De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 19 december pagina 6

19 december 1925 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2532 N.V. PAERELS' Meublleering-MIJ. AMSTERDAM QOMPLETE MEUBILEERING BETIMMERINGEN Rokln 128 - Tal. 44541 NAAR MAAT Fr. SINEMUS 20 Laldschestraat 22 - Amsterdam VAN SCHAICK's MEUBELTRANSPORT-MT BERGPLAATSEN VAN INBOEDELS BINNEN- EN BUITENLANDSCHE TRANSPORTEN OVERBRENGEN van MEUBILAIR ook per AUTO-TAPISSIÈRE BOOTHSTRAAT, UTRECHT. TEL. 163 PEEK & CLOPPËNBURG DE GROENE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland kost slechts f 3.?per kwartaal of ( 10.?per jaar bij voDruitbetaling. Winterhanden gesprongen handen . PU ROL Doos30-60-90ct Tube 8Oct. Bij Apoth.en Drogisten ? Mosterd W. A Sponr Jr. Culemborg 5O1 CONDUITE-INTÉRIEURE 4 Cylinders, 10/15 P.K., 4 Zitplaatsen, Ballonbanden, Schokbrekers. UIT VOORRAAD LEVERBAAR. Zonder voorwielrem f 4600 | Met voorwielrem f 4750. De Importeur: J.LEONARO LAN6, Stadhouderskade 114, A'damJel 27100. BIJKOMSTIGHEDEN door ANNIE SALOMONS CXCVI1I Het goede van het leven aan boord is, dat ons bestaan er tenminste weereen schijn van bestendig heid krijgt. Je hebt je eigen plaats aan tafel, je eigen servetringje eigen huttejongen en algauw je eigen badkamer en je eigen plaatsje voor je stoel; en het eenige, dat nog niet heelemaal in orde is, is het feit, dat je eigen huis" al maar voorthaast onder een steeds veranderenden hemel, door een steeds veranderende zee, zoodat je nog nooit kunt zeggen hier" en dit", omdat hier" elke minuut van den dag ergens anders ligt. Ik heb soms het gevoel, dat ik door mijn reizen en trekken van de laatste maanden een heele boel heb geleerd; dat ik mijn natuur van een poes, die alleen in het mandje, waar ze geboren is, lekker kan slapen, gedeeltelijk begin af te stroopen en net als andere groote menschen" met waar deering leer praten over de aangename vormen van de Engelschen" en het organisatietalent van de Duitschers"; maar hoe de menschen het in hun hoofd hebben gekregen, om zich het voort durend zich verplaatsen voor te stellen als iets, dat de levensvreugde verhoogt, is een meening, waar ik nog altijd niet bij kan. Ik kan me indenken, dat, als iemand in zijn eigen omgeving een ondraaglijk leed te verwerken heeft gekregen, er een,tijd komt, dat hij het kussen, waarop al die tranen zijn gevallen, en de trap, Waarlangs hij telkens opnieuw zijn vertwijfeling droeg, niet langer kan zien; dat hij verlangt naar andere geuren en ander licht en andere stemmen, in de dwaze hoop, dat al die uiterlijke vernieu wingen hem ook aan een nieuw, aan een ander hart zullen helpen. Maar zoodra het, in eigenlijken zin, buiten zich zelf zijn" van wanhoop voorbij is, zal hij toch op n punt willen blijven en van het vreemde iets eigens" willen maken, al is het maar door een tabakszak, dien hij op tafel laat liggen of door een wandelstok in den hoek. Maar het nooit terugkeeren naar eenzelfde kamer, eenzelfden stoel, eenzelfde uitzicht, het altijd maar voorthijgen naar het andere, dat lijkt me een marteling. Is er een vertwijfeling, die dieper invreet, dan de levensmoeheid, de volkomen walg van alle vreug den en alle leed, die ons overvalt, als we den heelen barren, luiden nacht met een denderenden trein over de Wereld zijn gejaagd, en het begint licht te worden; we zien door de doffe raampjes een ons onbekende streek, en we weten, dat we dagen en weken zoo zouden kunnen voortjakkeren en dat de Wereld zich altijd nog verder zou uitbreiden, en dat het kille ochtendlicht overal even troosteloos zou zijn? Waar hebben We onze levenszatheid, de vol komen onbelangrijkheid van onze privéverlangens en bestrevingen dieper beseft, dan in zoo'n vuilen, stommen trein, die maar door boldert door dorre landen, langs groote steden, langs het kerk je aan het meer, dat in de avondzon ligt en waar we even droomden, dat, indien ergens, het geluk hier te vinden moest zijn; voorbij, voorbij ! Misschien kunnen we de menschen in het groot in twee soorten verdeelen: de menschen, die altijd openstaan voor, die altijd streven en verlangen naar het nieuwe, en die dat liefhebben en be wonderen, alleen al omdat het nieuw is, zoowel in het plaatselijke als in het tijdelijke, en zij, die a priori het nieuwe verafschuwen, die zich houden bij het oude en beproefde, bij wat ze hebben, en die, uit gehechtheid aan den eenen, dien ze in de hand hebben, liever de tien vogels in de lucht laten vliegen. Onze politieke partijen, ja, eigenlijk onze hcele samenleving bestaat bij de elkaar-tegenstrevendesamenwerking van deze twee krachten. Als we slechts de nieuwigheden-aanbidders hadden, zou den er bij de ontwikkeling van de vliegtechniek nog veel meer jonge levens zijn omgekomen; maar als de heele wereld uit behouders" bestond, zou er van vliegwezen nooit sprake zijn geweest; de twee kategorieë'n houden elkaar in evenwicht, en hebben elkaar noodig om te blijven bestaan. Als Columbus behoudend was geweest, zou Amerika nooit ontdekt zijn en als Napoleon een revolutio naire nieuwlichter was gebleven, had de wereld haar ondergang tegemoet geraasd. Wanneer we de onderscheidingen terugbrengen tot onze klein-menschelijke proporties, dan kunnen we over 't algemeen zeggen, dat de menschen, die alle heil van het nieuwe verwachten oppervlakkigen, beminnelijk-bescheidenen of optimisten zijn, terwijl zij, die alleen gelooven in het zelf erkende, zelf gemaakte en beproefde, meestal zwaarder op de hand, eigenwijzer en trouwer zijn. Zij kunnen, in hun onderbewuste, niet gelooven, dat een volk, of een land, dat zich ver van hun wakend oog heeft ontwikkeld, ook maar eenigszins de vergelijking zou kunnen doorstaan met hun eigen land, hun eigen familie, hun eigen huis. Alles, Waarin ze niet iets van hun eigen wezen herkennen, doet hen regelrecht vijandig aan; nieuw" is voor hen synonym met antipathiek" en verkeerd". Terwijl de beminnelijker en makkelijker levende ontdekkers" juist elke nieuwe verschijning,eiken nieuwen mensch, e Ik nieuw land, me t enthousiasme tegemoet treden; omdat zij er vóór alles naar streven het bezwaarlijke, altijd zelfde zelf ouder te dompelen in de schittering van het onbekende - dat echter na een tijd die charme gaat verliezen; dat dan bekend en oud en eigen wordt, en daarmee voor hen zijn glans verliest; terwijl de behoudende er dan juist pas mee verzoend begint te raken. Daarom troost ik er me wel eens mee, dat de behoudenden waarschijnlijk toch het beste deel hebben verkoren. Want hoe langer de rustelooze jagers naar het nieuwe de wereld zijn doorgehaast, hoe moeilijker het hun vallen zai, een nieuwen indruk, een nieuwe emotie, het onbekende te ontdekken. Terwijl de behoudende, hoe langer hij leeft, hoe mér dingen hem op dien langen duur na aan het hart zullen zijn gegroeid. Alleen zal hij wel hoe langer hoe harder gaan uitpakken tegen den nieuwen tijd, de nieuwe opvat tingen die vlak naast zijn heilig huisje op-schieten. Maar een beetje niet prettig" moet iedereen het nu eenmaal hebben in zijn leven. v.VOLLENHOVEN 'S STOUT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl