De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 26 december pagina 22

26 december 1925 – pagina 22

Dit is een ingescande tekst.

DE UKUENE AMaTEKDAMMEK, WEEKBLAD VUÜK rsEUEKLANL) No. 2534 VEEL BELOVENDE JEUGD Passing Show Bobby: Was dat niet 'n reuze idee van die punaises ? Anders zouden Wij l et Kerst mannetje nooit gehoord hebben!" EEN UITNOODIQINO (Humorist) Kom, mevrouw, waag 'n kans". (Humorist) De man die vergat dat het Kerstmorgen was. (Humorist) HET KERSTFEEST EN DE BENGAALSCHE DICHTER door MAURITS WAGENVOORT M a r y: Stil... niet kijken,Jkinderen ... als we teveel notitie van hem nemen, denkt hij dat we hem aardig vinden met z'n flauwe grapjes". Bevriende landgenooten te Calcutta hadden mij verzocht mijn reis door Bengalen zoo te regelen, dat ik met hen het Kerstfeest zou kunnen vieren, en eenige dagen te voren wandelde ik dus daar in de mooie Eden"-tuinen, op dat oogenblik zoo goed als verlaten, waar ik wist, dat een militair concert zou gegeven worden. Vermoeid van mijn Wandeling in den omtrek van het oude sterfort William,", ook bekend in de geschiedenis van den ondergang in die streken van de factory" der Nederlandsche Oost-Indische Compagnie", zette ik mij neder op een der banken. Kort daarna kwam een oude Bengalees tot mij en vroeg met een beleefde buiging of het hem vergund was op de zelfde bank te gaan zitten als ik. Er stonden twee rijen banken tegenover elkaar, allen waren onbezet, behalve die waarop ik zat. Het was dus wat ver wonderlijk, dat de oude man juist naast mij wilde zitten. Maar ik antwoordde koeltjes: ik zie niet in Welk recht ik zou hebben u dat te verbieden". Met een nieuWe buiging zette hij zich op eenigen afstand van mij neer. Het was een Bengalees van zekeren stand, wat viel op te merken aan de fijnheid en reinheid zijner wijde en gaasachtige beenbekleeding, welke, schoon van het dunste doek, zoovele malen in rijke plooien om zijn onderlijf was geslingerd, dat het volkomen ondoorzichtig was. Op het hoofd droeg hij een met goud bestikt kalotje, terwijl hij aan de bloote voeten roodlederen muilen droeg. Klaar blijkelijk een baboe" dus. Deze betiteling beteekent in het Indisch niet hetzelfde als in het Maleisch: een baboe is daarin een geletterde". De slimmerd had al dadelijk in mij den vreemdeling gezien door het feit, dat ik zat op een bank, aan de zijde voor het inlandsche publiek bestemd, doch dit wist ik niet. Dit vertelde hij mij na eenige oogenblikken. Indien hij dacht mij daarmee te verjagen, dan vergiste hij zich. Integendeel, ik begon een gesprek met hem over de verhouding der inboorlingen Van Hind" tot de Britsche overheerschers, wier onduldbare aanmatiging tegenover het overheerschte volk mij reeds lang te voren en telkens tegen de borst had gestuit. Hij vertelde, dat hij ergens in de bazaar" een Indischen boek winkel hield. Het park Werd intusschen drukker bezocht, doch zoo goed als niet door Europeanen. De ban ken aan de overzijde bleven onbezet, terwijl die aan den kant, waarop ik met den Bengaalschen baboe zat, nu allen waren ingenomen, toen zich een jonge baboe bij ons voegde, klaarblijkelijk ver wonderd, zooals de andere inboorlingen, die ons voorbij kwamen, een Saliib" in zoo druk en duidelijk vriendschappelijk gesprek te zien met een ,,baboe". Het was een oomzegger van mijn bankgezel, en de oude man verzocht voor zijn neef Akinsjan Nisjiwanda de eer aan mij voorgesteld te mogen worden. Van dat oogenblik, terwijl Akinsjan zich tusschen zijn oom en mij nederzette, ontving ons gesprek een bezieling van opgetogenheid en levensvreugde, welke de oude oom klaar blijkelijk niet kon bijhouden. Want hij zweeg, en na eenige oogenblikken verzocht hij mij verlof zich te mogen verwijderen. Akinsjan vertelde mij leerling te wezen der hoogste klasse in de dierenartsenijschool der stad,en Weldra zijn eindexamen te zullen afleggen. Maar hij had hekel aan al die geleerdheid, want hij was dichter. Foei, die Engelsche leerboeken! Hij had geen moeite om hun inhoud tot zich te nemen, want die vloog om zoo te zeggen zijn hersenen binnen, maar hij nam zich voor gm, zoodra hij zijn examen gedaan had, aan het slagen waarvan hij geen oogenblik twijfelde, al die geleerdheid zoo gauw mogelijk te vergeten, en, behalve voor de dieren, die hij lief had, te leven voor zijn dichters. Dichters plegen bij alle volken opgetogenen en verrukten te zijn, zelfs wanneer zij het niet schijnen. Ik gebruik dit woord verrukten", omdat het, van lieflijker beteekenis, klaarblijkelijk toch familie is van het Duitsche verrückt". Maar Akinsjan Nisjiwanda leefde Wel Waarlijk boven alle wolken en kenmerkte zich door opgetogenheid enSverrukking,weIkejhem,als hij eenmaal begon'o ver onderwerpen, die hem bezielden, het geest driftige woord en het schitterende oog gaven van een ziener. Ik wenschte mij temen daarna geluk, dat een inval mij geplaatst had op de bank bij de inlanders. Want schoon ik de eer genoot aan gezel schappen van het vice-koninklijk hof te mogen deelnemen, ook bij het feest ter eere van het bezoek van den Emir van Afghanistan aan het hof te Calcutta, niet daar vond ik de levenswarmte, de bezieling, het inzicht op het leven der Bengaleezen, welke ik in mijn omgang met dezen jongen dichter kreeg. Slechts in n opzicht trachtte ik hem bij de geestelijke vleugels te pakken en hem neer te zetten op den vasten, harden grond. Hij was niet slechts dichter, hij Was vooral tooneeldichter. Soms onderwierp hij mij een uur of langer aan de voordracht, in door hém-zelf vertaald Engelsch, van fragmenten zijner mystieke drama's: een lezing, welke ik, onder ons mag ik het wel zeggen, taai vond. Ik vond vooralsnog den dichter belangWekkender dan zijn gedicht; zijn gesproken proza boeiender dan zijn gelezen poëzie; het gadeslaan zijner opgetogenheid verkwikkender dan het eentonige voorlezen van zijn drama. Want ook deze dichter maakte geen uitzondering op den regel: hij las zijn gedichten slecht voor. Hij onder wierp mij aan die beproeving, niet slechts omdat hij mij wilde inwijden in zijn poëzie. Maar hoe zou ik die, vertaald, misschien zelfs gebrekkig vertaald, in ieder geval niet goed voorgelezen, hebben kunnen beoordeelen? Slechts kreeg ik er den algemeenen indruk van, dat het drama onder werpen behandelde uit de Indische godenwereld. Doch Akinsjan droomde van het leven in Europa, speciaal in Londen en dan ook in de Stad des licht", Parijs. O, dat Parijs ! Hoeveel door haar licht verblinde jonge zangvogels, uit de verste streken der wereld, hebben hun vleugels reeds gezengd aan haar vlam, of zich den schedel stuk gestooten tegen het harde kristal van het leven, dat haar licht omvat. Mijn jonge Bengaalsche dichter droomde van een toekomst, dat zijn drama's succes zouden hebben in Londen, elders mogelijk óók; dat hij niet alleen een gevierd dichter zou Worden, maar ook een rijk man. Dit laatste begeerde hij slechts terwille van zijn vader, die hem telkens voorhield, dat er met poëzie, zelfs met godendrama's, geen penning was te verdienen. Vaders van -jonge dichters zijn overal hetzelfde. Het Was niet zoozeer het succes, dat Akinsjan naar Londen lokte, het waren ook de schooneen rijke Londensche actrices, wier aantrekkelijke gezichten, wier betooverend leven hij kende uit de Londensche geïllustreerde bladen. Want de jonge dichter was een teedere en bewonderende minnaar en vereerder van the sex", zooals hij het Eeuwig Vrouwelijke" in ouderwetsch Engelsch noemde; van de schoone seksie", zooals die vooral gekend wordt uit bladen als ,,Tlie Sketch". O, dat Londen ! O, die Londensche actrices ! Hoe haakte hij naar den tijd, dat hij, de akeligheden van het examen voorde dierenartsenijkunst verge ten, zelf in zijn land een gevierd dichte r geworden, op de vleugelen zijner zangen naar Londen het zwarte water" den Oceaan?zou overvliegen, zelfs indien hij daardoor zijn kaste-voorrechten van brahmin te zijn zou moeten opgeven. ,, He t geld?" vroeg ik nuchter en wat verkoelend. Ach, dat jammerlijke geld ! Kan een dichter, een Bengaalsch dichter daarmee rekening houden, wanneer hij zijn liefste droomen droomt? Hij had geen geld noodig. Oosterling en dichter, kon hij leven, om zoo te zeggen, van het hemelsche manna, desnoods met een homp brood en een dronk waters er bij. Kleeren? Maar hij had immers heel Weinig kleeren noodig. Gingen er niet millioenen mannen in Bengalen getooid met hun vorstelijk-kleurige naaktheid, slechts een blankeplooiendoek om het lijf? Woning? En waar sliep men beter dan in den goddelijken nacht onder den hoogen hemel der sterren? Als dit in Londen allemaal niet kon, dan zou hij Indische secretaris worden hij zei het niet, maar hij hoopte op een nog vertrouwelijker plaats in haar nabijheid ? van een beroemde Londensche actrice, die hem, Bengaalsch dichter, natuurlijk met open armen zou ontvangen en, zijn drama's kennende, niets liever zou wenschen dan haar succes daarin te vergrooten. O, het leven was reeds zeer schoon. Het zou nog schooner Worden ! Hij beschouwde het als een reeds bijzonder goed voorteeken van zijn toekomstig lot, zoo toevallig een ouderen dichter uit EuropajjntmoetïtelhebbenJ?ik had THB quALriy CAE IMPORTEUR AJSTIRKELJR ALKMAAR

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl