Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19
OP DEN ECONOMISCHEN
UITKIJK
'?*t Pro domo.
Waarom ik als opschrift ditmaal pro domo"
kies, zal u straks Wel blijken. Vooraf vertel ik u
ter inleiding, een klein, simpel geschiedenisje:
echt gebeurd.
Daar was er eens een arme jongen, jaren ge
leden, die bij wat nu heet een verkeersongeval"
net maar even aan den dood Was ontsnapt. Ik
Weet niet meer of het een tram of een trein was,
Waaronder hij bijna verpletterd was, maar dit is
zeker, dat hem beide armen tot ver boven den
elleboog Werden afgereden en hij niet meer dan
twee stompjes overhield. Wat moest er nu van
zoo'n kind worden en waartoe kon zoo iets op
groeien? Wel, ziehier wat er van hem is geworden:
men heeft hem leeren schrijven (en lezen en rekenen
enz., want hij had een goed hoofd). Om het rechter
stompje kreeg hij een metalen beugel en aan dien
beugel was een lange, dunne metalen stift beves
tigd, zoo iets als een heel groote penhouder, want
aan het eind kon een gewone pen worden inge
schoven. Nu werd het papier voor hem stevig vast
gelegd; met die eenvoudige, vernuftige inrichting
was de moeilijkheid opgelost. Voor hém begon de
moeilijkheid nu eerst. De kleine bewegingen, die
gij en ik aan onze hand, aan duim en wijsvinger
meedeelen om de letters te vormen, die moest hij
met zijn stompje aan de stift en de pen geven.
Dat heeft hij geleerd. En zoo (voor mij en anderen
beschamend !) geleerd, dat zijn schrift wel
caligrafisch werk leek. Ik heb spreuken gezien, door
hem op carton geschreven met die fraaie gelijk
matigheid, die ik voor mij alleen op mijn visite
kaartjes tentoon spreid !
Maar hiermee is de geschiedenis niet uit. Men
bedacht, dat hij ook heel best met een schrijf
machine zou kunnen Werken. De stift aan den
beugel moest daartoe aan het einde Worden voor
zien van een soort hamertje, Waarmee hij op de
toetsen kon tikken. En waarom zou hij dan om
zijn linker-stompje niet ook zoo'n beugel krijgen?
Dan ging het tikken dubbel zoo snel! Aldus ge
schiedde. Hij werd een volleerde typist. Maar daar
hij zoo'n goed hoofd had, leerde hij tevens boek
houden en handelscorrespondentie. En het einde
was, dat hij in zijn eigen onderhoud kon voorzien
en als boekhouder-correspondent den kost ver
dienen. Ziedaar het antwoord op de vraag, wat
er van zoo'n kind moest worden en waartoe zoo
iets zieligs als een jongen zonder armen kon op
groeien.
Past dit verhaaltje in het kader van den
economischen uitkijk"? Mij dunkt: heel stellig. Want
het is een prachtig voorbeeld van de meest
practische economie", dit laatste woord óók be
grepen in den zin van (maatschappelijke) zuinig
heid, richtig bestuur van het volkshuishouden.
Deze knaap toch scheen een maatschappelijke
non-valeur" te zullen zijn en blijven, een
stumperd, die door eigen arbeid nietskon voortbrengen
om in zijn behoeften te voorzien en wiens levens
onderhoud dus bekostigd zou moeten Worden door
de vruchten van anderer arbeid. Maar deze
schadepost op het budget van ons volkshuishouden is
ons bespaard gebleven, want hij bleek in staat zelf
te Werken, zoo veel en zoo goed, dat hij ruimschoots
zijn arbeid in ruil kon bieden voor wat hij, als
verbruiker, van anderer arbeid voor zich opvorder
de. Geen non-valeur", maar een eerlijke
meewerker in het proces van eigen arbeid voor eigen
brood
Nu ziet ge, dat er twee kanten zijn aan deze ge
schiedenis: de persoonlijke en de zakelijke. De
persoonlijke: hoe heerlijk was dit voor dien jongen,
later voor den man. Verheffend moet voor hem de
gedachte zijn geweest, dat hij, zich inspannend,
toch ook Wel ontkomen kon aan een leven, waarin
hij voor iedere bete moest danken. En ik denk,
dat die verheffende gedachte hem gestaald heeft
tot de eerbiedwaardige inspanning, die hij zich
moest opleggen (en volhouden) om, trots zijn ge
brek, het zoover te brengen. ? En zakelijk: hier
is waarlijk sociaal" Werk gedaan, want de
societas" bleef bevrijd van een dreigenden schadepost.
Ik behoef dit immers niet nader te betoogen? Hoe
Weinig kostte de opleiding van dezen jongen tegen
over wat hij anders aan onze gemeenschap zou
hebben gekost! Als alle geld zoo goed, zoo .eco
nomisch" werd besteed en zoo rijke rente afwierp !
Vraagt gij mij nu, wie de men" was, die zich
het lot van dezen jongen aantrok en hem die op
leiding bezorgde, dan antwoord ik u, dat hij terecht
is gekomen in de Johanna-stichting" te Arnhem
en dat hij daar is bekwaamd totdat hij, goed toe
gerust, zijn eigen leven kon leiden. Deze
Johannastichting (die aan het einde van dit jaar haar
25-jarig bestaan vierde) is een tehuis voor gebrek
kige en mismaakte kinderen". Een tweede tehuis
(van jongeren datum) is de Adriaan-stichting,
gevestigd te Rotterdam, welker gebouw in de ge
meente Hilligersberg staat. Beide tehuizen zijn
aangesloten bij de Vereeniging tot verzorging van
gebrekkige en mismaaktekinderen in Nederland."
Dit alles klinkt nogal
heel grootscheepsch: twee
tehuizen en eene
vereeniging. Maar de werkelijk
heid is niet zoo breed als
deze schijn zou doen ver
moeden. Zeker, de twee
tehuizen vervullen hun
moeilijke taak naar
behooren, maar zij doen dat op
veel beperkter schaal dan
men wel zou wenschen en
twee instellingen voor heel
ons land is ook wel bitter
Weinig. Hoezeer dat te
weinig is, kan moeilijk wor
den vastgesteld, omdat wij
niet weten, hoeveel gebrek
kige en mismaakte kin
deren er in Nederland zijn
en voor hoe velen van die
opneming in een dergelijke
stichting (of hulp op andere
Wijze) noodig zou Wezen.
Maar wel weten wij, dat
dit onbekende aantal groot
is, ontstellend groot tegen
over het heel weinige,
dat gedaan wordt. In de
Johanna-stichting werden
over 1924 verpleegd 14 jon
gens en 10 meisjes, dus
24 kinderen met 8809
verpleegdagen; in de
Adriaanstichting (die van 1914
dagteekent) Werden over
1924 nieuw opgenomen 85
patiënten; hierbij valt te
bedenken dat de patiënten
van deze instelling, indien
mogelijk, in hun gezinnen
worden gelaten en alleen
als dat noodig is voor een
korter of langer tijdperk
ter behandeling of oplei
ding worden opgenomen;
hier was het aantal
verpleegdagen 13747 (waarvan
329 voor externe patiën
ten). Men leert uit deze
cijfers een verschil tusschen
beide tehuizen kennen: het
aantal verpleegdagen per
opgenomene was te Arn
hem een vol jaar, te'Rotte
rdam 158.
Doch, dit daargelaten,
de absolute cijfers doen
ons wel heel duidelijk zien,
hoe gering de omvang is
van wat in deze twee
Nederlandshce stichtingen
wordt gedaan: wij vinden
immers voor beide
tesamen over 1924 niet meer dan 22556 verpleeg
dagen. Volledigheidshalve moet ik hieraan toevoe
gen, dat er buiten de aldus georganiseerde hulp
verleening nog wel een en ander (maar niet veel)
te vermelden valt: in eene instelling te
Beetsterzwaag worden, naast andee kinderen, ook gebrek
kige en mismaakte verpleegd; in Leiden is Dr.
Murk Jansen klinisch werkzaam en heeft tot uit
breiding van zijn arbeid eene vereeniging opgericht;
te Rotterdam is er een Consultatiebureau voor
Gebrekkigen, dat vooral zich op de nazorg"
toelegt. Ook in Utrecht is er zulk een bureau.
Hier en daar zal er maar dit is mij niet
bekend nog wel iets in die richting worden ge
vonden. Doch van groot belang kan dit niet zijn
of het had wel de aandacht getrokken. En zoo
kunnen we (moeten we) dus vaststellen, dat er op
dit gebied in Nederland niet veel wordt gedaan,
veel en veel minder dan geschieden moest.
Dit bleek wel heel duidelijk, toen, niet zoo lang
geleden, op een internationale bespreking hier te
lande over Krüppelfürsorge" ons herinnerd werd
hoe breed en stelselmatig dit mooie, sociale werk
in andere staten met kracht is ter hand genomen,
hoezeer men daar ervan doordrongen is, dat met
tijdige hulp voor gebrekkigen en mismaakten veel
te bereiken is en dat de daaraan ten koste gelegde
gelden duizendvoudige bate afwerpen doordat de
tot Werk opgeleide Kriipple" immers niet of
in veel geringere mate een ,,non-valeur" is dan hij
anders zijn zou.... Gezwegen nog van de barm
hartigheid, die den stumperd wordt bewezen, in
dien hij beseffen gaat tot Welken nuttigen arbeid
hij nog in staat kan zijn.
Maar Wat doet de vereeniging, waarbij de twee
tehuizen zijn aangesloten, zult ge vragen. Laat mij
allereerst u zeggen, dat de twee stichtingen zelf
standige organisaties zijn met eigen reglement,
eigen bestuur, eigen leden. De band met de
vereenging spreekt zich hierin uit, dat bestuursleden
der stichtingen zitting hebben in het
vereenigingsbestuur en dat de stichtingen een jaarlijksche
subsidie van de Vereeniging ontvangen. Het doel
DIERSTUDIE: GIRAFFE
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door H. Verstijnen
Nou, zeg het maar je ziet het wel!
Kom, 't is onmojglijk dat je mist,
Kijk dan toch even naar mijn vel,
Ik ben: geboren nou? Cubist!
C II A K.
der centrale organisatie is niet, de Krüppel
fürsorge" zelf uit te oefenen, doch hare uitoefening
te bevorderen door steun aan instellingen en door
zoo mogelijk tot oprichting van nieuwe instellingen
mede te werken. Practisch beperkt de arbeid der
vereeniging zich tot (geringen) gcldelijken steun
aan de stichtingen: haar bijdrage aan beide geza
menlijk was over 1924 ? 1033.31 !
Dit is pover. En dit is het eenige, wat de ver
eeniging doet. Het eenige, Wat zij doen kan, omdat
voor meer doen haar de middelen ontbreken. Doch
er valt natuurlijk veel en veel meer te verrichten
dan dat. Daargelaten dat zij de twee tehuizen veel
ruimer moest kunnen steunen, ligt het op haar weg
door krachtige actie de openbare aandacht te ves
tigen op dit mooie, noodige, hoogst-nuttige sociale
werk: de verzorging van gebrekkige en mismaakte
kinderen in Nederland, het publiek geweten wak
ker te schudden door te wijzen op de beschamende
verwaarloozing van dit volksbelang ten onzent;
men zou aanraking willen zoeken met
consultatiebureaux; men zou de gebrekkigen en mismaakten
willen opsporen en hen naar instellingen willen
verwijzen ; men zou .... alles willen doen wat men
Weet te moeten doen.
Maar de middelen !
En ziehier nu, waarom ik pro domo" schreef.
Sedert jaren reeds ben ik Voorzitter der vereeniging
en zoek naar de middelen tot uitbreiding. Eén
middel heb ik nu in deze uiteenzetting beproefd.
\Vie Weet of het niet iets baten zal. Want dit werk
is velen onbekend eu nu zullen velen er over lezen.
Daarbij: tusschen Kerstmis en Oudejaar mag men
op zekere verteedering des harten" rekenen, op
een milde stemming, waarin de lezer niet alleen
mij vergeeft voor een enkelen keer pro domo"
te hebben getuigd, maar misschien zelfs dit nuttige
werk wil steunen. Nu, in dat geval We te hij, dat
mijn adres is: Benoordenhout 29, den Haag
(postjjiro 920UG). En het adres van den penningmeester
i.s: Mr. Dr. C. O. l'h. Rn. C reut/, Villa Berken-Eng,
Bcnnekom.
A bon cntcndcur, salut.' S .M i 5 s A i: K i