Historisch Archief 1877-1940
DE UKUENE AMaTEKDAMMEK, WEEKBLAD VUÜK rsEUEKLANL)
No. 2534
VEEL BELOVENDE JEUGD
Passing Show
Bobby: Was dat niet 'n reuze idee van
die punaises ? Anders zouden Wij l et Kerst
mannetje nooit gehoord hebben!"
EEN UITNOODIQINO
(Humorist)
Kom, mevrouw, waag 'n kans".
(Humorist)
De man die vergat dat het Kerstmorgen was.
(Humorist)
HET KERSTFEEST EN DE
BENGAALSCHE DICHTER
door MAURITS WAGENVOORT
M a r y: Stil... niet kijken,Jkinderen ... als
we teveel notitie van hem nemen, denkt hij
dat we hem aardig vinden met z'n flauwe
grapjes".
Bevriende landgenooten te Calcutta hadden mij
verzocht mijn reis door Bengalen zoo te regelen,
dat ik met hen het Kerstfeest zou kunnen vieren,
en eenige dagen te voren wandelde ik dus daar in
de mooie Eden"-tuinen, op dat oogenblik zoo
goed als verlaten, waar ik wist, dat een militair
concert zou gegeven worden. Vermoeid van mijn
Wandeling in den omtrek van het oude sterfort
William,", ook bekend in de geschiedenis van den
ondergang in die streken van de factory" der
Nederlandsche Oost-Indische Compagnie", zette
ik mij neder op een der banken. Kort daarna
kwam een oude Bengalees tot mij en vroeg met
een beleefde buiging of het hem vergund was op de
zelfde bank te gaan zitten als ik. Er stonden twee
rijen banken tegenover elkaar, allen waren onbezet,
behalve die waarop ik zat. Het was dus wat ver
wonderlijk, dat de oude man juist naast mij wilde
zitten. Maar ik antwoordde koeltjes: ik zie niet
in Welk recht ik zou hebben u dat te verbieden".
Met een nieuWe buiging zette hij zich op eenigen
afstand van mij neer.
Het was een Bengalees van zekeren stand, wat
viel op te merken aan de fijnheid en reinheid zijner
wijde en gaasachtige beenbekleeding, welke,
schoon van het dunste doek, zoovele malen in rijke
plooien om zijn onderlijf was geslingerd, dat het
volkomen ondoorzichtig was. Op het hoofd droeg
hij een met goud bestikt kalotje, terwijl hij aan de
bloote voeten roodlederen muilen droeg. Klaar
blijkelijk een baboe" dus. Deze betiteling
beteekent in het Indisch niet hetzelfde als in het
Maleisch: een baboe is daarin een geletterde". De
slimmerd had al dadelijk in mij den vreemdeling
gezien door het feit, dat ik zat op een bank, aan de
zijde voor het inlandsche publiek bestemd, doch
dit wist ik niet. Dit vertelde hij mij na eenige
oogenblikken. Indien hij dacht mij daarmee te
verjagen, dan vergiste hij zich. Integendeel, ik
begon een gesprek met hem over de verhouding
der inboorlingen Van Hind" tot de Britsche
overheerschers, wier onduldbare aanmatiging tegenover
het overheerschte volk mij reeds lang te voren en
telkens tegen de borst had gestuit. Hij vertelde,
dat hij ergens in de bazaar" een Indischen boek
winkel hield.
Het park Werd intusschen drukker bezocht,
doch zoo goed als niet door Europeanen. De ban
ken aan de overzijde bleven onbezet, terwijl die
aan den kant, waarop ik met den Bengaalschen
baboe zat, nu allen waren ingenomen, toen zich een
jonge baboe bij ons voegde, klaarblijkelijk ver
wonderd, zooals de andere inboorlingen, die ons
voorbij kwamen, een Saliib" in zoo druk en
duidelijk vriendschappelijk gesprek te zien met
een ,,baboe". Het was een oomzegger van mijn
bankgezel, en de oude man verzocht voor zijn neef
Akinsjan Nisjiwanda de eer aan mij voorgesteld
te mogen worden. Van dat oogenblik, terwijl
Akinsjan zich tusschen zijn oom en mij nederzette,
ontving ons gesprek een bezieling van
opgetogenheid en levensvreugde, welke de oude oom klaar
blijkelijk niet kon bijhouden. Want hij zweeg, en
na eenige oogenblikken verzocht hij mij verlof zich
te mogen verwijderen.
Akinsjan vertelde mij leerling te wezen der
hoogste klasse in de dierenartsenijschool der stad,en
Weldra zijn eindexamen te zullen afleggen. Maar hij
had hekel aan al die geleerdheid, want hij was
dichter. Foei, die Engelsche leerboeken! Hij had
geen moeite om hun inhoud tot zich te nemen,
want die vloog om zoo te zeggen zijn hersenen
binnen, maar hij nam zich voor gm, zoodra hij
zijn examen gedaan had, aan het slagen waarvan
hij geen oogenblik twijfelde, al die geleerdheid
zoo gauw mogelijk te vergeten, en, behalve voor
de dieren, die hij lief had, te leven voor zijn
dichters.
Dichters plegen bij alle volken opgetogenen
en verrukten te zijn, zelfs wanneer zij het niet
schijnen. Ik gebruik dit woord verrukten", omdat
het, van lieflijker beteekenis, klaarblijkelijk toch
familie is van het Duitsche verrückt". Maar
Akinsjan Nisjiwanda leefde Wel Waarlijk boven
alle wolken en kenmerkte zich door opgetogenheid
enSverrukking,weIkejhem,als hij eenmaal begon'o ver
onderwerpen, die hem bezielden, het geest
driftige woord en het schitterende oog gaven van
een ziener. Ik wenschte mij temen daarna geluk,
dat een inval mij geplaatst had op de bank bij de
inlanders. Want schoon ik de eer genoot aan gezel
schappen van het vice-koninklijk hof te mogen
deelnemen, ook bij het feest ter eere van het
bezoek van den Emir van Afghanistan aan het hof
te Calcutta, niet daar vond ik de levenswarmte,
de bezieling, het inzicht op het leven der
Bengaleezen, welke ik in mijn omgang met dezen jongen
dichter kreeg.
Slechts in n opzicht trachtte ik hem bij de
geestelijke vleugels te pakken en hem neer te
zetten op den vasten, harden grond. Hij was niet
slechts dichter, hij Was vooral tooneeldichter.
Soms onderwierp hij mij een uur of langer aan de
voordracht, in door hém-zelf vertaald Engelsch,
van fragmenten zijner mystieke drama's: een
lezing, welke ik, onder ons mag ik het wel zeggen,
taai vond. Ik vond vooralsnog den dichter
belangWekkender dan zijn gedicht; zijn gesproken proza
boeiender dan zijn gelezen poëzie; het gadeslaan
zijner opgetogenheid verkwikkender dan het
eentonige voorlezen van zijn drama. Want ook
deze dichter maakte geen uitzondering op den
regel: hij las zijn gedichten slecht voor. Hij onder
wierp mij aan die beproeving, niet slechts omdat
hij mij wilde inwijden in zijn poëzie. Maar hoe zou
ik die, vertaald, misschien zelfs gebrekkig vertaald,
in ieder geval niet goed voorgelezen, hebben
kunnen beoordeelen? Slechts kreeg ik er den
algemeenen indruk van, dat het drama onder
werpen behandelde uit de Indische godenwereld.
Doch Akinsjan droomde van het leven in Europa,
speciaal in Londen en dan ook in de Stad des
licht", Parijs. O, dat Parijs ! Hoeveel door haar
licht verblinde jonge zangvogels, uit de verste
streken der wereld, hebben hun vleugels reeds
gezengd aan haar vlam, of zich den schedel stuk
gestooten tegen het harde kristal van het leven,
dat haar licht omvat. Mijn jonge Bengaalsche
dichter droomde van een toekomst, dat zijn
drama's succes zouden hebben in Londen, elders
mogelijk óók; dat hij niet alleen een gevierd dichter
zou Worden, maar ook een rijk man. Dit laatste
begeerde hij slechts terwille van zijn vader, die
hem telkens voorhield, dat er met poëzie, zelfs met
godendrama's, geen penning was te verdienen.
Vaders van -jonge dichters zijn overal hetzelfde.
Het Was niet zoozeer het succes, dat Akinsjan
naar Londen lokte, het waren ook de schooneen
rijke Londensche actrices, wier aantrekkelijke
gezichten, wier betooverend leven hij kende uit de
Londensche geïllustreerde bladen. Want de jonge
dichter was een teedere en bewonderende minnaar
en vereerder van the sex", zooals hij het
Eeuwig Vrouwelijke" in ouderwetsch Engelsch
noemde; van de schoone seksie", zooals die
vooral gekend wordt uit bladen als ,,Tlie Sketch".
O, dat Londen ! O, die Londensche actrices ! Hoe
haakte hij naar den tijd, dat hij, de akeligheden
van het examen voorde dierenartsenijkunst
verge ten, zelf in zijn land een gevierd dichte r geworden,
op de vleugelen zijner zangen naar Londen het
zwarte water" den Oceaan?zou overvliegen,
zelfs indien hij daardoor zijn kaste-voorrechten
van brahmin te zijn zou moeten opgeven.
,, He t geld?" vroeg ik nuchter en wat verkoelend.
Ach, dat jammerlijke geld ! Kan een dichter, een
Bengaalsch dichter daarmee rekening houden,
wanneer hij zijn liefste droomen droomt? Hij
had geen geld noodig. Oosterling en dichter, kon
hij leven, om zoo te zeggen, van het hemelsche
manna, desnoods met een homp brood en een
dronk waters er bij. Kleeren? Maar hij had immers
heel Weinig kleeren noodig. Gingen er niet
millioenen mannen in Bengalen getooid met hun
vorstelijk-kleurige naaktheid, slechts een
blankeplooiendoek om het lijf? Woning? En waar sliep men
beter dan in den goddelijken nacht onder den
hoogen hemel der sterren? Als dit in Londen
allemaal niet kon, dan zou hij Indische secretaris
worden hij zei het niet, maar hij hoopte op een
nog vertrouwelijker plaats in haar nabijheid ?
van een beroemde Londensche actrice, die hem,
Bengaalsch dichter, natuurlijk met open armen
zou ontvangen en, zijn drama's kennende, niets
liever zou wenschen dan haar succes daarin te
vergrooten. O, het leven was reeds zeer schoon.
Het zou nog schooner Worden ! Hij beschouwde
het als een reeds bijzonder goed voorteeken van
zijn toekomstig lot, zoo toevallig een ouderen
dichter uit EuropajjntmoetïtelhebbenJ?ik had
THB quALriy CAE
IMPORTEUR
AJSTIRKELJR ALKMAAR