De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 26 december pagina 15

26 december 1925 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

No. 2534 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 SCHILDERKUNST-KRONIEK ENGELENZANG Teekening Voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan DE OPVOLGER VAN DERKINDEREN. Het wordt langzamerhand tijd ons bezig te houden met den opvolger van Derkinderen, met wie zijn op volger zal zijn! Naar ik hoor wil Wolters, de tegenwoordige onderdirecteur, de plaats niet, We moeten dus verder zoeken. En dan komen onmiddellijk drie namen naar voren, zóó We ten minste in den opvolger eenzelfde richting ongeveer wenschen te zien, als die Derkinderen volgde. Deze namen zijn die van Van Konijnenburg, van Roland Holst en vanjohan Thorn Prikker. Dit zijn alle drie schilders met een naam, met een persoon lijkheid, en alle drie hebben zij een aanleg voor 't onderwijs. Van Konijnenburg heeft dat; en Holst heeft het; Prikker onderwijst. De meest theore tisch geschoolde schilder, en die met de meest vastgelegde inzichten is Van Konijnenburg; de meest spontane en de meest zwierige is Thorn Prikker; Holst is de eklektische, maar dat is geen bezwaar, zóó het niet uit een beperktheid ontstond. Een tweede vraag komt dan: wie van deze drie zou de opvolging aanvaarden? Er wordt beweerd, dat Van Konijnenburg zou Weigeren, en dat de kans, dat Holst het aannam, eveneens gering zou zijn, maar ik heb daaromtrent geen zekerheid; we kunnen dus deze twee niet uitschakelen. Het ambt van directeur van de Amsterdamsche Akademie is geen betrekkking, die glimlachend in enkele uren per week wordt afgedaan. Er is altijd veel te doen, Veel te beredderen, en dat doen en dat beredderen valt buiten het vak van den kun stenaar, We zouden dus in 't algemeen kunnen zeggen, dat de schilder, die Derkinderen opvolgt, gehandicapt zal worden in zijn productie. Wanneer We deze stelling aanvaarden, en we gaan Van Konijnenburg's en Roland Holst'swerkna,dan is onmiddellijk hier te bekennen, dat ons verlies bij Van Konijnenburg grooter zou zijn. Holst zou hierdoor indirect eerder voor de plaats zijn aan gewezen; hij is dat ook nog door enkele andere hoedanigheden van minder belang. Hij is daaren boven, hoewel tegenwoordig,,decoratief schilder" vlot genoeg begonnen om van hem te kunnen ver wachten, dat hij het anders-geaarde en het vrije werk voldoende zou kunnen erkennen, al vindt hij het, zie zijn rede, minder dan de muurschildering en wat daarbij hoort. Holst heeft dus, na Van Ko nijnenburg, van hen, die nu in Holland werken, £en type, dat op de bezette plaats zou voldoen zóó hij tenminste het directeurschap ambieert. Maar veronderstel, dat Van Konijnenburg en Roland Holst beiden weigeren, dan is zeker Johan Thorn Prikker aangewezen. Ik bedoel met het zetten van Prikker op de derde plaats zeker niet. dat ik hem de minste vindt, hij is buitengewoon begaafd, maar ik handel op dit oogenblik alleen overeenkomstig de werkelijkheden van het moment" en ik weet, dat aan Thorn Prikker minder wordt (of werd?) gedacht dan aan de twee vroeger genoemden. Er zijn nog andere namen eveneens genoemd: die van Van der Stok en die van Luns, maar wat den laatste betreft, ik kan hem moeilijk zien als Derkinderen's opvolger. Hij mist een zekere terughouding om niet te zeggen houding; hij is van een ander soort stof en naar een ander patroon gesneden. Van der Stok zou ik zeker verkiezen boven Luns, maar Thorn Prikker zou ik verre weer verkiezen boven Van der Stok, ?wien ik (men begrijpe mij wel) alles goeds gun. De keuze van Thorn Prikker (ook van hem is mij niet bekend of hij begeerig is naar Derkinderen's plaats) wat zou zij inhouden ! Prikker is, zooals ik ?zeide, zeer begaafd, en hoewel de meest spontane heeft hij de meeste scholing als lesgever. Hij is ?daarbij degene, die het meest technisch is aan gelegd ; hij heeft het meest het gevoel voor het materiaal en voor het handwerk van huis-uit. ?Ge zoudt kunnen tegenwerpen, dat zijn phantaisie te speelsch is voor de stiptheid van een lesgever, ?dat hij de minste deftige" der directeuren zou wezen, dat is mogelijk, maar ik vind die deftigheid -eigenlijk van zeer gering belang; Prikker is ?dadelijk herkenbaar een kunstenaar, en vol een voud en realiteit zou hij staan tegenover zijn leerlingen. Hij zou niet bizonder veel spreken over het priesterschap van den kunstenaar (zij, de kunstenaars moeten toch niet met een soort paradepas over de aarde, die hun toekomt, mar?cheeren !) maar hij zou de vrijheid van den begaafde nooit dwingen, nooit aantasten. Hij mist het ge vaarlijke van den dogmatische. Maar veronderstel, dat de weigeringen niet ophouden, dat Prikker Duitschland niet Wil verlaten, dan gaat Van der Stok voor mij boven Luns. Beide zijn deze vlot en vaardig, maar de vlotheid en vaardigheid van Van der Stok is toch van betere familie; zij is vol van een, zij 't ook breedsprakige phantaisie, die niet vreemd staat tegenover de groote verlangens van onzen tijd. Van der Stok heeft eveneens de docent in zich, en hij is wetenschappelijker nog groot gebracht. Ik stel mij alleen de vraag of zijn :goedhartigheid de noodige autoriteit heeft voor DE HAAGSCHE BOBBY: Zoo, EN DE REST ZINGEN JULLIE MAAR BOVEN AMSTERDAM. DAAR is TOT l UUR NACIITPERMISSIE." zulke plaats, maar hij was toch ns gewend de lasten van een gezaghebbend ambt te dragen !.... Natuurlijk zijn er nog anderen geschikt voor dit nobel ambt; ge zoudt ook een schilder, zonder het epitheton decoratief" voor zijn naam kunnen aanstellen, maar ik heb mij hier beperkt tot die kunstenaars, die decoratieve werken" reeds maakten en daardoor en anderszins een autoriteit bezaten. En doordat ik niet ingelichtwasoverden lust der genoemden het ambt van directeur der Rijks Akademie te bekleeden, bleven er genoeg misschien's en onzekerheden in dit stuk, maar ik meen toch geen van hen, die in aanmerking kwamen (in de eerste plaats) te hebben vergeten, en tevens heb ik er op gewezen, dat de keuze uit Wie ik het eerste noemde, geen keuze ooit zou zijn, die ons ik onzen eerbied voor de persoon van Derkinderen zou storen. Want dit laatste mog niet. VIER KALENDERS: DE BROEDERSCHAPKALENDER; DIE VAN DE RADEN VAN ARBEID; DIE VAN N. SCHRIER EN EEN KALENDERSCHILD VOOR DE VEREENIGING VAN HUISVROUWEN. Over deze vier kalenders kan ik kort zijn. Geen van alle munt toch of munt al uit. Die van N. Schrier, litho's in zwart en goud, heeft vier figuren, met symbolen, die de vier seizoenen voorstellen ;de Lente is daarvan de beste, de Winter de zwakste, maar in alle is weinig persoonlijkheid. Het kalenderschild van de Almanak van huisvrouwen door L. mist alles Wat trekken en wekken kan; die van A. v. D., de Broederschapkalender, in zwart en paars is me zeer tegen gevallen; het schild met de twee figuren is zonder kracht in de vormen, A'. J. vandeVectitontwierp de twaalf teekeningen van de ELECTRIC HOME DEN HAAG THOMSONLAAN 20 TELEFOON 34257 Electrische Verwarming en Warmwater Voorziening kalender van de vereeniging van de Raden van Arbeid. Deze teekeningen moesten in korten tijd ontworpen worden; dat is er aan te zien. Koddig vind ik die van Maart, waar alles wat in de huis houding kan vallen, valt. Ik vermoed verder, dat de kalender voldoen zal daar, waarvoor hij gemaakt is, maar zij is te braaf, veel te braaf; ze is zoetsappig-Holstiaansch, zoudt ge kunnen zeggen. Geen van deze kalenders is dan ook beter dan die van Toorop, van Leo Visser, van Jan Franken Pzn. of van Van der Stok. P L A S S C H A E R T Kunsthandel D. G. SANÏEE LANDWEER Heerengracht 396 Amsterdam Perm. Tentoonstelling van Schilderijen en Prenten

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl