Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No.2534
i
f
t
DE VEREENIGDE STATEN EN
HET PERMANENT HOF VAN
INTERNATIONALE JUSTITIE
door Dr. E. v. R A A L T E
Alles moet zijn tijd hebben. Nadat Wilson zijn
moedigen strijd voor toetreding van zijn land tot
den Volkenbond gestreden en helaas verloren had,
bleef er aanvankelijk niet veel hoop over, dat de
Unie zich binnen een niet al te lang tijdsverloop
Wat minder afzijdig van de met den Bond ge
schapen internationale organisatie zou gaan toonen.
Vandaag aan den dag mogen de Yankees nog steeds
geen neiging doen aanschouwen, om aan dat
buiten-af blijven een einde te maken, toch is er in
den loop der jongste jaren reeds heel wat ver
betering in hun houding te bespeuren geweest,
getuige het feit, dat bij meer dan een belangrijke
Volkenbondsconferentie ook een representant uit
Noord-Amerika aanwezig zag.
En als de teekenen niet bedriegen, zal het niet
heel lang meer duren, of de Vereenigde Staten
zullen wel degelijk hun afzijdigheid laten varen,
waar het 't Internationaal Gerechtshof in den
Haag betreft. Juist ook onder degenen, die van
den Volkenbond op zichzelf verder niets willen
weten, neemt het verlangen om wel part en deel
te krijgen aan het hoogste rechterlijk college ter
Wereld, hand over hand toe. Er Wonderbaarlijk of
verrassend is dit niet; tenslotte zijn er immers
verschillende redenen, waarom het heele instituut
van een Internationaal Gerechtshof juist den
Yankees na aan het hart moet liggen.
Internationale rechtspraak en arbitrage dateeren
niet van heden of gisteren, neen, al veel en veel
vroeger kan men daarvan in de internationale
samenleving sporen aantreffen. De belangrijkste
stoot tot internationale arbitrage in den modernen
zin is uitgegaan van de Vereenigde Staten, in
wier Constitutie men trouwens in den aanhef
als een der voornaamste idealen vermeld vindt:
het vestigen van gerechtigheid. Een man, die zich,
overeenkomstig den geest van de Grondwet van
zijn land gewijd heeft aan de zaak van het Recht
en de Gerechtigheid, John Jay, heeft het zijne er
toe bijgedragen om dit ideaal ook ten aanzien van
het verkeer tusschen de volkeren te dienen. Van
jongs af aan, was hij in deze richting werkzaam,
wat o.m. blijkt uit het feit, dat hij in de gebruike
lijke afscheidsrede na voltooiing zijner universi
taire studieën De zegeningen des vredes" tot
Ihema koos, dat hij het eerste jaar, waarin hij
rechten doceerde Grotius' de jure belli ac pacis tot
onderwerp zijner voordrachten koos. En ziet,
Jater als staatsman zijn z'n handelingen volkomen
in overeenstemming met de vóór dien door hem
ontwikkelde theorieën. Zoo sloot hij in 1794 voor
de Unie een verdrag met Engeland, waarbij men
overging tot de instelling van een drietal arbitrage
commissies om de verschillende ernstige moeilijk
heden te doen beslechten, die er in dien tijd
tusschen deze beide landen, als indirekte gevolgen
van den oorlog tusschen Frankrijk en Engeland,
gerezen waren. Het werk door die commissies ver
richt, is ongetwijfeld van groote beteekenis ge
weest en mag zeer zeker als een gelukkige vrucht
van het arbitrage-beginsel beschouwd worden, een
beginsel dank zij dit Amerikaansche initiatief van
ideaal tot Werkelijkheid geworden. Sinds dien
hebben de Vereenigde Staten ten allen tijde blijk
gegeven van de Waarde, die zij aan dat beginsel
hechtten, getuige o.m. het bekende verdrag van
Washington (1871), waardoor in stee van een
oorlog een internationaal-rechterlijke beslissing
het Alabama-geschil beslechtte, getuige verder
Amerika's veelvuldige activiteit ten behoeve van
internationale arbitrage en rechtspraak op de
Haagsche vredesconferenties, en de nog voor 1914
tot stand gekomen Bryan-tractaten.
Met een tusschen staten recht sprekend college
zijn de zonen van Uncle Sam van oudsher zeer
vertrou'wd, dat bedenke men in dit verband ook
wel dank zij de positie, die het Opperste Ge
rechtshof te Washington in de Unie inneemt en
de functies, die het ten dezen verricht. Alle ge
schillen toch, die er tusschen de Staten, welke de
Unie vormen, mochten rijzen, hebben deze in
gevolge een in de Constitutie belichaamde overeen
komst ter berechting opgedragen aan
hetSupremeCourt. En nu zegge men niet: och, die Staten zijn
feitelijk niet veel meer dan provincies bij ons. De
werkelijkheid is anders. Ook al is in de Constitutie
der Unie een belangrijke plaats aan het centraal
gezag toegekend, ook al moge in de praktijk dat ge
zag nog heel wat sterker geworden zijn, niettemin
is er uit den aard der zaak nog heel wat over
gebleven van de oude souvereiniteit der Staten in
dien zin, dat er een zeer ruim gebied is, waarop zij,
zonder inmenging van Washington, wel degelijk
souverein te noemen zijn.
Juist de instelling van een Opperste Gerechtshof
met de bevoegdheid om recht te spreken in con
flicten tusschen de Staten, hebben zij gevoeld als
een inperking van hun souvereine macht, om in
geval van een geschil te doen en te laten wat zij
wilden en niet dan schoorvoetend gingen ze hiertoe
over, zich tenslotte latende leiden door de gedachte,
dat inderdaad het geharrewar groot zou worden,
als er niet zulk een rechtscollege voor handen zou
zijn. Om der lieven vrede Wille, achtten de vaders
der Constitutie het tenslotte gewenscht aan het
Hof deze competentie toe te kennen.
Vraagt men nu of alle mogelijke conflicten
tusschen twee of meer Staten der Unie voor be
rechting door de negen hooge rechters te Washing
ton in aanmerking kunnen komen, dan luidt het
antwoord bevestigend. Ook die geschillen, welke
men van nature als politieke controversen zou
beschouwen vallen onder de zorgzame hoede van
het Supreme Court, ja, juist dit gebied moest de
Constitutie in de allereerste plaats volgaarne door
uitspraken van het Opperste Gerechtshof willen
laten bestrijken. Immers alleen op die manier ware
het mogelijk de Unie niet door gevaarlijk gekibbel
tusschen haar leden ten gronde te laten gaan en
aldus heeft het Hof in den loop der jaren een positie
verworven, Welke er toe meewerkte, dat de Staten
tegenover elkaar geen handelingen durfden begaan,
die zoo dikwerf de aanleiding tot oorlogen tusschen
onafhankelijke volken hebben opgeleverd. Nu ja,
zoo'n vaart kan het toch ook nooit loopen, waar
het Staten betreft, welke allen tot een- en dezelfde
Unie behooren en wier burgers samen n volk uit
maken. Een dergelijke, mogelijk hier of daar te
berde gebrachte, tegenwerping houdt geen steek.
Zelfs diverse buurstaten in de Unie hebben zulk
een uiteenloopend karakter, worden door in menig
opzicht onderling zoo verschillende bevolkings
groepen bewoond, dat men hen gerust met onaf
hankelijke naties kan vergelijken. Ja, veelal is de
onderlinge concurrentiezucht, zijn de tegenstel
lingen tusschen Staten der Unie nog grooter dan
tusschen verschillende landen, die deel uitmaken
van den Volkenbond.
Geen Wonder derhalve, dat het zoo nu en dan
geducht spannen kan. Meer dan eens stond men
over en weer met de wapens in de hand tegenover
elkaar. Alleen het feit, dat er gelegenheid was om
zich tot een bevoegd en de achting en het ver
trouwen van de twistende partijen genietend
rechterlijk college te wenden, de wetenschap, dat
er nog rechters te Washington waren, voorkwam
het uitbreken van een tusschen-staatschen oorlog.
Het Opperste Gerechtshof heeft in tal van
gevallen recht gedaan en zoodoende het zijne er
toe bijgedragen, dat de wapenen tenslotte weken
voor de rechterlijke toga's.
Wel had John Stuart Mill het bij het rechte eind,
toen hij in zijn Considerations on representative
Government (blz. 306) het Opperste Gerechtshof
der Vereenigde Staten het eerste groote voorbeeld
noemde van wat in zijn dagen een der voornaamste
verlangens der beschaafde samenleving was: een
werkelijk Internationaal Gerechtshof. In meer
dan een opzicht heeft dan ook het Hof van
Washington voor het Permanente Hof van Inter
nationale Justitie als prototype dienst gedaan.
Er zijn in Coolidge's land menschcn, die van het
Haagsche Hof nog steeds niets willen weten. Doch
het zou wel een zeer droef verloochenen zijn van
de verheven beginselen, die in de Unie aan het
Supreme Courten zijn bevoegdheden ten grondslag
liggen, als het Amerikaansche volk en de vereischte
meerderheid van 2/3 in den Senaat ten langen leste
niet bereid waren op internationaal gebied te doen,
wat de Yankees tot hun eigen heil meer dan 13U jaar
geleden in de Unie aanvaard hebben. De lessen
omtrent de waarde van het Supreme Court dienen
tot Amerika's deelneming aan het Internationaal
Gerechtshof in den Haag te leiden en zullen dit
ook zeker doen.
S PREEK ZAAL
NOG NMAAL: DE TRADITIES
VAN MIJN STAND"
door Dr. P. H. R i T T E R Jr.
Van de twee onderstellingen, door Mevrouw van
Bruggen geopperd in haar repliek, dat ik of den
Prometheus niet heb gelezen of hem niet heb
begrepen, is helaas ! voor mij alleen de tweede
mogelijk. Inderdaad behoor ik tot de schaarsche
schare, die zich aan dit boek van Mevrouw van
Bruggen hebben gelaafd. Het aantal onderstellin
gen is echter door Mevrouw van Bruggen niet uit
geput. Het zou ook kunnen wezen, dat zij, in hare
verwondering over mijn overmoed, de bedoeling
van mijn aanval niet heeft verstaan. Want, hoe
driest het moge schijnen voor iemand die van de
schrijfster zelve zoo juist een Judicium
incompetentiae ontving, ik geloof wel zooveel van den
Prometheus te hebben begrepen, dat daarin de
veelzijdigheid wordt beleden, maar daardoor juist
de onmogelijkheid om aan de eenzijdigheden te
ontkomen.
Door, in haar repliek, haar levensleer te open
baren in zijn totaliteit, heeft Mevrouw van Bruggen
aan mijne tusschen de regels van mijn vorig artikel
schemerende uitnoodiging gevolg gegeven, cene
andere bedoeling had dat artikel, dan Mevrouw
ALS SCHEMERLAMP
EN HAARDVUUR BRANDT
BESEFFEN WE PAS
HET GENOT TE ZIJN
INGERICHT DOOR
van Bruggen er toe te brengen, haar werkzaamheid
in ,,de Groene" den achtergrond te geven van haar
wijsgeerige levensgedachte. Waar het aantal lezers
van Prometheus" helaas ! gering, het aantal,
lezers van ,,de Groene" onnoemelijk groot is,
ontstaat het gevaar, dat men hare beweringen in
de Groene" identificeert met zoo menige
demokratische boutade onzer dagen en het verband,
waarin die beweringen gelden, niet ziet.
Intusschen, terwijl de Perronheid en zijn
slachtoffer elkander reeds aan het nasnellen zijn
over de Wereldglobe, gaan Mevrouw van Bruggen
en ik dan door met het ontmaskeren van leugens
en het ons bezondigen aan wanen. Ik voor mij
ontmasker dan bij voorkeur den leugen der tot
aanzien gestegen volkskinderen", die zich be
hoorlijk laten bezoldigen voor het redden der ver
drukte menschheid, die den nood eener gekweekte
klasse beschrijven van eerste-klas coupé's en luie
clubfeauteuils uit, en die gelijk ik eens een voor
vechter van de arbeidersklasse tot een hatelijken
bourgeois hoorde fluisteren op een galabal zoo
blij zijn dat er bij zulke gelegenheden zoo'n goede
standing" is.
Als ik daartegenover eerbied koester voor het
eenvoudig, sober en waardig leven van vele aristo
craten, die de beste tradities van hun stand" in
acht nemen, dan weet ik dat ik mij, evenzeer als
Carry van Bruggen, die zich op een reeks van
ergernis-uitstortingen voorbereidt, voor een dwa
zen waan bezondig. Maar ik heb evenveel recht op
mijn waan, als zij op de hare, en het publiek heeft
er recht op nog andere eenzijdigheden te kennen
dan die zij met een dialektische virtuoziteit waar
ik jaloerse!) op ben, ontvouwt.
Wij zijn het dus eens in de leer, maar wij hebben
ons aan verschillende wanen verslingerd.
En nu de beide schalksche afwezigen, de
Chineesche en de Servische globetrotter, die de van
ministerieele crisis beu geworden dagbladschrijvers
als afscheidsgave hielpen aan welkome copij.
Mevrouw van Bruggen merkt op, terecht, dat
enkel motieven bindenen motievm scheiden.
Tusschen den bommenwcrpenden dienstweigeraar,
den om zijn medemensen te redden stelenden dief
en den Heer Groeninx van Zooien bestaat gemeen
schap in de motivcering hunner daad. Zij hanteer
den granaten, stelen en gaven oorvijgen uit een
ideëel beginsel. Ook de Porronheld. Want hij wilde
in zijn tegenstander treffen den man die, naar zijn
inzien de waarheid verduisterde en het publiek
belang schade deed door zijn weigering van open
bare discussie over dat publiek belang betreffende
feiten. Of hij daarin al dan niet gelijk had, doet
in déze gedachtenwisseling niet ter zake.
En zoo blijf ik de sympathie opeischen van ge
mancipeerd Nederland voor de in deze spreekzaal
compareerende drie bekkensnijders en vechters
bazen, maar met inbegrip van den Perronheld,
omdat ze alle drie: niet om het vechten en
bekkensnijden maar om de morcele motieven die tot deze
ongewone handelingen aanleiding gaven, eerbied
waardig zijn.
Ik laat mijn opponente nu gaarne het laatste
woord, al geeft ze mij nog meer slechte cijfers. Zij
heeft mij niet mogen overtuigen, hoewel ik voor
ongelijk erkennen zeer goed was gedisponeerd.
Want tegenover deze begaafde auteur ware een
nederlaag geen smadelijke ervaring.
Koninklijke Meubeltranspoit-Maatschappy
DE GRUYTER &Co,
DEN HAAG
AMSTERDAM ARNHEM
m