De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 26 december pagina 2

26 december 1925 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No.2534 i f t DE VEREENIGDE STATEN EN HET PERMANENT HOF VAN INTERNATIONALE JUSTITIE door Dr. E. v. R A A L T E Alles moet zijn tijd hebben. Nadat Wilson zijn moedigen strijd voor toetreding van zijn land tot den Volkenbond gestreden en helaas verloren had, bleef er aanvankelijk niet veel hoop over, dat de Unie zich binnen een niet al te lang tijdsverloop Wat minder afzijdig van de met den Bond ge schapen internationale organisatie zou gaan toonen. Vandaag aan den dag mogen de Yankees nog steeds geen neiging doen aanschouwen, om aan dat buiten-af blijven een einde te maken, toch is er in den loop der jongste jaren reeds heel wat ver betering in hun houding te bespeuren geweest, getuige het feit, dat bij meer dan een belangrijke Volkenbondsconferentie ook een representant uit Noord-Amerika aanwezig zag. En als de teekenen niet bedriegen, zal het niet heel lang meer duren, of de Vereenigde Staten zullen wel degelijk hun afzijdigheid laten varen, waar het 't Internationaal Gerechtshof in den Haag betreft. Juist ook onder degenen, die van den Volkenbond op zichzelf verder niets willen weten, neemt het verlangen om wel part en deel te krijgen aan het hoogste rechterlijk college ter Wereld, hand over hand toe. Er Wonderbaarlijk of verrassend is dit niet; tenslotte zijn er immers verschillende redenen, waarom het heele instituut van een Internationaal Gerechtshof juist den Yankees na aan het hart moet liggen. Internationale rechtspraak en arbitrage dateeren niet van heden of gisteren, neen, al veel en veel vroeger kan men daarvan in de internationale samenleving sporen aantreffen. De belangrijkste stoot tot internationale arbitrage in den modernen zin is uitgegaan van de Vereenigde Staten, in wier Constitutie men trouwens in den aanhef als een der voornaamste idealen vermeld vindt: het vestigen van gerechtigheid. Een man, die zich, overeenkomstig den geest van de Grondwet van zijn land gewijd heeft aan de zaak van het Recht en de Gerechtigheid, John Jay, heeft het zijne er toe bijgedragen om dit ideaal ook ten aanzien van het verkeer tusschen de volkeren te dienen. Van jongs af aan, was hij in deze richting werkzaam, wat o.m. blijkt uit het feit, dat hij in de gebruike lijke afscheidsrede na voltooiing zijner universi taire studieën De zegeningen des vredes" tot Ihema koos, dat hij het eerste jaar, waarin hij rechten doceerde Grotius' de jure belli ac pacis tot onderwerp zijner voordrachten koos. En ziet, Jater als staatsman zijn z'n handelingen volkomen in overeenstemming met de vóór dien door hem ontwikkelde theorieën. Zoo sloot hij in 1794 voor de Unie een verdrag met Engeland, waarbij men overging tot de instelling van een drietal arbitrage commissies om de verschillende ernstige moeilijk heden te doen beslechten, die er in dien tijd tusschen deze beide landen, als indirekte gevolgen van den oorlog tusschen Frankrijk en Engeland, gerezen waren. Het werk door die commissies ver richt, is ongetwijfeld van groote beteekenis ge weest en mag zeer zeker als een gelukkige vrucht van het arbitrage-beginsel beschouwd worden, een beginsel dank zij dit Amerikaansche initiatief van ideaal tot Werkelijkheid geworden. Sinds dien hebben de Vereenigde Staten ten allen tijde blijk gegeven van de Waarde, die zij aan dat beginsel hechtten, getuige o.m. het bekende verdrag van Washington (1871), waardoor in stee van een oorlog een internationaal-rechterlijke beslissing het Alabama-geschil beslechtte, getuige verder Amerika's veelvuldige activiteit ten behoeve van internationale arbitrage en rechtspraak op de Haagsche vredesconferenties, en de nog voor 1914 tot stand gekomen Bryan-tractaten. Met een tusschen staten recht sprekend college zijn de zonen van Uncle Sam van oudsher zeer vertrou'wd, dat bedenke men in dit verband ook wel dank zij de positie, die het Opperste Ge rechtshof te Washington in de Unie inneemt en de functies, die het ten dezen verricht. Alle ge schillen toch, die er tusschen de Staten, welke de Unie vormen, mochten rijzen, hebben deze in gevolge een in de Constitutie belichaamde overeen komst ter berechting opgedragen aan hetSupremeCourt. En nu zegge men niet: och, die Staten zijn feitelijk niet veel meer dan provincies bij ons. De werkelijkheid is anders. Ook al is in de Constitutie der Unie een belangrijke plaats aan het centraal gezag toegekend, ook al moge in de praktijk dat ge zag nog heel wat sterker geworden zijn, niettemin is er uit den aard der zaak nog heel wat over gebleven van de oude souvereiniteit der Staten in dien zin, dat er een zeer ruim gebied is, waarop zij, zonder inmenging van Washington, wel degelijk souverein te noemen zijn. Juist de instelling van een Opperste Gerechtshof met de bevoegdheid om recht te spreken in con flicten tusschen de Staten, hebben zij gevoeld als een inperking van hun souvereine macht, om in geval van een geschil te doen en te laten wat zij wilden en niet dan schoorvoetend gingen ze hiertoe over, zich tenslotte latende leiden door de gedachte, dat inderdaad het geharrewar groot zou worden, als er niet zulk een rechtscollege voor handen zou zijn. Om der lieven vrede Wille, achtten de vaders der Constitutie het tenslotte gewenscht aan het Hof deze competentie toe te kennen. Vraagt men nu of alle mogelijke conflicten tusschen twee of meer Staten der Unie voor be rechting door de negen hooge rechters te Washing ton in aanmerking kunnen komen, dan luidt het antwoord bevestigend. Ook die geschillen, welke men van nature als politieke controversen zou beschouwen vallen onder de zorgzame hoede van het Supreme Court, ja, juist dit gebied moest de Constitutie in de allereerste plaats volgaarne door uitspraken van het Opperste Gerechtshof willen laten bestrijken. Immers alleen op die manier ware het mogelijk de Unie niet door gevaarlijk gekibbel tusschen haar leden ten gronde te laten gaan en aldus heeft het Hof in den loop der jaren een positie verworven, Welke er toe meewerkte, dat de Staten tegenover elkaar geen handelingen durfden begaan, die zoo dikwerf de aanleiding tot oorlogen tusschen onafhankelijke volken hebben opgeleverd. Nu ja, zoo'n vaart kan het toch ook nooit loopen, waar het Staten betreft, welke allen tot een- en dezelfde Unie behooren en wier burgers samen n volk uit maken. Een dergelijke, mogelijk hier of daar te berde gebrachte, tegenwerping houdt geen steek. Zelfs diverse buurstaten in de Unie hebben zulk een uiteenloopend karakter, worden door in menig opzicht onderling zoo verschillende bevolkings groepen bewoond, dat men hen gerust met onaf hankelijke naties kan vergelijken. Ja, veelal is de onderlinge concurrentiezucht, zijn de tegenstel lingen tusschen Staten der Unie nog grooter dan tusschen verschillende landen, die deel uitmaken van den Volkenbond. Geen Wonder derhalve, dat het zoo nu en dan geducht spannen kan. Meer dan eens stond men over en weer met de wapens in de hand tegenover elkaar. Alleen het feit, dat er gelegenheid was om zich tot een bevoegd en de achting en het ver trouwen van de twistende partijen genietend rechterlijk college te wenden, de wetenschap, dat er nog rechters te Washington waren, voorkwam het uitbreken van een tusschen-staatschen oorlog. Het Opperste Gerechtshof heeft in tal van gevallen recht gedaan en zoodoende het zijne er toe bijgedragen, dat de wapenen tenslotte weken voor de rechterlijke toga's. Wel had John Stuart Mill het bij het rechte eind, toen hij in zijn Considerations on representative Government (blz. 306) het Opperste Gerechtshof der Vereenigde Staten het eerste groote voorbeeld noemde van wat in zijn dagen een der voornaamste verlangens der beschaafde samenleving was: een werkelijk Internationaal Gerechtshof. In meer dan een opzicht heeft dan ook het Hof van Washington voor het Permanente Hof van Inter nationale Justitie als prototype dienst gedaan. Er zijn in Coolidge's land menschcn, die van het Haagsche Hof nog steeds niets willen weten. Doch het zou wel een zeer droef verloochenen zijn van de verheven beginselen, die in de Unie aan het Supreme Courten zijn bevoegdheden ten grondslag liggen, als het Amerikaansche volk en de vereischte meerderheid van 2/3 in den Senaat ten langen leste niet bereid waren op internationaal gebied te doen, wat de Yankees tot hun eigen heil meer dan 13U jaar geleden in de Unie aanvaard hebben. De lessen omtrent de waarde van het Supreme Court dienen tot Amerika's deelneming aan het Internationaal Gerechtshof in den Haag te leiden en zullen dit ook zeker doen. S PREEK ZAAL NOG NMAAL: DE TRADITIES VAN MIJN STAND" door Dr. P. H. R i T T E R Jr. Van de twee onderstellingen, door Mevrouw van Bruggen geopperd in haar repliek, dat ik of den Prometheus niet heb gelezen of hem niet heb begrepen, is helaas ! voor mij alleen de tweede mogelijk. Inderdaad behoor ik tot de schaarsche schare, die zich aan dit boek van Mevrouw van Bruggen hebben gelaafd. Het aantal onderstellin gen is echter door Mevrouw van Bruggen niet uit geput. Het zou ook kunnen wezen, dat zij, in hare verwondering over mijn overmoed, de bedoeling van mijn aanval niet heeft verstaan. Want, hoe driest het moge schijnen voor iemand die van de schrijfster zelve zoo juist een Judicium incompetentiae ontving, ik geloof wel zooveel van den Prometheus te hebben begrepen, dat daarin de veelzijdigheid wordt beleden, maar daardoor juist de onmogelijkheid om aan de eenzijdigheden te ontkomen. Door, in haar repliek, haar levensleer te open baren in zijn totaliteit, heeft Mevrouw van Bruggen aan mijne tusschen de regels van mijn vorig artikel schemerende uitnoodiging gevolg gegeven, cene andere bedoeling had dat artikel, dan Mevrouw ALS SCHEMERLAMP EN HAARDVUUR BRANDT BESEFFEN WE PAS HET GENOT TE ZIJN INGERICHT DOOR van Bruggen er toe te brengen, haar werkzaamheid in ,,de Groene" den achtergrond te geven van haar wijsgeerige levensgedachte. Waar het aantal lezers van Prometheus" helaas ! gering, het aantal, lezers van ,,de Groene" onnoemelijk groot is, ontstaat het gevaar, dat men hare beweringen in de Groene" identificeert met zoo menige demokratische boutade onzer dagen en het verband, waarin die beweringen gelden, niet ziet. Intusschen, terwijl de Perronheid en zijn slachtoffer elkander reeds aan het nasnellen zijn over de Wereldglobe, gaan Mevrouw van Bruggen en ik dan door met het ontmaskeren van leugens en het ons bezondigen aan wanen. Ik voor mij ontmasker dan bij voorkeur den leugen der tot aanzien gestegen volkskinderen", die zich be hoorlijk laten bezoldigen voor het redden der ver drukte menschheid, die den nood eener gekweekte klasse beschrijven van eerste-klas coupé's en luie clubfeauteuils uit, en die gelijk ik eens een voor vechter van de arbeidersklasse tot een hatelijken bourgeois hoorde fluisteren op een galabal zoo blij zijn dat er bij zulke gelegenheden zoo'n goede standing" is. Als ik daartegenover eerbied koester voor het eenvoudig, sober en waardig leven van vele aristo craten, die de beste tradities van hun stand" in acht nemen, dan weet ik dat ik mij, evenzeer als Carry van Bruggen, die zich op een reeks van ergernis-uitstortingen voorbereidt, voor een dwa zen waan bezondig. Maar ik heb evenveel recht op mijn waan, als zij op de hare, en het publiek heeft er recht op nog andere eenzijdigheden te kennen dan die zij met een dialektische virtuoziteit waar ik jaloerse!) op ben, ontvouwt. Wij zijn het dus eens in de leer, maar wij hebben ons aan verschillende wanen verslingerd. En nu de beide schalksche afwezigen, de Chineesche en de Servische globetrotter, die de van ministerieele crisis beu geworden dagbladschrijvers als afscheidsgave hielpen aan welkome copij. Mevrouw van Bruggen merkt op, terecht, dat enkel motieven bindenen motievm scheiden. Tusschen den bommenwcrpenden dienstweigeraar, den om zijn medemensen te redden stelenden dief en den Heer Groeninx van Zooien bestaat gemeen schap in de motivcering hunner daad. Zij hanteer den granaten, stelen en gaven oorvijgen uit een ideëel beginsel. Ook de Porronheld. Want hij wilde in zijn tegenstander treffen den man die, naar zijn inzien de waarheid verduisterde en het publiek belang schade deed door zijn weigering van open bare discussie over dat publiek belang betreffende feiten. Of hij daarin al dan niet gelijk had, doet in déze gedachtenwisseling niet ter zake. En zoo blijf ik de sympathie opeischen van ge mancipeerd Nederland voor de in deze spreekzaal compareerende drie bekkensnijders en vechters bazen, maar met inbegrip van den Perronheld, omdat ze alle drie: niet om het vechten en bekkensnijden maar om de morcele motieven die tot deze ongewone handelingen aanleiding gaven, eerbied waardig zijn. Ik laat mijn opponente nu gaarne het laatste woord, al geeft ze mij nog meer slechte cijfers. Zij heeft mij niet mogen overtuigen, hoewel ik voor ongelijk erkennen zeer goed was gedisponeerd. Want tegenover deze begaafde auteur ware een nederlaag geen smadelijke ervaring. Koninklijke Meubeltranspoit-Maatschappy DE GRUYTER &Co, DEN HAAG AMSTERDAM ARNHEM m

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl