De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 19 december pagina 8

19 december 1925 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2532 DE TRADITIES VAN MIJN STAND" Nu de heer Ritter zich blijkbaar bevindt onder de weinigen, die Prometheus" en Hedendaagsch Fetischisme" lazen, is het eigenlijk jammer dat hij ze niet in n moeite door goed gelezen heeft. Goed lezen lijkt echter wel heel moeilijk, getuige de volkomen averechtsche interpretatie van mijn toch zoo duidelijk en ondubbelzinnig stukje. Als hadde ik daden gelaakt, instede van leugens ontmaskerd. Doch dit wil ik verder laten rusten en enkel even wijzen op wat de heer Ritter over het hoofd zag in de boeken, waarop hij zich beroept om mijn verontwaardiging te hekelen ??, en dat er precies het essentieele van is !! Die verontwaardiging is eenzijdig en ik belijd in mijn geschriften de veelzijdigheid, dus ben ik in strijd met mijzelf. Zoo bedoelt de heer Ritter, doch hij vergist zich. Ik belijd zeer zeker de veel zijdigheid, maar besef juist daardoor de onmoge lijkheid om aan de eenzijdigheid te ontkomen. Of We willen of niet, we moeten eraan gelooven", in den meest letterlijken zin: W ie niet voor mij is, die is tegen mij." Ijdel het streven naar de derde mogelijkheid. Eens voor al: of Jupiter, of Pro metheus, of Hercules, óf een der vuil-uitwerpende koeien in den Augiasstal. Daartegen spartelen we wel, en hebben we altijd gesparteld, maar geen tegenspartelen baat. Heraklitus waande dat hij zich aan zijn deel in het gemeene kwaad onttrok, toen hij het bikkelen met de jongens, op de stoepen der openbare gebouwen" verkoos boven aandeel in het stadsbestuur, maar hij ver giste zich. Widowers Houses" had hem de waar heid omtrent zichzelf kunnen leeren. Voor alle tijden rest ons niets dan steeds dezelfde eenzijdigheden op ons te nemen, wij modernen" echter in het verzwarend besef dat het inderdaad alle eenzijdigheden zijn. Zonder Hoop en zonder Geloof, doch met de oude redelooze Liefde. Wat anders beduidt: Het is goed dat er erger nissen zijn, doch wee dengeen door wien de ergerwssen komen" , dan het zelfbesef der veelzijdigheid die eigen eenzijdigheid op zich neemt? Het is een ijdele waan, dat men in wijsheid leven kan. Wie het waant, ziet zijn gevoelsarmoe voor geesteshoogheid aan, hult zich in een goedkoope Heraklitische pose. Dat en dat alleen heb ik geschreven, heb ik beleden, op elke bladzij van de boeken waarop zich de heer Ritter wel beroept, maar die hij niet las, of niet begreep. Zoo zal ik dan te luider mijn wee" blijven roepen, naarmate de ergernissen rondom mij wassen, altijddoor wetend mijn eenzijdigheid, altijddoor wetend mijn medeplichtigheid, doch niettemin altijd en onverbiddelijk voor die ne keus gesteld , liever met Prometheus" dan met Jupiter", liever voor een dwazen waan dan voor een lage leugen mij bezondigend. Juist in die onmogelijkheid om misdaad of mede plichtigheid te ontloopen, ligt voorons,,modernen" immers de waarheid der Erfzonde ! Ook dat staat in Prometheus", collega Ritter. Ik zeg het u maar eenvoudig, ik mishelaas,uwweelderigen stijl, uw tegelijk zoo dartele en fijne ironie. Ja, duizendmaal liever dan vooreen lagen leugen bezondig ik mij voor een dwazen waan, al moeten ze beide tot misdaad leiden, en ze moeten het , maar dit wil ik u wel verzekeren, dat ik bij de zedelijke stompzinnigheid der dienaren Jupiters nooit om een Revolutie, maar wel eens om een Zondvloed heb verzucht. Zonder Arke Noachs. Het eenige inderdaad, dat met Jupiter en Prome theus, de Eenzijdigheid-zelf, Want het Leven-ze!f, van de aarde wegvagen zou. Verzucht, soms in de woorden van Galworthy's schietgebedje: Rather than live where such things cati be, let me die." Maar zoolang we leven, zullen we als heler of steler, óf den dwazen waan óf de lage leugen dienen. En hierin ligt dan juist ook het onderscheid. Hoe ongegrond en onhoudbaar de bewering, dat het op zich nemen van min of meer onaange name consequenties de waarde van daden bepaalt en dat gelijke consequenties de bedrijvers van verschillende daden tot gelijken stempelen. Er zit er menigeen achter slot en grendel die er wel een paar jaar brommen voor over had," voor het genoegen een gehaten medevrijer een mes tusschen de ribben te steken, dan wel op andere wijze zijn woede aan een tegenstander te koelen, of een paar maanden of weken voor de satisfactie een ander belachelijk of onmogelijk te maken. Ik acht het niet volkomen uitgesloten dat onze Perronheid tot dezulken behoort. En hebben al die bekken snijders en vechtersbazen recht op de sympathie van geëmancipeerd Nederland."? De heer Ritter weet zoo goed als ik dat enkel motieven scheiden en enkel motieven binden ! En ik, volkomen in de lijn van wat ik steeds heb geschreven en beleden, prefereer Prometheus' wanen boven Jupiters leugens, wat ze ook impliceeren en zij het dan ook zonder de kracht en het vertrouwen mij op andere wijze dan deze eraan medeplichtig te maken. CARRY VAN BRUGGEN ANTWOORD AAN DEN HEER BAKELS GRANDS VINS DE CHAMPAGNE POL ROGER & Cie. Agent General: JAGER GERLINGS, Haarlem I. De beantwoording van het aanvallend schrij ven van den heer Bakels (zelden verwachtte ik met meer genoegen een stuk tegen mij) geschiedt van zelve in twee deelen, in n, dat in de Groene zal verschijnen en in n, daar het tegen mij als den schrijver van de Beschouwingen gaat, dat in die Beschouwingen zal gevonden Worden. II. Wat ik in de Amsterdammer zal beantwoorden is een nieuwe beantwoording van den mislukten Haagschen aanval. Deze aanval bevat niets dan een reeks van onziiiverheden. ONZUIVERHEID EEN. De eerste onzuiverheid dan in het stuk van den heer Bakels is deze (de logische constructie der feiten ontbreekt) dat ik over zijn hoofd heen zou hebben gedebatteerd, naar aanleiding van zijn tentoonstelling bij Kleikamp, met de critica van de N. R. C. Deze dame, die den heer B. een groot schilder" noemde, was voor mij het specimen van iemand, die het niet weet, en ik begreep, dat van toen af de zaken omtrent Bakels scherper moesten worden gesteld, en dat ik zelf ook d'oorzaak kon zijn van een overschatting van zijn werk, te midden van de grootere schilders, die nu werken en leven. Ik begreep, dat mijn goedhartigheid mij parten had gespeeld, en dat ik als kritikusdit niet meer mocht volhouden, want kritiek is de hartstocht van de juiste plaatsing, en ik was te goedhartig geweest. Omdat ik begreep, waartoe zulk medelijden en zulke goedhartigheid voerde, greep ik in, en con stateerde overeenkomstig mijn zicht op schilde rijen, dat de heer Bakels dikwijls onzuiver was; dat hij veel te danken had aan Witsen en aan Segantini; dat hij niets bezat aan ethische Waar den en dat zijn werk geen durend bezien verdroeg. Ik had zóó de fout mijner goedhartigheid hersteld; mijn medelijden, en waardoor ik kritisch te wel willend geweest was, werd door deze definitieve bepaling mijner inzichten opgeheven. Hieruit blijkt dat de heer Bakels een onzuiverheid noemt, wat een weerkeer naar de zuiverheid was. ONZUIVERHEID TWEE. Ik ben inderdaad eens vijftig jaar geworden; een commissie heeft zich gevormd van schilders, politici en architekten, en de graphikus van Essen verzocht voor deze com missie aan een aantal schilders, etc. een blijk van Waardeering. Hij kreeg, nadat hij den heer Bakels had gevraagd, mei verwijzing naar bovenstaande kri tiek, ten antwoord met een citaat (dat Bakels'werk geen durend bezien verdroeg) dat ik op een werk van Bakels' hand geen prijs kon stellen. Dat was inderdaad zóó, ik stel geen prijs op een werk van den lieer Reinier Bakels, en ik drukte den secretaris mijne voldoening uit, dat zijn poging was mislukt. ONZUIVERHEID DRIE. Wat het probleem Pulchri Studio betreft, dit is de derde onzuiverheid, die de heer Reinier Bakels begaat. Het geval is indertijd in het Vaderland een onderwerp voor een polemische discussie geweest, maar daar ik vermoed, dat het in den Haag te veel is gebleven, zal ik het in het kort samenvatten. De aanleiding tot mijn actie tegen Pulchri Studio (waar de heer Reinier Bakels toen in het bestuur zat) was, dat voor een tentoonstel ling een schilderij van Jan Sluyters was geweigerd, terwijl er werken als van Arps werden aangenomen. Ik schreef een verontwaardigd artikel over dit geval, er kwam antwoord en wederantwoord (de heer Bakels was daarvan, zóó niet de geheele bedrijver, dan toch in hoofdzaak dat,) en de verdediging van Pulchri Studio bleef zwak; (er Werd geschermd met interne zaken"). Sluy ters bedankte zelfs voor Pulchri Studio, zooals hij mij schreef, maar liet zich weer overhalen om Hd te worden. Ge begrijpt dat de heer Bakels, als auctor intellectualis, niet (ook door dat bedan ken !) in de aangenaamste positie zich tegenover mij bevond. Er kwam een persoonlijk vervolg. De tentoonstelling van Suze Robertson werd geopend, en ik werd bij de opening gevraagd als gast van de dochter van de overleden, begaafde schilderes. Ik kwam; de heer Bakels opende. Hij viel mij aan in een armelijke openingsrede (hij zei dat Suze Robertson geen tragische schilderes Was, maar een echte schilderes (Wat een vondst en wat een kriti sche karakteriseering !) Hij begreep daarna dat hij een fout had begaan met het onjuist aanvallen van het Woord tragisch" etc. en ontkende op mij 'tgemunt te hebben. Ik ironiseerde in een artikel in de Groene toen de karakteriseerende kracht van den heer Reinier Bakels (hij sprak ook van hemelsche bronnen, daaruit putten, en wat hij uit die bron liet putten, hangen aan den wand etc.). De heer Bakels, die daarop geen antwoord had en ook geen antwoord kon hebben, joeg op een vergadering het bekende besluit door, zich dubbel vergissend, daar hij meende mijn positie aan te tasten, en daar hij de plaats van Pulchri Studio in de tegenwoor dige schilderkunst (zij is een zeer kleine) overschat te. Het besluit heeft mij steeds koel gelaten; de derde onzuiverheid van den heer Reinier Bakels is dus deze, dat hij ter verdediging van een onjuist besluit, mij, die Jan Sluyters verdedigde, meende te kunnen treffen, door mij iets te willen ontzeggen, waarop ik geen prijs stelde, en dat niet de schilder den schilder verdedigde, maar ik tegenover Pulchri (en den heer Bakels in de eerste plaats) den schilder Sluyters moest verdedigen. Deze zaak strekt dus allen, die ze begonnen, tot oneer; evenals het niet eeren der gastvrijheid of van het gast-zijn de heer Reinier Bakels ten laste blijft. ONZUIVERHEID VIER. De heer Bakels begaat een volgende onzuiverheid, door te schrijven, dat ik geweigerd zou hebben mede te Werken aan wat de heer Bakels noemt, een onderzoek. Ik heb daar over met den heer van Bolhuijs geconfereerd, maar gezegd dat ik de zaak zelf Wou redderen, daar ik geen lid meer was van den Journalistenkring. De heer Reinier Bakels liep in die dagen met zijn dossier tegen mij rond, maar hij vond geen vol doening, zelfs niet toen hij die hoopte te vinden bij Havelaar, Steenhoff en Cornelis Veth, die nog eraan gedacht hebben Pulchri Studio te boycotten. U ziet hieruit Weer, hoe speelsch de heer Reinier Bakels met de praecisiteit om gaat. ONZUIVERHEID VIJF. Ik heb naar aanleiding van het woord teleurstellend" in het commu niquévan de commissie voor buitenlandsche tentoonstellingen (Welk bijna ongekend woord in een officieel of officieus communiqué!) de leiding der buitenlandsche tentoonstellingen en den heer Bakels aangevallen. Terecht. Ik heb niet gedraaid zooals hij tnsschen moderne en modcrnere, ik heb geschreven, dat de heer Bakels ongeschikt was als vertegenwoordiger der Hollandsche schilderkunstop te treden ; ik heb daarenboven geschreven, dat het tijd werd, dat er eens, om de steeds \veerkeerende teleurstellingen te voorkomen met onze buitenlandsche tentoonstellingen, zooals ik ook den heer Haverman dat zei, die kwam om met mij over mijn opvatting van meeningen te wisselen, dat er, nu de Hagenaars waren afgeloopen en de Amsterdamsche Allebécrs bijna historisch object" werden, een tentoonstelling moest uit gezonden worden, alleen van de modernen", en dat het nu de beurt van deze was. ONZUIVERHEID ZES. De lieer Reinier Bakels zegt, dat het Regeeringscommuniquéschrijft, dat men het ganschelijk eens met hem is. Ik meen, dat in dat Regeeringscumitéeen onzer bekendste schil ders van zijn waardeering voor mij heeft blijk gegeven; de heer Reinier Bakels weet zeer goed wien ik bedoel. Ten slotte, zooals ik in den beginne schreef, zal ik wat de heer Reinier Bakels zich aantrok in mijne zoo correcte, hoewel niet zachtzinnige Beschouwingen, daar beantwoorden (een genoegen dat mij nog wacht !). Ik wilde hier alleen aantoonen, dat de heer Reinier Bakels, die het over de zuiverheid der pers" heeft, dit woord geschreven heeft met een zeer onzuivere pen. P L A S S C II A E R T VANNELLE5VARINAS GOUDZEGEL 3O ets. per Pakje.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl