Historisch Archief 1877-1940
No. 2534
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15
SCHILDERKUNST-KRONIEK
ENGELENZANG
Teekening Voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan
DE OPVOLGER VAN DERKINDEREN.
Het wordt langzamerhand tijd ons bezig te
houden met den opvolger van Derkinderen, met
wie zijn op volger zal zijn! Naar ik hoor wil Wolters,
de tegenwoordige onderdirecteur, de plaats niet,
We moeten dus verder zoeken. En dan komen
onmiddellijk drie namen naar voren, zóó We ten
minste in den opvolger eenzelfde richting ongeveer
wenschen te zien, als die Derkinderen volgde.
Deze namen zijn die van Van Konijnenburg, van
Roland Holst en vanjohan Thorn Prikker. Dit zijn
alle drie schilders met een naam, met een persoon
lijkheid, en alle drie hebben zij een aanleg voor 't
onderwijs. Van Konijnenburg heeft dat; en Holst
heeft het; Prikker onderwijst. De meest theore
tisch geschoolde schilder, en die met de meest
vastgelegde inzichten is Van Konijnenburg; de
meest spontane en de meest zwierige is Thorn
Prikker; Holst is de eklektische, maar dat is geen
bezwaar, zóó het niet uit een beperktheid ontstond.
Een tweede vraag komt dan: wie van deze drie zou
de opvolging aanvaarden? Er wordt beweerd, dat
Van Konijnenburg zou Weigeren, en dat de kans,
dat Holst het aannam, eveneens gering zou zijn,
maar ik heb daaromtrent geen zekerheid; we
kunnen dus deze twee niet uitschakelen. Het
ambt van directeur van de Amsterdamsche
Akademie is geen betrekkking, die glimlachend in
enkele uren per week wordt afgedaan. Er is altijd
veel te doen, Veel te beredderen, en dat doen en
dat beredderen valt buiten het vak van den kun
stenaar, We zouden dus in 't algemeen kunnen
zeggen, dat de schilder, die Derkinderen opvolgt,
gehandicapt zal worden in zijn productie. Wanneer
We deze stelling aanvaarden, en we gaan Van
Konijnenburg's en Roland Holst'swerkna,dan is
onmiddellijk hier te bekennen, dat ons verlies bij
Van Konijnenburg grooter zou zijn. Holst zou
hierdoor indirect eerder voor de plaats zijn aan
gewezen; hij is dat ook nog door enkele andere
hoedanigheden van minder belang. Hij is daaren
boven, hoewel tegenwoordig,,decoratief schilder"
vlot genoeg begonnen om van hem te kunnen ver
wachten, dat hij het anders-geaarde en het vrije
werk voldoende zou kunnen erkennen, al vindt hij
het, zie zijn rede, minder dan de muurschildering
en wat daarbij hoort. Holst heeft dus, na Van Ko
nijnenburg, van hen, die nu in Holland werken,
£en type, dat op de bezette plaats zou voldoen
zóó hij tenminste het directeurschap ambieert.
Maar veronderstel, dat Van Konijnenburg en
Roland Holst beiden weigeren, dan is zeker Johan
Thorn Prikker aangewezen. Ik bedoel met het
zetten van Prikker op de derde plaats zeker niet.
dat ik hem de minste vindt, hij is buitengewoon
begaafd, maar ik handel op dit oogenblik alleen
overeenkomstig de werkelijkheden van het
moment" en ik weet, dat aan Thorn Prikker
minder wordt (of werd?) gedacht dan aan de twee
vroeger genoemden. Er zijn nog andere namen
eveneens genoemd: die van Van der Stok en die
van Luns, maar wat den laatste betreft, ik kan
hem moeilijk zien als Derkinderen's opvolger. Hij
mist een zekere terughouding om niet te zeggen
houding; hij is van een ander soort stof en naar
een ander patroon gesneden. Van der Stok zou ik
zeker verkiezen boven Luns, maar Thorn Prikker
zou ik verre weer verkiezen boven Van der Stok,
?wien ik (men begrijpe mij wel) alles goeds gun. De
keuze van Thorn Prikker (ook van hem is mij niet
bekend of hij begeerig is naar Derkinderen's plaats)
wat zou zij inhouden ! Prikker is, zooals ik
?zeide, zeer begaafd, en hoewel de meest spontane
heeft hij de meeste scholing als lesgever. Hij is
?daarbij degene, die het meest technisch is aan
gelegd ; hij heeft het meest het gevoel voor het
materiaal en voor het handwerk van huis-uit.
?Ge zoudt kunnen tegenwerpen, dat zijn phantaisie
te speelsch is voor de stiptheid van een lesgever,
?dat hij de minste deftige" der directeuren zou
wezen, dat is mogelijk, maar ik vind die deftigheid
-eigenlijk van zeer gering belang; Prikker is
?dadelijk herkenbaar een kunstenaar, en vol een
voud en realiteit zou hij staan tegenover zijn
leerlingen. Hij zou niet bizonder veel spreken over
het priesterschap van den kunstenaar (zij, de
kunstenaars moeten toch niet met een soort
paradepas over de aarde, die hun toekomt,
mar?cheeren !) maar hij zou de vrijheid van den begaafde
nooit dwingen, nooit aantasten. Hij mist het ge
vaarlijke van den dogmatische. Maar veronderstel,
dat de weigeringen niet ophouden, dat Prikker
Duitschland niet Wil verlaten, dan gaat Van der
Stok voor mij boven Luns. Beide zijn deze vlot en
vaardig, maar de vlotheid en vaardigheid van
Van der Stok is toch van betere familie; zij is vol
van een, zij 't ook breedsprakige phantaisie, die
niet vreemd staat tegenover de groote verlangens
van onzen tijd. Van der Stok heeft eveneens de
docent in zich, en hij is wetenschappelijker nog
groot gebracht. Ik stel mij alleen de vraag of zijn
:goedhartigheid de noodige autoriteit heeft voor
DE HAAGSCHE BOBBY: Zoo, EN DE REST ZINGEN JULLIE MAAR BOVEN AMSTERDAM.
DAAR is TOT l UUR NACIITPERMISSIE."
zulke plaats, maar hij was toch ns gewend de
lasten van een gezaghebbend ambt te dragen !....
Natuurlijk zijn er nog anderen geschikt voor dit
nobel ambt; ge zoudt ook een schilder, zonder het
epitheton decoratief" voor zijn naam kunnen
aanstellen, maar ik heb mij hier beperkt tot die
kunstenaars, die decoratieve werken" reeds
maakten en daardoor en anderszins een autoriteit
bezaten. En doordat ik niet ingelichtwasoverden
lust der genoemden het ambt van directeur der
Rijks Akademie te bekleeden, bleven er genoeg
misschien's en onzekerheden in dit stuk, maar ik
meen toch geen van hen, die in aanmerking
kwamen (in de eerste plaats) te hebben vergeten,
en tevens heb ik er op gewezen, dat de keuze uit
Wie ik het eerste noemde, geen keuze ooit zou zijn,
die ons ik onzen eerbied voor de persoon van
Derkinderen zou storen. Want dit laatste mog niet.
VIER KALENDERS: DE BROEDERSCHAPKALENDER;
DIE VAN DE RADEN VAN ARBEID; DIE VAN N.
SCHRIER EN EEN KALENDERSCHILD VOOR DE
VEREENIGING VAN HUISVROUWEN.
Over deze vier kalenders kan ik kort zijn. Geen
van alle munt toch of munt al uit. Die van N.
Schrier, litho's in zwart en goud, heeft vier figuren,
met symbolen, die de vier seizoenen voorstellen ;de
Lente is daarvan de beste, de Winter de zwakste,
maar in alle is weinig persoonlijkheid. Het
kalenderschild van de Almanak van huisvrouwen door
L. mist alles Wat trekken en wekken kan; die van
A. v. D., de Broederschapkalender, in zwart en
paars is me zeer tegen gevallen; het schild met de
twee figuren is zonder kracht in de vormen, A'. J.
vandeVectitontwierp de twaalf teekeningen van de
ELECTRIC HOME
DEN HAAG
THOMSONLAAN 20 TELEFOON 34257
Electrische Verwarming en
Warmwater Voorziening
kalender van de vereeniging van de Raden van
Arbeid. Deze teekeningen moesten in korten tijd
ontworpen worden; dat is er aan te zien. Koddig
vind ik die van Maart, waar alles wat in de huis
houding kan vallen, valt. Ik vermoed verder, dat
de kalender voldoen zal daar, waarvoor hij gemaakt
is, maar zij is te braaf, veel te braaf; ze is
zoetsappig-Holstiaansch, zoudt ge kunnen zeggen.
Geen van deze kalenders is dan ook beter dan die
van Toorop, van Leo Visser, van Jan Franken Pzn.
of van Van der Stok.
P L A S S C H A E R T
Kunsthandel D. G. SANÏEE LANDWEER
Heerengracht 396 Amsterdam
Perm. Tentoonstelling van Schilderijen en Prenten