Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2532
N.V. PAERELS'
Meublleering-MIJ.
AMSTERDAM
QOMPLETE
MEUBILEERING
BETIMMERINGEN
Rokln 128 - Tal. 44541
NAAR MAAT
Fr. SINEMUS
20 Laldschestraat 22 - Amsterdam
VAN SCHAICK's
MEUBELTRANSPORT-MT
BERGPLAATSEN VAN INBOEDELS
BINNEN- EN BUITENLANDSCHE
TRANSPORTEN
OVERBRENGEN
van MEUBILAIR ook per AUTO-TAPISSIÈRE
BOOTHSTRAAT, UTRECHT. TEL. 163
PEEK & CLOPPËNBURG
DE GROENE AMSTERDAMMER
Weekblad voor Nederland
kost slechts f 3.?per kwartaal
of ( 10.?per jaar bij voDruitbetaling.
Winterhanden
gesprongen
handen .
PU ROL
Doos30-60-90ct
Tube 8Oct.
Bij Apoth.en Drogisten
?
Mosterd
W. A Sponr Jr. Culemborg
5O1
CONDUITE-INTÉRIEURE
4 Cylinders, 10/15 P.K., 4 Zitplaatsen, Ballonbanden, Schokbrekers.
UIT VOORRAAD LEVERBAAR.
Zonder voorwielrem f 4600 | Met voorwielrem f 4750.
De Importeur:
J.LEONARO LAN6, Stadhouderskade 114, A'damJel 27100.
BIJKOMSTIGHEDEN
door ANNIE SALOMONS
CXCVI1I
Het goede van het leven aan boord is, dat ons
bestaan er tenminste weereen schijn van bestendig
heid krijgt. Je hebt je eigen plaats aan tafel, je
eigen servetringje eigen huttejongen en algauw je
eigen badkamer en je eigen plaatsje voor je stoel;
en het eenige, dat nog niet heelemaal in orde is,
is het feit, dat je eigen huis" al maar voorthaast
onder een steeds veranderenden hemel, door een
steeds veranderende zee, zoodat je nog nooit
kunt zeggen hier" en dit", omdat hier"
elke minuut van den dag ergens anders ligt.
Ik heb soms het gevoel, dat ik door mijn reizen
en trekken van de laatste maanden een heele boel
heb geleerd; dat ik mijn natuur van een poes,
die alleen in het mandje, waar ze geboren is,
lekker kan slapen, gedeeltelijk begin af te stroopen
en net als andere groote menschen" met waar
deering leer praten over de aangename vormen
van de Engelschen" en het organisatietalent
van de Duitschers"; maar hoe de menschen het in
hun hoofd hebben gekregen, om zich het voort
durend zich verplaatsen voor te stellen als iets, dat
de levensvreugde verhoogt, is een meening, waar
ik nog altijd niet bij kan.
Ik kan me indenken, dat, als iemand in zijn
eigen omgeving een ondraaglijk leed te verwerken
heeft gekregen, er een,tijd komt, dat hij het kussen,
waarop al die tranen zijn gevallen, en de trap,
Waarlangs hij telkens opnieuw zijn vertwijfeling
droeg, niet langer kan zien; dat hij verlangt naar
andere geuren en ander licht en andere stemmen,
in de dwaze hoop, dat al die uiterlijke vernieu
wingen hem ook aan een nieuw, aan een ander
hart zullen helpen. Maar zoodra het, in eigenlijken
zin, buiten zich zelf zijn" van wanhoop voorbij
is, zal hij toch op n punt willen blijven en van
het vreemde iets eigens" willen maken, al is het
maar door een tabakszak, dien hij op tafel laat
liggen of door een wandelstok in den hoek.
Maar het nooit terugkeeren naar eenzelfde
kamer, eenzelfden stoel, eenzelfde uitzicht, het
altijd maar voorthijgen naar het andere, dat
lijkt me een marteling.
Is er een vertwijfeling, die dieper invreet, dan de
levensmoeheid, de volkomen walg van alle vreug
den en alle leed, die ons overvalt, als we den heelen
barren, luiden nacht met een denderenden trein
over de Wereld zijn gejaagd, en het begint licht
te worden; we zien door de doffe raampjes een
ons onbekende streek, en we weten, dat we dagen
en weken zoo zouden kunnen voortjakkeren en dat
de Wereld zich altijd nog verder zou uitbreiden, en
dat het kille ochtendlicht overal even troosteloos
zou zijn?
Waar hebben We onze levenszatheid, de vol
komen onbelangrijkheid van onze privéverlangens
en bestrevingen dieper beseft, dan in zoo'n vuilen,
stommen trein, die maar door boldert door dorre
landen, langs groote steden, langs het kerk je aan
het meer, dat in de avondzon ligt en waar we even
droomden, dat, indien ergens, het geluk hier te
vinden moest zijn; voorbij, voorbij !
Misschien kunnen we de menschen in het groot
in twee soorten verdeelen: de menschen, die altijd
openstaan voor, die altijd streven en verlangen
naar het nieuwe, en die dat liefhebben en be
wonderen, alleen al omdat het nieuw is, zoowel
in het plaatselijke als in het tijdelijke, en zij, die
a priori het nieuwe verafschuwen, die zich houden
bij het oude en beproefde, bij wat ze hebben, en die,
uit gehechtheid aan den eenen, dien ze in de hand
hebben, liever de tien vogels in de lucht laten
vliegen.
Onze politieke partijen, ja, eigenlijk onze hcele
samenleving bestaat bij de
elkaar-tegenstrevendesamenwerking van deze twee krachten. Als we
slechts de nieuwigheden-aanbidders hadden, zou
den er bij de ontwikkeling van de vliegtechniek
nog veel meer jonge levens zijn omgekomen;
maar als de heele wereld uit behouders" bestond,
zou er van vliegwezen nooit sprake zijn geweest;
de twee kategorieë'n houden elkaar in evenwicht,
en hebben elkaar noodig om te blijven bestaan. Als
Columbus behoudend was geweest, zou Amerika
nooit ontdekt zijn en als Napoleon een revolutio
naire nieuwlichter was gebleven, had de wereld
haar ondergang tegemoet geraasd.
Wanneer we de onderscheidingen terugbrengen
tot onze klein-menschelijke proporties, dan kunnen
we over 't algemeen zeggen, dat de menschen, die
alle heil van het nieuwe verwachten oppervlakkigen,
beminnelijk-bescheidenen of optimisten zijn, terwijl
zij, die alleen gelooven in het zelf erkende, zelf
gemaakte en beproefde, meestal zwaarder op de
hand, eigenwijzer en trouwer zijn. Zij kunnen, in
hun onderbewuste, niet gelooven, dat een volk,
of een land, dat zich ver van hun wakend oog heeft
ontwikkeld, ook maar eenigszins de vergelijking
zou kunnen doorstaan met hun eigen land, hun
eigen familie, hun eigen huis. Alles, Waarin ze niet
iets van hun eigen wezen herkennen, doet hen
regelrecht vijandig aan; nieuw" is voor hen
synonym met antipathiek" en verkeerd".
Terwijl de beminnelijker en makkelijker levende
ontdekkers" juist elke nieuwe verschijning,eiken
nieuwen mensch, e Ik nieuw land, me t enthousiasme
tegemoet treden; omdat zij er vóór alles naar
streven het bezwaarlijke, altijd zelfde zelf ouder
te dompelen in de schittering van het onbekende -
dat echter na een tijd die charme gaat verliezen;
dat dan bekend en oud en eigen wordt, en daarmee
voor hen zijn glans verliest; terwijl de behoudende
er dan juist pas mee verzoend begint te raken.
Daarom troost ik er me wel eens mee, dat de
behoudenden waarschijnlijk toch het beste deel
hebben verkoren. Want hoe langer de rustelooze
jagers naar het nieuwe de wereld zijn doorgehaast,
hoe moeilijker het hun vallen zai, een nieuwen
indruk, een nieuwe emotie, het onbekende te
ontdekken. Terwijl de behoudende, hoe langer hij
leeft, hoe mér dingen hem op dien langen duur
na aan het hart zullen zijn gegroeid.
Alleen zal hij wel hoe langer hoe harder gaan
uitpakken tegen den nieuwen tijd, de nieuwe opvat
tingen die vlak naast zijn heilig huisje op-schieten.
Maar een beetje niet prettig" moet iedereen
het nu eenmaal hebben in zijn leven.
v.VOLLENHOVEN 'S STOUT