Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2532
DE TRADITIES VAN
MIJN STAND"
Nu de heer Ritter zich blijkbaar bevindt
onder de weinigen, die Prometheus" en
Hedendaagsch Fetischisme" lazen, is het eigenlijk jammer
dat hij ze niet in n moeite door goed gelezen
heeft. Goed lezen lijkt echter wel heel moeilijk,
getuige de volkomen averechtsche interpretatie
van mijn toch zoo duidelijk en ondubbelzinnig
stukje. Als hadde ik daden gelaakt, instede van
leugens ontmaskerd.
Doch dit wil ik verder laten rusten en enkel
even wijzen op wat de heer Ritter over het hoofd
zag in de boeken, waarop hij zich beroept om mijn
verontwaardiging te hekelen ??, en dat er precies
het essentieele van is !!
Die verontwaardiging is eenzijdig en ik belijd
in mijn geschriften de veelzijdigheid, dus ben ik
in strijd met mijzelf. Zoo bedoelt de heer Ritter,
doch hij vergist zich. Ik belijd zeer zeker de veel
zijdigheid, maar besef juist daardoor de onmoge
lijkheid om aan de eenzijdigheid te ontkomen.
Of We willen of niet, we moeten eraan gelooven",
in den meest letterlijken zin: W ie niet voor mij is,
die is tegen mij." Ijdel het streven naar de derde
mogelijkheid. Eens voor al: of Jupiter, of Pro
metheus, of Hercules, óf een der vuil-uitwerpende
koeien in den Augiasstal. Daartegen spartelen
we wel, en hebben we altijd gesparteld, maar geen
tegenspartelen baat. Heraklitus waande dat hij
zich aan zijn deel in het gemeene kwaad
onttrok, toen hij het bikkelen met de jongens,
op de stoepen der openbare gebouwen" verkoos
boven aandeel in het stadsbestuur, maar hij ver
giste zich. Widowers Houses" had hem de waar
heid omtrent zichzelf kunnen leeren.
Voor alle tijden rest ons niets dan steeds dezelfde
eenzijdigheden op ons te nemen, wij modernen"
echter in het verzwarend besef dat het inderdaad
alle eenzijdigheden zijn. Zonder Hoop en zonder
Geloof, doch met de oude redelooze Liefde.
Wat anders beduidt: Het is goed dat er erger
nissen zijn, doch wee dengeen door wien de ergerwssen
komen" , dan het zelfbesef der veelzijdigheid
die eigen eenzijdigheid op zich neemt? Het is een
ijdele waan, dat men in wijsheid leven kan. Wie het
waant, ziet zijn gevoelsarmoe voor
geesteshoogheid aan, hult zich in een goedkoope Heraklitische
pose.
Dat en dat alleen heb ik geschreven, heb ik
beleden, op elke bladzij van de boeken waarop
zich de heer Ritter wel beroept, maar die hij niet
las, of niet begreep.
Zoo zal ik dan te luider mijn wee" blijven
roepen, naarmate de ergernissen rondom mij
wassen, altijddoor wetend mijn eenzijdigheid,
altijddoor wetend mijn medeplichtigheid, doch
niettemin altijd en onverbiddelijk voor die
ne keus gesteld , liever met Prometheus"
dan met Jupiter", liever voor een dwazen waan
dan voor een lage leugen mij bezondigend.
Juist in die onmogelijkheid om misdaad of mede
plichtigheid te ontloopen, ligt voorons,,modernen"
immers de waarheid der Erfzonde ! Ook dat staat
in Prometheus", collega Ritter. Ik zeg het u
maar eenvoudig, ik mishelaas,uwweelderigen stijl,
uw tegelijk zoo dartele en fijne ironie.
Ja, duizendmaal liever dan vooreen lagen leugen
bezondig ik mij voor een dwazen waan, al moeten
ze beide tot misdaad leiden, en ze moeten het ,
maar dit wil ik u wel verzekeren, dat ik bij de
zedelijke stompzinnigheid der dienaren Jupiters
nooit om een Revolutie, maar wel eens om een
Zondvloed heb verzucht. Zonder Arke Noachs.
Het eenige inderdaad, dat met Jupiter en Prome
theus, de Eenzijdigheid-zelf, Want het Leven-ze!f,
van de aarde wegvagen zou.
Verzucht, soms in de woorden van Galworthy's
schietgebedje: Rather than live where such
things cati be, let me die."
Maar zoolang we leven, zullen we als heler of
steler, óf den dwazen waan óf de lage leugen
dienen.
En hierin ligt dan juist ook het onderscheid.
Hoe ongegrond en onhoudbaar de bewering,
dat het op zich nemen van min of meer onaange
name consequenties de waarde van daden bepaalt
en dat gelijke consequenties de bedrijvers van
verschillende daden tot gelijken stempelen. Er
zit er menigeen achter slot en grendel die er wel
een paar jaar brommen voor over had," voor het
genoegen een gehaten medevrijer een mes tusschen
de ribben te steken, dan wel op andere wijze zijn
woede aan een tegenstander te koelen, of een
paar maanden of weken voor de satisfactie een
ander belachelijk of onmogelijk te maken. Ik acht
het niet volkomen uitgesloten dat onze Perronheid
tot dezulken behoort. En hebben al die bekken
snijders en vechtersbazen recht op de sympathie
van geëmancipeerd Nederland."?
De heer Ritter weet zoo goed als ik dat enkel
motieven scheiden en enkel motieven binden !
En ik, volkomen in de lijn van wat ik steeds heb
geschreven en beleden, prefereer Prometheus'
wanen boven Jupiters leugens, wat ze ook
impliceeren en zij het dan ook zonder de kracht en het
vertrouwen mij op andere wijze dan deze eraan
medeplichtig te maken.
CARRY VAN BRUGGEN
ANTWOORD AAN DEN HEER
BAKELS
GRANDS VINS DE CHAMPAGNE
POL ROGER & Cie.
Agent General: JAGER GERLINGS, Haarlem
I.
De beantwoording van het aanvallend schrij
ven van den heer Bakels (zelden verwachtte
ik met meer genoegen een stuk tegen mij) geschiedt
van zelve in twee deelen, in n, dat in de Groene
zal verschijnen en in n, daar het tegen mij als
den schrijver van de Beschouwingen gaat, dat in
die Beschouwingen zal gevonden Worden.
II.
Wat ik in de Amsterdammer zal beantwoorden
is een nieuwe beantwoording van den mislukten
Haagschen aanval. Deze aanval bevat niets dan
een reeks van onziiiverheden.
ONZUIVERHEID EEN. De eerste onzuiverheid
dan in het stuk van den heer Bakels is deze
(de logische constructie der feiten ontbreekt) dat
ik over zijn hoofd heen zou hebben gedebatteerd,
naar aanleiding van zijn tentoonstelling bij
Kleikamp, met de critica van de N. R. C. Deze dame,
die den heer B. een groot schilder" noemde,
was voor mij het specimen van iemand, die
het niet weet, en ik begreep, dat van toen af
de zaken omtrent Bakels scherper moesten
worden gesteld, en dat ik zelf ook d'oorzaak kon
zijn van een overschatting van zijn werk, te midden
van de grootere schilders, die nu werken en leven.
Ik begreep, dat mijn goedhartigheid mij parten had
gespeeld, en dat ik als kritikusdit niet meer mocht
volhouden, want kritiek is de hartstocht van de
juiste plaatsing, en ik was te goedhartig geweest.
Omdat ik begreep, waartoe zulk medelijden en
zulke goedhartigheid voerde, greep ik in, en con
stateerde overeenkomstig mijn zicht op schilde
rijen, dat de heer Bakels dikwijls onzuiver was;
dat hij veel te danken had aan Witsen en aan
Segantini; dat hij niets bezat aan ethische Waar
den en dat zijn werk geen durend bezien verdroeg.
Ik had zóó de fout mijner goedhartigheid hersteld;
mijn medelijden, en waardoor ik kritisch te wel
willend geweest was, werd door deze definitieve
bepaling mijner inzichten opgeheven. Hieruit
blijkt dat de heer Bakels een onzuiverheid noemt,
wat een weerkeer naar de zuiverheid was.
ONZUIVERHEID TWEE. Ik ben inderdaad eens
vijftig jaar geworden; een commissie heeft zich
gevormd van schilders, politici en architekten, en
de graphikus van Essen verzocht voor deze com
missie aan een aantal schilders, etc. een blijk van
Waardeering. Hij kreeg, nadat hij den heer Bakels
had gevraagd, mei verwijzing naar bovenstaande kri
tiek, ten antwoord met een citaat (dat Bakels'werk
geen durend bezien verdroeg) dat ik op een werk
van Bakels' hand geen prijs kon stellen. Dat was
inderdaad zóó, ik stel geen prijs op een werk van
den lieer Reinier Bakels, en ik drukte den secretaris
mijne voldoening uit, dat zijn poging was mislukt.
ONZUIVERHEID DRIE. Wat het probleem Pulchri
Studio betreft, dit is de derde onzuiverheid, die de
heer Reinier Bakels begaat. Het geval is indertijd in
het Vaderland een onderwerp voor een polemische
discussie geweest, maar daar ik vermoed, dat het in
den Haag te veel is gebleven, zal ik het in het kort
samenvatten. De aanleiding tot mijn actie tegen
Pulchri Studio (waar de heer Reinier Bakels toen
in het bestuur zat) was, dat voor een tentoonstel
ling een schilderij van Jan Sluyters was geweigerd,
terwijl er werken als van Arps werden aangenomen.
Ik schreef een verontwaardigd artikel over dit
geval, er kwam antwoord en wederantwoord (de
heer Bakels was daarvan, zóó niet de geheele
bedrijver, dan toch in hoofdzaak dat,) en de
verdediging van Pulchri Studio bleef zwak;
(er Werd geschermd met interne zaken"). Sluy
ters bedankte zelfs voor Pulchri Studio, zooals
hij mij schreef, maar liet zich weer overhalen
om Hd te worden. Ge begrijpt dat de heer Bakels,
als auctor intellectualis, niet (ook door dat bedan
ken !) in de aangenaamste positie zich tegenover
mij bevond. Er kwam een persoonlijk vervolg. De
tentoonstelling van Suze Robertson werd geopend,
en ik werd bij de opening gevraagd als gast van de
dochter van de overleden, begaafde schilderes. Ik
kwam; de heer Bakels opende. Hij viel mij aan
in een armelijke openingsrede (hij zei dat Suze
Robertson geen tragische schilderes Was, maar een
echte schilderes (Wat een vondst en wat een kriti
sche karakteriseering !) Hij begreep daarna dat
hij een fout had begaan met het onjuist aanvallen
van het Woord tragisch" etc. en ontkende op
mij 'tgemunt te hebben. Ik ironiseerde in een artikel
in de Groene toen de karakteriseerende kracht van
den heer Reinier Bakels (hij sprak ook van
hemelsche bronnen, daaruit putten, en wat hij uit die
bron liet putten, hangen aan den wand etc.). De
heer Bakels, die daarop geen antwoord had en ook
geen antwoord kon hebben, joeg op een vergadering
het bekende besluit door, zich dubbel vergissend,
daar hij meende mijn positie aan te tasten, en daar
hij de plaats van Pulchri Studio in de tegenwoor
dige schilderkunst (zij is een zeer kleine) overschat
te. Het besluit heeft mij steeds koel gelaten; de
derde onzuiverheid van den heer Reinier Bakels
is dus deze, dat hij ter verdediging van een onjuist
besluit, mij, die Jan Sluyters verdedigde, meende te
kunnen treffen, door mij iets te willen ontzeggen,
waarop ik geen prijs stelde, en dat niet de schilder
den schilder verdedigde, maar ik tegenover Pulchri
(en den heer Bakels in de eerste plaats) den schilder
Sluyters moest verdedigen. Deze zaak strekt dus
allen, die ze begonnen, tot oneer; evenals het
niet eeren der gastvrijheid of van het gast-zijn
de heer Reinier Bakels ten laste blijft.
ONZUIVERHEID VIER. De heer Bakels begaat een
volgende onzuiverheid, door te schrijven, dat
ik geweigerd zou hebben mede te Werken aan wat
de heer Bakels noemt, een onderzoek. Ik heb daar
over met den heer van Bolhuijs geconfereerd, maar
gezegd dat ik de zaak zelf Wou redderen, daar ik
geen lid meer was van den Journalistenkring. De
heer Reinier Bakels liep in die dagen met zijn
dossier tegen mij rond, maar hij vond geen vol
doening, zelfs niet toen hij die hoopte te vinden
bij Havelaar, Steenhoff en Cornelis Veth, die nog
eraan gedacht hebben Pulchri Studio te boycotten.
U ziet hieruit Weer, hoe speelsch de heer Reinier
Bakels met de praecisiteit om gaat.
ONZUIVERHEID VIJF. Ik heb naar aanleiding
van het woord teleurstellend" in het commu
niquévan de commissie voor buitenlandsche
tentoonstellingen (Welk bijna ongekend woord
in een officieel of officieus communiqué!) de
leiding der buitenlandsche tentoonstellingen en
den heer Bakels aangevallen. Terecht. Ik heb
niet gedraaid zooals hij tnsschen moderne en
modcrnere, ik heb geschreven, dat de heer Bakels
ongeschikt was als vertegenwoordiger der
Hollandsche schilderkunstop te treden ; ik heb daarenboven
geschreven, dat het tijd werd, dat er eens, om de
steeds \veerkeerende teleurstellingen te voorkomen
met onze buitenlandsche tentoonstellingen, zooals
ik ook den heer Haverman dat zei, die kwam om
met mij over mijn opvatting van meeningen te
wisselen, dat er, nu de Hagenaars waren afgeloopen
en de Amsterdamsche Allebécrs bijna historisch
object" werden, een tentoonstelling moest uit
gezonden worden, alleen van de modernen", en
dat het nu de beurt van deze was.
ONZUIVERHEID ZES. De lieer Reinier Bakels zegt,
dat het Regeeringscommuniquéschrijft, dat men
het ganschelijk eens met hem is. Ik meen, dat in
dat Regeeringscumitéeen onzer bekendste schil
ders van zijn waardeering voor mij heeft blijk
gegeven; de heer Reinier Bakels weet zeer goed
wien ik bedoel. Ten slotte, zooals ik in den
beginne schreef, zal ik wat de heer Reinier Bakels
zich aantrok in mijne zoo correcte, hoewel niet
zachtzinnige Beschouwingen, daar beantwoorden
(een genoegen dat mij nog wacht !).
Ik wilde hier alleen aantoonen, dat de heer Reinier
Bakels, die het over de zuiverheid der pers" heeft,
dit woord geschreven heeft met een zeer onzuivere pen.
P L A S S C II A E R T
VANNELLE5VARINAS
GOUDZEGEL
3O ets. per Pakje.