Historisch Archief 1877-1940
20
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2532
Teekening voor de Groene Amsterdammer"
door V. E. van Uytvanck
r'
v
\
SERGE PROKOFIEFF
Zoo langzamerhand kunnen wij er ons op gaan
beroepen, de vooraanstaande componisten van
onze generatie ook op het Concertgebouw-podium
te hebben zien verschijnen. Na Schreker, Bartok,
Ravel, Milhaud, Strawinsky, thans ook Prokofieff,
die na Strawinsky de belangrijkste der tegenwoor
dige Russische modernen (voor zoover in het Wes
ten bekend) heet.
Wij hebben dezer dagen een aantal werken van
hem gehoord, terwijl hij in een er van als solist
de piano-partij vervulde en naar onze voorlichters
zeggen waren dit de belangrijkste werken wanneer
men zijn lyrisch oeuvre (opera, ballet) uitschakelt.
Deze Werken onthullen ons een merkwaardige
emotioneele natuur, verwant aan de romantici,
doch met een moderne technische koelheid van
noteeren. Heeft Strawinsky het obsedeerende der
rythmische vitaliteit,is zijn kunst vooral architec
tuur en objectiviteit, bij Prokofieff vindt men wel
is waar een minder organiseerende kracht, maar
een meer lyrisch geschakeerd demonisme, doch
ook een meer individueel specialiseerend samen
trekken, in plaats van een verbreeden. Uiteraardis
Prokofieff's talent daardoor ook beperkter, minder
meesleepend, minder dwingend. Zijn techniek is
individueeler, minder op het stroomende" ge
baseerd, zijn vondsten zijn meer uitdrukkings
wijze" voor een grillige, lichtelijk cerebrale
phantasie, Waarin het bizarre en de zelf-spot
overheerscht zonder echter de werkelijke emotie, die
hier en daar het koele en cynische in de noteering
overheerscht tot objectiviteit te kunnen brengen.
Prokofieff verraadt hierin ongetwijfeld een Rus
sische ziel, Russische ziel zooals wij die uit de
werken van Dostojewsky hebben leeren vaststellen
en hij isminderEuropeeër geworden dan Strawinsky
hoewel hij sedert'l 8 uit Ruslandweg is wiens
scheppingen internationaal zijn. Doch terwijl de
sterke rythmische vitaliteit het
Russiseh-Aziatische element is gebleven bij Strawinsky, valt het
rythme bij Prokofieff uiteen tot een veelheid van
rythmisch figureeren, dat wel halsstarrig en con
sequent door zet" (zooals in het vioolconcert)
doch meer op het wemelen van vonken gelijkt dan
op constructie. De constructie dunkt mij trouwens
de zwakke plaats in Prokofieff's oeuvre. Zij hand
haaft zeer primaire vormen, doch vult ??om dit
woord eens te gebruiken deze met passages en
rythmische motieven van moderne kleur en karak
ter: moderne classiciteit. Een merkwaardig voor
beeld hiervan is het Zondag gespeelde 3e piano
concert, een uiterst pianistisch gecomponeerd werk,
pianistisch in den geest van het klassieke concert
van vóór de 19e eeuw: clavecinistisch. Het werk
vermag door wat men een tweeslachtigheid kan
noemen de vorm werd n.l. niet herschapen, doch
enkel overgenomen niet voortdurend te boeien
en blijft Wat leeg. Men bewonderde het meest den
pianist Prokofieff, die hier met een geraffineerde
mechanische onbeWogenheid en een puntig, koel
touche zijn partij speelde en het groot succes gold
ongetwijfeld in de eerste plaats deze voordracht.
Het vioolconcert, dat door Schmuller werd uit
gevoerd, is treffender, de rythmische figuren, hier
ook in groote variatie aanwezig, zijn pakkender en
de klankkleur van het geheel werkt suggestiever.
Er is een eigenaardige duizelende winternacht-toon
in dit Werk, de melancholieke brooddronkenheid
van Pierrot op weg na afloop van het feest. Een
wilde Hoffmanneske fantasie schijnt de droomen
te bezielen, doet de figuren tuimelen en springen,
de sterren wentelen en draaien, totdat de koele
diamant harde winternacht weer open ligt, vooral
in den aanvang van het laatste deel, waar Schmul
ler de toon uitmuntend trof, sterker dan in de
demonische bromtol-rythmiek der andere deelen.
Met nog een nieuw werk van Prokofieff maakten
wij kennis, een vroeger werk, de Suite Scythe"
van 1914, dat aandoet als geschreven voor een
ballet en vooral een spannende aanvang heeft en
een mooi tweede deel. Maar de aandacht blijft niet
steeds geboeid, er is veel chromatisch vulsel
in deze muziek en de deelen doen nu gerekt aan,
hoewel Monteux het met al zijn toewijding diri
geerde.
Ten slotte blijft het vioolconcert van al wat wij
van Prokofieff tot nog toe hoorden den kroon
spannen. Maar in ieder geval zijn wij dankbaar
voor de gelegenheid, die wij kregen tot deze interes
sante kennismaking.
Het concert van verleden Donderdag werd in
geleid met de 1ste symphonie van Brahms. Het
bekende werk in deze symphonie zegt Brahms
alles Wat de overige drie overbodig maakt werd
door Monteux met een eigenaardige levendigheid
weergegeven. Minder dramatisch dan wij het ge
wend zijn, doch vloeiender, merkwaardig ook van
scherpe plastiek en tegenstelling, in n woord:
nieuw. Het Was zeker een verrassing voor velen,
die de Franschen geen goede Brahms-dirigenten
achten.
JULES MOES 25 JAAR ZANGER
Onze groote opera-zangers hebben allen iets
van dolende ridders. Hun bestaan is een zwervers
bestaan. De steeds wankele basis eener
Nederlandsche opera maakt, dat zij steeds op trek"
moeten blijven, gereed elders in hun bestaan te
voorzien, met nauwelijks de zekerheid gedurende
een seizoen hun gage uitbetaald te krijgen. Maar
manmoedig betreden zij telkens w'eer de planken en
zingen alsof er niets anders voor hen kan bestaan
dan de liefde voor het zingen van helden-aria's,
van teedere liefde-duo's en de zegevierende ver
overingen in een armoedig gestoffeerd paleis of
een snoode gevangenis; doch alles heerlijk
overstraald door de gloed der vereerde romantiek.
In plankenland" is Jules Moes een populaire,
maar wat eenzame figuur. Zijn enorme technische
kracht, zijn volumineus heldenpathos uit de oude
school der sterren" vindt zelden een bevredigende
tegenpartij in een opera, waarin hij optreedt. Door
noodzaak is hij zwerfsch, ook de variété- en
bioscoopbezoekers hebben zijn heldentenor hun
hooren toezingen.
21 December zal Moes herdenken dat hij voor
25 jaar voor het eerst in het publiek is opgetreden
in een oratorium te Winterswijk; dit feit'zal door
de Coöperatie, de tegenwoordige Ned. Opera,
Waarvan Moes thans deel uitmaakt met een op
voering van Lohengrin" met Moes in de hoofdrol,
herdacht worden.
Wij brengen in herinnering, dat Moes niet alleen
opera-zanger is, doch ook, vooral vroeger op con
certen en in kerken mee zong. Zou het niet een
goed initiatief zijn Moes weer eens in een oratorium
te laten hooren?
CONSTANT VAN W E s s E M
SCHILD ERKUNST-KRONI EK
KORT, TE GRONINGEN. De schilder Kort is te
Groningen leeraar aan de Middelbaar-technische
school, dus in dat modern gebouw, dat
geheelen-al gebouwd is als een groote werkplaats. Hij
brengt daar menig uur van zijn leven door, terwijl
hij tevens nog, voor het decoratieve, adviezen hier
en daar geef t, en ook interieurs (batiks) ontwerpt.
Dat is een heeleboel arbeid, en zou voor menigeen
genoeg zijn. Misschien zou ik hem als zoodanig
niet in deze rubriek behandelen, maar naast
al deze emplooien is Kort de aquarelleerende
teekenaar van cactus en van de anturium; een
teekenaar in kleur van bloemen, en van landschap,
en van stillevens soms een schilder. Maar het
meest eigen is hij voor mij in zijn werken naar
bloemen. Hij vindt deze bloemen vlak bij waar hij
Woont, vlak bij den Oranjesingel. Hij teekent daar
onophoudelijk die cactussen en die anturium, de
groote soort van deze bizarre bloem. Hij is daarin
volledig thuis; hij kent vorm, kleur, en bizar
Wezen. Kort is in deze teekeningen en aquarellen
Teekening voor ,,de Groene Amsterdammer"
door B, van Vlijmen
JULES MOES
een zwierig en vaardig Weergever. Hij is niet alleen
een weergever hij is meer dan dat. Hij ziet deze
bloemen van uit een eigen hoek; hij dramatiseert
ze, en ziet ze eigenaardigerwijs, vol phallische
vormen. Hij dramatiseert; de bloemen leven voor
hem als met een ons haast gemeenzaam bewustzijn ;
hij is dus een romantisch teekenaar; hij is een der
vele teekenaars in wie ik het werkelijk wezen van
't waarlijk romantische erken. Vooral de anturium
is als een fel dier soms in zijn verbeelding, en velt
een bezield wezen, wat op een bloeikolf lijkt als
een speer. De heele achtergrond achter deze
bizondere bloemen doet mee aan dat dramatische
accent; er zijn daar donkerende schemeringen,
waartusschen de levende" bloem als een maximum
van intensiteit te vinden is. De cactusplanten
werken niet zóó op zijn phantasie. Toch vindt ge
hier bovenal die phallische vormen waar ik op
wees; het is of deze den schilder hanteeren, die een
bewonderaar is van den gansch anders-geaarden
Th. van Hoytema. En op het eerste gezicht lijkt
dezen phantastischen trek bijna een onmogelijkheid,
als ge Kort ontmoet. Het gezicht van den maker
dezer ongewone voorstellingen is stil en gesloten,
en heeft iets van een Fransen ingenieur of van een
Franschen superieuren technischen werkman.
Maar-inwendig is hij anders, en wat hij daar ver
bergt, een ver-beten, soms moeielijk te weerhouden
heftigheid kan even uitbarsten; daarna wordt het
gezicht gesloten, zooals een huis waarvan de luiken
dicht gaan. Kort is van binnen vol bewogenheid;
alleen het dagelijksch werk merkt dat niet. Dat
gebeurt met een soms opstandige koppigheid,
zooals iedereen dat kent, die met twee levans
leeft,een uiterlijk, en een innerlijk. En het heeft
mij dikwijls verwonderd, dat Kort bij zoovele
afleidende bezigheden, zijn hartstocht, die de
Wekker is van zijn werk, niet verspeelt. Het werk
moet bij hem zijn als sombere elektrische ont
ladingen -- want zijn Werk is donker, zooals van
velen der tegenwoordigen. In zijn houtsneden, en
litho's van planten,Drentsche buurten, en Drentsch
landschap vindt ge eveneens dezen trek, maar
meer stil en als op wijder golving gegeven; soms
schildert hij een stil stilleven. Maar het merk
waardige vanKort'soeuvre zijn steedsde cactussen,
antorium en zonnebloemen, bovenal de cactussen
en anturia, daar is een afzonderlijke persoonlijk
heid te erkennen, die persoonlijkheid,wier aard
zooveel mogelijk gekarakteriseerd ik u hier niet
wou onthouden.
P L A S S C H A E R T
1 1 M
PIANO'S
A°1835 D
AchterSt. PieterA
UZIEKHANDEL
H.
RAHR
vut
D
UT
UGE
Tel.
RE C
,LS
443
H T
i
i