De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 19 december pagina 20

19 december 1925 – pagina 20

Dit is een ingescande tekst.

20 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2532 Teekening voor de Groene Amsterdammer" door V. E. van Uytvanck r' v \ SERGE PROKOFIEFF Zoo langzamerhand kunnen wij er ons op gaan beroepen, de vooraanstaande componisten van onze generatie ook op het Concertgebouw-podium te hebben zien verschijnen. Na Schreker, Bartok, Ravel, Milhaud, Strawinsky, thans ook Prokofieff, die na Strawinsky de belangrijkste der tegenwoor dige Russische modernen (voor zoover in het Wes ten bekend) heet. Wij hebben dezer dagen een aantal werken van hem gehoord, terwijl hij in een er van als solist de piano-partij vervulde en naar onze voorlichters zeggen waren dit de belangrijkste werken wanneer men zijn lyrisch oeuvre (opera, ballet) uitschakelt. Deze Werken onthullen ons een merkwaardige emotioneele natuur, verwant aan de romantici, doch met een moderne technische koelheid van noteeren. Heeft Strawinsky het obsedeerende der rythmische vitaliteit,is zijn kunst vooral architec tuur en objectiviteit, bij Prokofieff vindt men wel is waar een minder organiseerende kracht, maar een meer lyrisch geschakeerd demonisme, doch ook een meer individueel specialiseerend samen trekken, in plaats van een verbreeden. Uiteraardis Prokofieff's talent daardoor ook beperkter, minder meesleepend, minder dwingend. Zijn techniek is individueeler, minder op het stroomende" ge baseerd, zijn vondsten zijn meer uitdrukkings wijze" voor een grillige, lichtelijk cerebrale phantasie, Waarin het bizarre en de zelf-spot overheerscht zonder echter de werkelijke emotie, die hier en daar het koele en cynische in de noteering overheerscht tot objectiviteit te kunnen brengen. Prokofieff verraadt hierin ongetwijfeld een Rus sische ziel, Russische ziel zooals wij die uit de werken van Dostojewsky hebben leeren vaststellen en hij isminderEuropeeër geworden dan Strawinsky hoewel hij sedert'l 8 uit Ruslandweg is wiens scheppingen internationaal zijn. Doch terwijl de sterke rythmische vitaliteit het Russiseh-Aziatische element is gebleven bij Strawinsky, valt het rythme bij Prokofieff uiteen tot een veelheid van rythmisch figureeren, dat wel halsstarrig en con sequent door zet" (zooals in het vioolconcert) doch meer op het wemelen van vonken gelijkt dan op constructie. De constructie dunkt mij trouwens de zwakke plaats in Prokofieff's oeuvre. Zij hand haaft zeer primaire vormen, doch vult ??om dit woord eens te gebruiken deze met passages en rythmische motieven van moderne kleur en karak ter: moderne classiciteit. Een merkwaardig voor beeld hiervan is het Zondag gespeelde 3e piano concert, een uiterst pianistisch gecomponeerd werk, pianistisch in den geest van het klassieke concert van vóór de 19e eeuw: clavecinistisch. Het werk vermag door wat men een tweeslachtigheid kan noemen de vorm werd n.l. niet herschapen, doch enkel overgenomen niet voortdurend te boeien en blijft Wat leeg. Men bewonderde het meest den pianist Prokofieff, die hier met een geraffineerde mechanische onbeWogenheid en een puntig, koel touche zijn partij speelde en het groot succes gold ongetwijfeld in de eerste plaats deze voordracht. Het vioolconcert, dat door Schmuller werd uit gevoerd, is treffender, de rythmische figuren, hier ook in groote variatie aanwezig, zijn pakkender en de klankkleur van het geheel werkt suggestiever. Er is een eigenaardige duizelende winternacht-toon in dit Werk, de melancholieke brooddronkenheid van Pierrot op weg na afloop van het feest. Een wilde Hoffmanneske fantasie schijnt de droomen te bezielen, doet de figuren tuimelen en springen, de sterren wentelen en draaien, totdat de koele diamant harde winternacht weer open ligt, vooral in den aanvang van het laatste deel, waar Schmul ler de toon uitmuntend trof, sterker dan in de demonische bromtol-rythmiek der andere deelen. Met nog een nieuw werk van Prokofieff maakten wij kennis, een vroeger werk, de Suite Scythe" van 1914, dat aandoet als geschreven voor een ballet en vooral een spannende aanvang heeft en een mooi tweede deel. Maar de aandacht blijft niet steeds geboeid, er is veel chromatisch vulsel in deze muziek en de deelen doen nu gerekt aan, hoewel Monteux het met al zijn toewijding diri geerde. Ten slotte blijft het vioolconcert van al wat wij van Prokofieff tot nog toe hoorden den kroon spannen. Maar in ieder geval zijn wij dankbaar voor de gelegenheid, die wij kregen tot deze interes sante kennismaking. Het concert van verleden Donderdag werd in geleid met de 1ste symphonie van Brahms. Het bekende werk in deze symphonie zegt Brahms alles Wat de overige drie overbodig maakt werd door Monteux met een eigenaardige levendigheid weergegeven. Minder dramatisch dan wij het ge wend zijn, doch vloeiender, merkwaardig ook van scherpe plastiek en tegenstelling, in n woord: nieuw. Het Was zeker een verrassing voor velen, die de Franschen geen goede Brahms-dirigenten achten. JULES MOES 25 JAAR ZANGER Onze groote opera-zangers hebben allen iets van dolende ridders. Hun bestaan is een zwervers bestaan. De steeds wankele basis eener Nederlandsche opera maakt, dat zij steeds op trek" moeten blijven, gereed elders in hun bestaan te voorzien, met nauwelijks de zekerheid gedurende een seizoen hun gage uitbetaald te krijgen. Maar manmoedig betreden zij telkens w'eer de planken en zingen alsof er niets anders voor hen kan bestaan dan de liefde voor het zingen van helden-aria's, van teedere liefde-duo's en de zegevierende ver overingen in een armoedig gestoffeerd paleis of een snoode gevangenis; doch alles heerlijk overstraald door de gloed der vereerde romantiek. In plankenland" is Jules Moes een populaire, maar wat eenzame figuur. Zijn enorme technische kracht, zijn volumineus heldenpathos uit de oude school der sterren" vindt zelden een bevredigende tegenpartij in een opera, waarin hij optreedt. Door noodzaak is hij zwerfsch, ook de variété- en bioscoopbezoekers hebben zijn heldentenor hun hooren toezingen. 21 December zal Moes herdenken dat hij voor 25 jaar voor het eerst in het publiek is opgetreden in een oratorium te Winterswijk; dit feit'zal door de Coöperatie, de tegenwoordige Ned. Opera, Waarvan Moes thans deel uitmaakt met een op voering van Lohengrin" met Moes in de hoofdrol, herdacht worden. Wij brengen in herinnering, dat Moes niet alleen opera-zanger is, doch ook, vooral vroeger op con certen en in kerken mee zong. Zou het niet een goed initiatief zijn Moes weer eens in een oratorium te laten hooren? CONSTANT VAN W E s s E M SCHILD ERKUNST-KRONI EK KORT, TE GRONINGEN. De schilder Kort is te Groningen leeraar aan de Middelbaar-technische school, dus in dat modern gebouw, dat geheelen-al gebouwd is als een groote werkplaats. Hij brengt daar menig uur van zijn leven door, terwijl hij tevens nog, voor het decoratieve, adviezen hier en daar geef t, en ook interieurs (batiks) ontwerpt. Dat is een heeleboel arbeid, en zou voor menigeen genoeg zijn. Misschien zou ik hem als zoodanig niet in deze rubriek behandelen, maar naast al deze emplooien is Kort de aquarelleerende teekenaar van cactus en van de anturium; een teekenaar in kleur van bloemen, en van landschap, en van stillevens soms een schilder. Maar het meest eigen is hij voor mij in zijn werken naar bloemen. Hij vindt deze bloemen vlak bij waar hij Woont, vlak bij den Oranjesingel. Hij teekent daar onophoudelijk die cactussen en die anturium, de groote soort van deze bizarre bloem. Hij is daarin volledig thuis; hij kent vorm, kleur, en bizar Wezen. Kort is in deze teekeningen en aquarellen Teekening voor ,,de Groene Amsterdammer" door B, van Vlijmen JULES MOES een zwierig en vaardig Weergever. Hij is niet alleen een weergever hij is meer dan dat. Hij ziet deze bloemen van uit een eigen hoek; hij dramatiseert ze, en ziet ze eigenaardigerwijs, vol phallische vormen. Hij dramatiseert; de bloemen leven voor hem als met een ons haast gemeenzaam bewustzijn ; hij is dus een romantisch teekenaar; hij is een der vele teekenaars in wie ik het werkelijk wezen van 't waarlijk romantische erken. Vooral de anturium is als een fel dier soms in zijn verbeelding, en velt een bezield wezen, wat op een bloeikolf lijkt als een speer. De heele achtergrond achter deze bizondere bloemen doet mee aan dat dramatische accent; er zijn daar donkerende schemeringen, waartusschen de levende" bloem als een maximum van intensiteit te vinden is. De cactusplanten werken niet zóó op zijn phantasie. Toch vindt ge hier bovenal die phallische vormen waar ik op wees; het is of deze den schilder hanteeren, die een bewonderaar is van den gansch anders-geaarden Th. van Hoytema. En op het eerste gezicht lijkt dezen phantastischen trek bijna een onmogelijkheid, als ge Kort ontmoet. Het gezicht van den maker dezer ongewone voorstellingen is stil en gesloten, en heeft iets van een Fransen ingenieur of van een Franschen superieuren technischen werkman. Maar-inwendig is hij anders, en wat hij daar ver bergt, een ver-beten, soms moeielijk te weerhouden heftigheid kan even uitbarsten; daarna wordt het gezicht gesloten, zooals een huis waarvan de luiken dicht gaan. Kort is van binnen vol bewogenheid; alleen het dagelijksch werk merkt dat niet. Dat gebeurt met een soms opstandige koppigheid, zooals iedereen dat kent, die met twee levans leeft,een uiterlijk, en een innerlijk. En het heeft mij dikwijls verwonderd, dat Kort bij zoovele afleidende bezigheden, zijn hartstocht, die de Wekker is van zijn werk, niet verspeelt. Het werk moet bij hem zijn als sombere elektrische ont ladingen -- want zijn Werk is donker, zooals van velen der tegenwoordigen. In zijn houtsneden, en litho's van planten,Drentsche buurten, en Drentsch landschap vindt ge eveneens dezen trek, maar meer stil en als op wijder golving gegeven; soms schildert hij een stil stilleven. Maar het merk waardige vanKort'soeuvre zijn steedsde cactussen, antorium en zonnebloemen, bovenal de cactussen en anturia, daar is een afzonderlijke persoonlijk heid te erkennen, die persoonlijkheid,wier aard zooveel mogelijk gekarakteriseerd ik u hier niet wou onthouden. P L A S S C H A E R T 1 1 M PIANO'S A°1835 D AchterSt. PieterA UZIEKHANDEL H. RAHR vut D UT UGE Tel. RE C ,LS 443 H T i i

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl