De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 26 december pagina 11

26 december 1925 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No. 2534 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 *t, r Nieuwe Fransche Boeken door JOHANNES TlELROOY FRANCIS CARCO, Rien qu'une femme, roman, Parijs, A. Michel, 7 fr. 50. Un homme traquézal tot nu toe wel zijn beste roman zijn. Maar ook Rien qu'une femme is van edel metaal. Kent men den toon van Manon Lescaut, van Adolphe, den korten, ontgoochelden stijl die schijnt te zeggen: zoo en zoo is het gebeurd, het was een noodlot, het kon immers niet anders? Dien vindt men ook hier. Het kon niet anders: Mariette was wel een eenvoudige dienstmeid in een provinciaal logement; Claude werd wel zorg vuldig opgevoed door de logementhoudster, zijn moeder, en naar de beste school gezonden; maar ze moesten elkaar vinden, Mariette moest hem zijn moeder ontnemen, hij moest dalen tot den rang van.... bijna een souteneur. Want zij Was de" vrouw, de noodlottige; en hij had dien smaak voor het droefgeestig-crapuleuze dien misschien ver scheidenen zich herinneren, wier man-Worden dateert van 1904, 1905. Inderdaad, is het een tijdsverschijnsel? Aan het einde der vorige eeuw had Verlaine die voorliefden gahad, en in de verre middeleeuwen zijn broeder Villon; dus waren ze niet uitsluitend eigen aan wie thans, als Carco,de 40 naderen; maar toch, er leefden er meer misschien dan ooit in de groote steden van Europa, een twintig jaar geleden, van die jonge mannen die zich verdroomden in een vaag verdriet, zich ver gooiden in toen schoonschijnende anarchie, geluk zochten in een depravatie welke, na de zonder lingste erotische afdwalingen, soms overging in een ongeweten ontkenning van alle levenswaarden, in een heimelijk streven naar zelfvernietiging. Zoo misschien ook deze schrijver, zoo zeker zijn Claude. Ze zochten, kunnen wij vermoeden, het absolute in den vleesche, en het bleek vergeefsch. Niet dat het gemakkelijk zou zijn te zeggen, waar op aarde het wel wordt gevonden. Slechts mag men als zeker beschouwen, dat Wie gezondheid genoeg bezit, zich uit deze dwalingen, die men wellicht niet zonder winst in zijn jeugdjaren doormaakt, tenslotte altijd zal redden. En het triomfantelijkst redt zich wie de gaaf heeft uit deze gevoelens een beeld te snijden. Die gelukkige gave bezit Carco. Hij is een evenwichtige, maar fijn en gevoelig gebleven kunstenaarsnatuur, en dit boek is levend, waarachtig en vol zin. MARCEL ARLAND, Etienne. Parijs, Nouv. Rev. Fr., 7 fr. 50. Minder geloofwaardig is het verhaal dat de 26-jarige, belangwekkende romancier en essayist Marcel Arland in zijn Etienne te boek gesteld heef t. Deze d'Albert is wel onveranderlijk hard voor zijn zuster, de verleider d'Ayrens is wel erg cynisch ! Menschelijke Wezens zijn van meer samengesteld maaksel dan de personen van Arland; en waar deze schrijver den rechtlijnigen eenvoud bewust heeft willen vermijden, waar hij zijn personen, b.v. Etienne zelf, na hen te hebben voorgesteld als wreed, laag of zwak, vervolgens iets minder ignobels laat verrichten, welnu, daar voelt men somtijds niet steeds het procédé, de be doeling. Het is alles zoo bitter, zoo bar, zoo streng, zoo interessant". Wat zijn we slecht, Wat zijn we diabolisch ! We hebben ook geen geloof meer, geen reden om het zedelijk goede te verkiezen, het slechte af te wijzen, God heeft ons verlaten. We lijden aan een nieuw mal du siècle". Zoo schijnt dit boek te klagen, in jeugdige overdrijving. En nu is het eigenaardig dat de schrijver in twee essay's, n van vóór dit boek (Nouvelle Revue Frangaise Febr. 1924) en n van lateren datum (t.z.p. Dec. 1925), Weliswaar deze klachten geuit heeft, maar er op die bladzijden een veel minder diepen klank aan heeft gegeven; daar constateert hij met betrekkelijke kalmte Gods afwezigheid uit de wereld en tracht voorloopig tot een aardsche wijsheid te geraken. Waarom moest hij het met zijn roman doen voorkomen alsof zijn klachten niet zoo oud zijn als de Wereld? Indien hij er toe overgegaan is, in deze jaren Wederom een roman te schrijven o, ik erken, een indrukwekkenden roman, van sterken, soberen stijl, al moet men sporen van haast betreuren die in hoofdzaak dit zegt: de mensen van dezen tijd, verstoken als hij is van Gods zedelijke leiding, is onvermijdelijk aan zonde en ongeluk ten prooi; indien hij dit inzicht nieuw, en in zijn binnenste gerijpt genoeg heeft bevonden om het met een gefingeerd verhaal te demonstreeren (want zoo schijnt bij hem de gang van zaken), moeten wij dan niet veronderstellen dat hij onder het schrijven het aangewezen euvel vooral als een tijdsverschijnsel beschouwde, waar voor de komende tijd, door zijn toedoen o.a., remedies zou vinden? Hij concipieerde een verhaal in de stemming van iemand die dit alles zeer tragisch, en zeer modern-tragisch, vindt; maar hij schreef essay's waarin hij rustig naar oplossingen zocht en laatstelijk tot een partiëele oplossing geraakte die volstrekt niet speciaal modern, maar zoo oud is als onze beschaving: de bekende christe lijke noodoplossing, de moraal der renunciatie. Er is een zekere tegenspraak tusschen die bedaarde, overigens vrij banale Wijsheid van de essay's en de soms wat gewilde pathetiek van den roman. Vandaar waarschijnlijk dat het verhaalde niet steeds overtuigt. Men kan nietnalaten te bedenken, dat deze menschen niet in de eerste plaats onge lukkig worden omdat zij, meer dan hun voor ouders, bovenaardsche leiding zouden ontberen, maar vooral omdat zij zelf zulke exceptioneele zwakkelingen zijn ! Er is trouwens, naar 't mij toeschijnt, volstrekt geen bijzondere reden om thans luide te klagen over de onmogelijkheid de moraal op buitenaardsche gronden te fundeeren. Alle jonge men schen van eenige zielsdiepte hebben deze onmoge lijkheid smartelijk gevoeld, niet in onzen tijd alleen, maar in alle tijden. Velen hebben ter ver troosting en geruststelling onbewijsbare argu menten, ontleend aan religie of philosophie, tot de hunne gemaakt, maar ook wie dat nimmer konden, wie de ontstentenis van rechtstreeksche bovenaardsche leiding bleven betreuren, hebben in de meeste gevallen hun zedelijken modus vivendi wel gevonden. De menschheid schept zich tenslotte altijd de moraal die zij voor haar instandhouding behoeft. Soms beschouwt zij zedelijke voorschriften als ingegeven door een persoonlijken, van de Wereld gescheiden God gelijk Arland het zoo gaarne zou doen ; soms daarentegen gevoelt zij, die voorschriften in zichzelve te bezitten, in zichzelf te kunnen vinden. Maar altijd leeft zij tenslotte een stel van regelen na, omdat er anders de dood der samenleving op zou volgen. LUC DURTAIN, Ma Kimhell. Parijs, Nouv. Rev. Fr., 7 fr. 50. Indien Carco geen oplossing aan de hand doet en Arland de oorzaak van het kwaad aanwijst daar waar het niet is of altijd is, wat op hetzelfde neerkomt Durtain daarentegen zou wel een oplossing weten. Hij zou ons raden: leeft naar uw hart het u ingeeft. Zijn prachtige Bongrand (uit Douze cent mille, zie dit blad van 16 Aug. 1924) kwam tenslotte te Weten dat in rijkdom niet het geluk ligt; zijn nieuwe romanheld, die eerst plan had op een leven van voorzichtige berekening, met inbegrip van een goed" huwelijk en met fortuinmaken als doel, besluit na eenige aarzeling, en na Wat grillige tochtjes op een motorfiets in het Zuiden van Frankrijk, om het eenvoudige en arme meisje dat zijn hart zich wenscht, en dat ook hem liefheeft, in een eerbaar huwelijk aan zijn voortaan misschien nederiger lot te verbinden. Ziedaar een jongmensch dat tenslotte van geen complicaties, van geen baudelairiaansch satanisme last zal hebben ! Hij" krijgt haar", en wij vertrouwen dat het hun toch nog zoo slecht niet zal gaan. Een duiveltje fluistert nu echter mij in, dat ze het geluk misschien al van tevoren bezaten: in hun aan geboren eenvoud, die ook wel middelmatigheid zou mogen heeten. Niet voor alle jonge gemoederen kan het hier gegeven zedelijk voorschrift volstaan. Een schets, meer dan een eigenlijke roman. Een levendige, nerveuze, humoristische schets, waarin te genieten valt van natuur-schilderingen, van korte menschenportretjes, van menig juist inzicht in de psychologie der liefde bij eenvoudigen van geest. Zelfs deelt de lezer 's schrijvers blijkbaar plezier in razend-snelle verplaatsing, en, nog sterker, hij raakt (echter tijdelijk, denk ik) ver zoend met de motorfiets, het afschuwelijk toestel dat een van zijn vele namen aan den roman gaf, en dat anders wel eens het tastbaar, het ratelend, puffend en knallend symbool wil schijnen van al wat er ploertigs is in onze moderne wereld. Dat is in ieder geval een triumf voor den schrijver ! GEORGES GIRARD, La jeunesse d'Anatole Frame, 1844?1876. Parijs, Gallimard, 10 fr. Geïllustreerd. Georges Girard schrijft opgewekt en vlug, zonder pretentie, maar vervuld van den vereischten eerbied, over de jeugd van den[Meester. Het is nu ruim een jaar geleden dat deze op een prachtigen herfstdag stierf, na zijn marnan" te hebben aangeroepen, hij de tachtigjarige na gepreveld te hebben dat het dus zóó was, om te sterven.... Getrouwen hebben hem geëerd in dat jaar; de necrologen deden keurig hun werk in tijdschrift en krant; herinneringen werden te boek gesteld door een Ségur, een Le Goff; zooeven ver schenen France's nagelaten manuscripten door de zorgen van Michel Corday in druk. En een exbediende, een gecongediëerd secretaris schreef in dat jaar zijn quasi geestige, zijn door eenzijdigheid leugenachtige schetsen Anatole Francc en vantoutlcs. Onbekwaam tot iets anders dan deze knechtspraatjes, vermaard bij een publiek, op schandaaltjes of wat het daarvoor aanziet belust, KONINKLIJKE BAZAR 82, ZEESTRAAT DEN HAAG EEN WANDELING DOOR DEN KON. BAZAR OELIJKTOP HET DOORBLADEREN V. E. ENCYCLOPAEDIE, EEN REIS RONDOM DE WE RELD VAN KUNST EN KUNSTNIJVERHEID" druk gelezen en daardoor ook ruim betaald modeauteurtje van den zesden rang, is deze JeanJacques Brousson het type van den litterairen parasiet. En jonge litteraturen smaalden op France, zonder aannemelijk te maken dat zij hem eigenlijk gelezen hadden. Kortom, het gewone schouwspel na het sterven van een groot auteur. Zijn tijd zal weer komen. Het boekje van Girard is een daad van vereering. Glimlachend, luchtig, doet het eenige legenden aangaande France te niet, vertelt van diens vroeg tijdige geleerdheid en boekenliefde, geeft talrijke fac-simile's van briefjes, teekeningen, opstelletjes^ enz. uit de eerste jaren van den petit Pierre", alsook uit de eerste tijden van litteraire productie. Deze begon vroeg: op zijn 8e jaar schreef France Pensees chrétiennes" ! Toch is de hoofdindrukr dien men van dit werkje behoudt, deze dat France als jongeling niet alle dagen even interessant of veelbelovend moet geschenen hebben. Achteloosslenterend, telkens stilstaand is hij den weg naar de glorie ingeslagen. Het schijnt dat men die ook zoo kan bereiken. BERICHTEN EN AANTEEKENINOEN PAUL VALÉRY EN JULES ROMAINS. Voorop sta de vermelding van een der beste daden die de Académie Francaise sinds jaren verrichtte, de verkiezing tot medelid van den belangrijken dichter der Charmes, den eminenten prosateur die Eupalinos schiep. Spoedig meer over dezen schrijver, die recht heeft op een studie, uitvoeriger dan ik tot nu toe heb kunnen leveren. Door toedoen van de Alliance Francaise heeft Valery onlangs in Nederland lezingen gehouden. Hetzelfde deed, op aanstichting van Nederland?Frankrijk", de schrijver van Knoeit, liever nog zeg ik: van Mort de quelqu'un, de verdienstelijke Jules Romains. GEORGES DUMAMEL begon in den Mcrcure de France van l Nov. jl. een nieuwen roman: La Pierre d'Horeb. PIERRE MAC-ORLAN. Van dezen veel genoemden, soms wel geroernden auteur ontving ik A l'höpital MarieMadeleine (Kra), Les pirates de l'Avenue du Rhum (Kra) en Aux lumières de Paris (Crès). Ik kan er niet genoeg goeds van zeggen om een bespreking h.t.p. gewettigd te achten. De lezers van deze rubriek hebben er recht op, over goede Fransche boeken ingelicht, soms ook tegen algemeen overschatte gewaarschuwd te worden. Noch het eene, noch het andere geval doet zich hier voor. Mac Orlan is niet tevreden met het bestaande (er zijn er meer zoo), hij weet tnet deze moderne wereld geen weg. Daarom bedenkt hij een andere. Met deze echter, vrees ik, zullen wij soms geen weg weten. A l'höpital Marie-Madeleine althans is een volkomen nutteloos bedenksel. Toch had vroeger werk, La Vénus internationale (N. R. F.) o.a., kwa liteiten. Het zal zaak zijn, op hem te blijven letten. FRANSCHE PROEFSCHRIFTEN VAN NEDERLANDERS. Na dat van Dr van der Meulen heeft men er ons drie ande.'e gestuurd. C. Kramer schreef in keurig Fransen1 over AndréChénier et la poésie parnassienne; Leconte de Lisle een even geleerd als smaakvol werk, en promoveerde erop te Groningen. J. Fransen, oud-leerling van prof. Gustave Cohen, werd doctor in de letteren te Parijs op een lijvig werk, dat hij kwistig illustreerde, over Les Com diens francais en Hollande auXV l Ie etau X V11 Ie siècles.tïij vertelt soms goed, en zijn Fransch schijnt mij prijzens waardig. Te Amsterdam tenslotte verkreeg R. Murris denzelfden graad als Fransen en Kramer met zijn boek La Hollande el les Hoüandais au XVIIe et au XVIIIe siècles vus par les Francais, waaraan een studie ten grond slag ligt, even degelijk als de hunne, dat een zeker niet minder interessant onderwerp behandelt, maar dat helaas uit een oogpunt van taal en stijl wel wat te wenschen overlaat. Ik betreur dat het hier niet de plaats is, op de verdiensten van deze drie dissertaties in te gaan. Vak bladen zullen er ongetwijfeld aandacht aan wijden. ANDERE STUDIEWERKEN: Paul Van Tieghem, Précis d'histoire littéraire de l'Europe depuis la Renaissance, Alcan, 12 fr. Idem, Le mouvement romantiaue, Vuibert, 8 fr. (in verschillende landen.) P. Van Tieghem is een der degelijkste Fransche geleerden van onzen tijd. A. Houtin, Un prétre symboliste, Marcel Hébert, (1851 1916), Rieder, 10 fr. Houtin is de bekende vrijzinnige theoloog en historicus. AbbéH. Brémond (uitnemend criticus), Le roman et l'histnire d'une conversion, U.Cuttinguer et Sainte-Beuve, Pion. Jean Pommier (ex-lector te Amsterdam, bekwaam his toricus), La Pensee religieuse de Renan, Rieder, 9 fr. In de Collectie CHRISTIANISME werd, behalve dit laatste werk, nog opgenomen: M. de Unamuno, L'Agonic du christianisme. (Rieder, 7 fr. 50). Persoonlijke beschouwing van den Spaanschen professor en schrijver. VOORTS ONTVANGEN: RenéBenjamin (schrijver van Gaspard), La prodigieuse vie d'Hanorède Bakac, Pion. t«r *»<H Stéphane Mallarmé, Igitur, N. R. F. (nagelaten werk). Idem, Les dieux antianes, N. R. F. (herdruk). (Van den belangrijken dichter Mallarmé, 1842?1898). --«T L. Treich, Histoires thédtrales en Histoires anglaises, Gallimard, 5 fr. ieder. DE KON.FABR.F.W.BRAAT-DELFT VERZIN KT.VERLOODT, VERKOPERT ONAFHANKELIJK VAN VORM EN AFMETING TEGEN BILLIJKE PRIJZEN. : ': LOONSCHOOPEERAFDEELING.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl