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 19 december pagina 13

19 december 1925 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

No. 2532 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 VEREENIGD TOONEEL. L. L. L., door A. Defresne. Ge moet dan weten, lezer al pleit dit niet voor mijn litteraire kennis dat ik Lord Lister" nauwelijks van hooren-zeggen kende en opschrok toen ik, op weg naar den Stadsschouw burg en van zijn banketletters alreeds duister vervuld, een mede-reiziger uit het portier-raampje hoorde roepen: Mij een Lord Lister!" Nog in twijfel of het een sigaar, een versnapering of wat-ook kon zijn, viel mijn journalistiek plichts besef ijlings met de tweede stem in: Mij ook een Lord Lister!" Zoo kwam ik, terwijl de trein zich weder in beweging zette, in het bezit van mijn eerste aflevering Lord Lister, genaamd Raffles, de groote Onbekende", waarvan het omslag: twee met alle kleuren van den regenboog beloopen boksers, mijn aanzien niet verhoogde, maar dat mij daar tegenover een doosje Buffalog Bill-sigaretten beloofde indien ik het zuinig be waarde en met nog negenentwintig soortgelijke exemplaren inleverde bij den boek- en kunst handel, uitgever van het blad. Ik begon te lezen, op de wijze zooals mijn beroep mij dit allengs had geleerd, merkte een drukfout op, een onwaar schijnlijkheid, en een zin, die niet met den vóórgaanden klopte, maar vóór ik twee kolom verder ?was, zat ik alreeds critisch boven-de-wolken, verslond Lord Lister, aflevering 612, met huid en haar, had nog slechts n gedachte: welk een leegte, als dit aanstonds afbreekt en ik minstens een volle week zal moeten wachten.... In deze stemming, die m.i. de moeite waard is gememoreerd te worden, betrad ik ditmaal den Stadsschouwburg.... En ziet.... niets bleek verloren, alles vond ik er terug.... En meer ! Want het programma-bijschrift lijfde al dadelijk mijn adellijken reisgezel in bij de klassieken: Reinaert, Thijl Uylensphiegel, Robert en Bertram, en het eerste bedrijf der geduchte L's" bracht mij weder geheel op litterairen bodem. Een bedrijf, voortreffelijk niet alleen in zijn uitzonder lijk genre, doch bovendien van den critischen martelstoel af bekeken: oorspronkelijke letterkundigdramatische kunst, zooals er in ons land geen betere gevonden wordt. Een tinteling van dich terlijke invallen, een rijke beeldspraak. Of meent men, dat het niet van dichterlijke visie getuigt, wanneer een schrijver omtrent een jongen man, op het punt zich in de Theems te verdrinken, maar wei-wetend dat hij er niet over denkt zulks te doen, aanteekent hoe hij daar op de brugleuning zat gelijk een ruiter te paard"? en zich dan voorstelt hoe deze jongeman, in geval hij er onverhoopt afviel, na eenige dagen zou "worden opgevischt als een onbestemd en kledderig iets, met hier en daar een knoop." Voor dit knoopen-vizioen geef ik menig dichter-firmament cadeau ! In het tweede bedrijf, dat ook als compositie minder sterk bleek, de trucs al doorzichtiger, kwamen deze litteraire vreugden niet meer zoo talrijk voor, toch was er nog wel wat in de vlucht te vangen en sloot het met een reddenden greep. Het derde had de qualiteit, dat een door het geheele stuk energiek voorbereide gewelddaad, op een onverwacht oogenblik in alle schuchterheid zijn beslag kreeg, doch bewees ook voor het overige hoe, na een mooien inzet, het schrijven van een tooneelstuk hoe langer hoe moeilijker wordt, te meer waar de actie steedsgespannen moet blijven. Als detective"-stuk, dat louterop die spanning" leeft, kennen wij er vele, die straffer en boeiender zijn, maar ik geloof niet dat deze Lord-ListerLegende" nu juist als zoodanig geprezen wil zijn. De verdiensten van dit zenuwachtig blijspel" liggen daarnaast, in den dialoog en in een zeker levensgevoel, dat zich in Defresne's tooneelwerk tot dusver op een eenigszins hulpelooze en verwarde wijze uitspreekt, maar dat toch altijd in de kiem aanwezig blijkt. Tusschen Lord Lister, den magistralen verdelger van onrechtmatig kapitaal, wiens knarsetandend geweten hem koud stelt tegenover de heilige middelen als moord en dief stal, welke leiden tot dit rechtvaardig doel, en den olie-magnaat Hardstone, zijn prooi en tegen stander, verrees hier de ontroerende tegenstelling van den armen gevoelsmensch, Charley", Lister's werktuig, die zich moet oefenen" eer hij het er toe brengt met zijn oogen dicht en watten in zijn ooren een vlieg te dooden. Een nederig mensch, bestemd aan zijn verbeelding duizend dooden .te sterven. Loopt niet de scheidslijn door al de eeuwen heen tusschen: de mannen van de daad, die over lijken gaan, en de droomers, die geen bloed kunnen zien, tusschen de realiteit en de fantasie, tusschen Fortinbras en Hamlet? En wat den eeuwigen apprenti" dan weer bijna tot een held maakt op zijn wijze, dat zien wij ook hier in den aandoenlijken moed, waarmede Charley's dichterziel zich, na eiken nederlaag tegen het onverbiddelijk verstand, weder aangrijpt, in het besef van zijn eigen minderwaardigheid, in het besef van zijn eenzame schuld aan al het ver zuimde, verwarde en mislukte dezer aarde. In Cees Laseur vond Defresne den tooneelspeler, die dezen, aan Den man die de klappen krijgt" verwanten, beminnelijken mensch ver mocht uit te beelden, een werkelijke creatie". Het romantisch luizenbelletje zijner keuze (Fanny) mocht zijn loon zijn, schoon wij moeite hadden te begrijpen waarom dit East-End product, in wier hart de schrijver de onvergankelijke vrouwenliefde voor den onbereikbaren held (Lord Lister) heeft gelegd, het gansche tweede bedrijf in haar ne orchidee"-houding moest blijven ;hoe verrukkelijk deze in haar eigen oogen ook mocht zijn, en hoe beperkt haar middelen in de nieuwe weelde waar schijnlijk waren. Doch ongetwijfeld spande zij (de Romantiek" a outrance) bij Charley, den Visionnair", onder de verstandige leiding van hun beider vriend: Lord Lister. Deze oplossing is aardig, omdat zij, bij allen onzin, zuiver blijft in het logisch verband. Willy Haak had aan dit meisje, een zusje uit de Woonschuit", tevens een herinnering aan Hauptmann's Ratten", een zeer moeilijke op gave, waarvoor zij, verdienstelijk bij momenten, mij niet geheel berekend scheen. De vlakkere rollen van Lord Lister en den beurs speculant waren in handen van Dirk Verbeek en La Chapelle. Verbeek was het best in I, daar kwamen de eigenschappen, die hij ook uiterlijk voor de rol meebrengt tot haar recht; zij zou echter veel meer autoriteit en ook meer fantaisie vereischen om vervuld" te mogen heeten. La Chapelle, van wien op zijn terrein hetzelfde gezegd kan worden, haalde in III knap op. De regie van den auteur had van het geheel een levendige, gedistingeerde vertooning weten te maken, die zoowel het Vereenigd Tooneel" als den Stations boekhandel ten goede zal komen. HET NIEUWE NEDERLANDSCHE TOONEEL. Lottelene, door Leo Lenz. In een dagblad mochten wij dezer dagen lezen, dat men in Duitschland doende is de tooneelcritiek af te schaffen. Het psychologisch moment schijnt mij juist te zijn gekozen : een groot theater publiek waarborgt thans, in zijn verbijsterend diverse lagen, een geestdriftige ontvangst aan de verscheidendste idealen, en wie zou de roepende willen wezen in deze fortuinlijke woestijn. Het jongste succèsstuk van den auteur Leo Lenz trots de poederpruiken,geen na-neef van Michael Jacob Reinhold Lenz den tragischen ,,Sturm-undDranger" uit Qoethe's tijd, bleek op het gebied van travestie en hof-intrigue niet minder begeerd dan Shakespeare's As you like it", Molnar's Der Schwan", of?Sercnissimus", en de avonturen van de vorstin von Schönberg-Lichtenau Ma joor Frans" in operette-stijl?vonden een even dankbaar onthaal. Wij vernamen in deze klucht waarom er den naam blijspel aan gegeven? hoe de ondernemende jonge dame, om politieke redenen toegewezen aan haar buurman den vorst von Schönberg-Waldenfels, welke haar, die hij slechts bij geruchte kent, wegens haar vrijgevocnten manieren niet wei-gezind heet te zijn, geen middel onbeproefd laat om dit vooroordeel tegen haar persjon te overwinnen niet alleen, doch tegelijkertijd zijn hart in lichte laaie te zetten vóór hij erop verdacht kan zijn. Tal van verleidelijke vermommingen als cavalier, als herbergierster, als revue-commère ten slofte zijn noodig om den vorst uit zijn tent te lokken. En inderdaad gelukt het haar, in de gedaante dezermoderne Pierrette" die de klassieke-metden-kuischen-kraag betreuren deed hem als Pierrot" tegen wil en dank te verbinden aan nzelfden tooneeltroep. Eenmaal zoover, gaat het van een leien dakje, heimliche Brautfahrt, totdat op een geschikt oogenblik Charlotte Helene zegt het en wij beamen het de tot over zijn ooren verliefde vorst in naam des Konings gevangen genomen wordt en, terwijl niemand zich afvraagt waar het eigenlijk om gaat, de onversaagde schoone zich tot zijne Majesteit ter audiëntie begeeft. Vooralsnog incognito, maar wij begrijpen dan toch al het is het vierde bedrijf dat, nadat zij den beminden vorst zal hebben bevrijd, het démasquémoet volgen. Waarop hetgewenscht huwelijk, dat de vorstin von Schönberg?Lichtenau met den vorst von Schönberg?Waldenfels ge lukkig verbindt, tot aller voldoening zijn beslag krijgt. Het stuk werd vertoond in de goud-gegalonneerde costuums van het tijdvak, midden acht tiende eeuw, en, zooals gezegd, in den operette stijl, die alle fantasieën en Einlagen" toelaat. Mevrouw Royaards?Sandberg, als gast bij het Nieuwe Nederlandsche Tooneel hartelijk ver welkomd, speelde met veel entrain de titel rol. Helene Treep?Vink, de herbergierster, was een lieve soubrette, waarbij het oog Wel had gewild, dat deze beide meisjes, bestemd elkanders plaatsen tijdelijk in te nemen, eenigszins van gelijk postuur waren geweest. De taak der heeren was aanmerkelijk lichter dan die der dames, alleen Gobau, als de vurige vorst von Sch nbergWaldenfels, kreeg het zwaar te verantwoorden. Saalborn was de Koning, Tourniaire een Ex cellentie, en een groot succes was vanzelf-sprekend weggelegd voor Bart Kreeft in de gedaante van den theaterdirecteur Enterlein. TOP NAEFF PRIJSVRAAG: WELK BOEK? (Zie het formulier op pag. 3 van het groene omslag) In dit nummer drukken wij het antwoord-formulier af, voor de deelnemers aan de prijsvraag: Welk boek? waarover de Nederlandsche Uitgevers bond in ons nummer van 28 November schreef. De bedoeling is, dat de boekenlezer daarop invult naam en titel van het in 1925 (oorspronkelijk of vertaald) verschenen Nederlandsche boek, dat hem het meest heeft aangetrokken. De keuze is onbeperkt, in dien zin, dat leerboe ken, technische werken en vakliteratuur buiten beschouwing blijven. Overigens tellen alle boeken mede, zoowel romans en dichtbundels als werken van beschrijvenden aard, over kunst of Wijsgeerig bespiegelend. Er wordt niet gevraagd of de lezer het boek van zijn voorkeur in eigendom bezit, dan wel of hij daarvan op andere wijze kennis nam. Ieder kan mededingen. In de tweede helft van Januari wordt de uit slag bekend gemaakt. Zooals in 1924 verbindt de Ned. Uitgeversbond ook thans aan deze vraag een prijs-wedstrijd, waaraan eveneens iedere boeken-lezer kan deel nemen. Om een prijs te winnen, moet hij eene lijst inzenden van de vier boeken (schrijversnamen en titels), welke hij meent, dat het hoogst aantal stemmen op zich vereenigen zullen, onverschillig of hijzelf het met die keuze van vele anderen eens is. Geeft hij de goede lijst, dan is hij zeker tot de prijswinnaars te behooren, ongeacht of er velen of weinigen zijn, die het juiste antwoord inzenden. Ieder prijswinnaar zal uit den catalogus van den Ned. Uitg. Bond boeken mogen kiezen, tot eene gezamenlijke waarde van ? 25. Hij kan zijne keuze doen zoowel uit de titels, opgenomen in het be schrijvend gedeelte van den catalogus, als uit de daarop volgende aanvullende aankondigingen van de verschillende uitgevers. De antwoorden-formulieren moeten uiterlijk 15 Januari 192(3 in ons bezit zijn. Herfstliedje 'k Weet den zomer nog die schalde door mijn blijde blonde laan , doch nu schouw ik zacht, hoe al de bladerkens te sterven gaan.... Rillend wankelen naar den kouden, naar den glinster-vochtigen grond, vogeltjes van donkeren goude, aan de vleugelkens gewond.... 'k Weet den zomer nog, die zonde aan de takken, blank en hel, aan de stammen, die daar stonden: daden, schoon en groot en fel !. ... Maar nu zijn mijn trouwe hoornen dingen vol van duisterheid , dingen, zonder dade' of droomen , dingen.... aan den dood gewijd.... 'k Weet de zwaluwen nog, die zwierden onderdoor hun dichten boog....; 'k weet de merels nog, die tierden in hun kronen, feest'lijk hoog ! Maar nu netiren Wind en regen trieste liedjes van geween...., en de luide merels zwegen...., en de zwaluwen zijn heen.... Rillend wankelen naar den kouden, naar den glinster-vochtigen grond, vogeltjes van donkeren goude, aan de vleugelkens gewond.... 'k Weet den zomer nog die schalde door mijn blijde, blonde laan , doch nu schouw ik zacht, hoe al de bladerkens te sterven gaan.... JAN H. E E K H o u T

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl