De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 26 december pagina 23

26 december 1925 – pagina 23

Dit is een ingescande tekst.

No. 2534 DE ÓRÖENËAMSTERDAMMER, WËEK6LAD VOOR NEDERLAND hem immers meegedeeld de Leaves of Grass" van Walt Whitman in mijn taal te hebben weer gegeven een ouderen dichter", natuurlijk in zijn land een beroemden dichter. Want roem was immers de belooning der dichtkunst overal, schoon de bescheidenheid er niet steeds voor wilde uitkomen. Een oudere dichter, die, wijl hij zóó, als een sahib, ver weg van zijn geboorteland kon reizen, zonder daarbij van de vleugelen van het gezang gebruik te maken, ook wel een rijk man zou zijn. Zooals alle dichters ook op den duur van-zelf wel rijk worden. * * * In mijn vriendschappelijken omgang met dezen jongen Bengaalschen dichterling had deze niet noodig mij te onderrichten hoe zeer de BritschIndische Engelschen het ons nog steeds niet kunnen vergeven, dat de Nederlandsche koloni satie de hunne in diéen andere streken der Wereld anderhalve eeuw lang den voortgang heeft be moeilijkt. Ik wist welk een ongunstige meening zij voorheen onder de inboorlingen van Indiëover het Nederlandsche volk hadden verspreid. Een jaar te voren, aan tafel van den gaekwar" van Baroda, een der machtigste vorsten des lands, had een oom van den gastheer mij op mijn vraag of hij wel eens op Java had gereisd, meer open hartig en gevoeld dan gegrond en beleefd, ge antwoord, dat hij zich wél zou wachten een land te bereizen, waar het den ingeborenen zelfs niet vrij stond hun grond te beplanten, zooalszij wilden. Het bleek, dat de goede rao" het nog had over het toen langer dan een halve eeuw geleden afgeschafte cultuurstelsel" op Java, hem in de donkerste kleuren afgeschilderd. Akinsjan Nisjiwanda bracht mij op de hoogte hoe inlandsche leerlingen van hoogere onderwijs inrichtingen werden onderwezen ten aanzien van ons land. Hij liet mij een leerboek zien, waarin stond in het Engelsen natuurlijk, ? Holland is het land der tyrannen en een hol van slaven; de rijken onderdrukken er de armen". Ik glim lachte over een dergelijke uiting van nationalen waanzin. Want hoe de Bengaleezen over de Engel schen in hun land dachten had ik ervaren, toen mij een inlandsche vruchtenverkooper maar zes sinaasappelen wilde geven voor een bedrag, waarvoor hij zijn landgenooten er acht gaf. Ik zei: ik wil er óók acht hebben". Neen", ant woordde hij: U krijgt er maar zes. U bent 'n Engelsche sahib. Ik ben heelemaal geen Engelschman, ik ben 'n Hollander". Wat"? ! riep hij, blij verrast, U bent geen Engelschman? ! Dan krijgt U er tien l" Het was in de opkomst van de Swadesji"beweging, later nog in kracht toegenomen door de swaradsj". Het ging ik had het tweede Indische congres bijgewoond slechts tégen de Britsche nijverheid en vóór de inlandsche. Later is de beweging versterkt doordien haar leus werd los van Engeland"! Dank zij Akinsjan Nisjiwanda leerde ik wat er in harten en hoofden van de geschoolde jonge inlanders omging. Ik moet erkennen voor de Britsche kolonisatie, ondanks haar zelfoverschatting en aanmatiging, een diepe en levendige hoogachting te gevoelen. Wat Engeland in Indiëgesticht, verricht en geschapen heeft is een bewonderenswaardig stuk volkskracht. Natuurlijk wordt het zoo min gewaar deerd als wat het Nederlandsche volk, dwalingen en misvattingen ten spijt, voor de volken van den Nederlandsch-Indischen archipel gedaan heeften voortgaat te doen. Nergens echter heeft een kolonisatie recht op dankbaarheid. Daarvoor is zij overal teveel gebaseerd op nationale zelfzucht. Maar om bij Britsch-Indiëte blijven: de Engelsche kolonisatie is daar, zopals overal, een hecht, trotsch, schoon en den inlanders weldadig werk. Als ik met den jongen dichter in de omgeving van Calcutta of in de inlandsche stad godsdienstige plechtigheden of tempelfeesten bijwoonde of bijeenkomsten van yoghi's of fakirs bezocht, dan merkte ik een niet steeds zwijgend protest tegen mijn komst op, dat misschien tot daden zou zijn overgegaan, zooals ik te Bombay, alleen, in een tempelomheining, ervaren had, indien Akinsjan niet oogenblikkelijk had te kennen gegeven, dat ik geen Engelschman was. Het Was geen aange name, maar toch een manier om veel belangrijks te leeren over de gebruiken, zeden, levensinzichten en denkwijzen van de machtig-belangwekkende en oneindig geschakeerde menigte in wier midden ik mij bevond. Dank ook zijn gezelschap was het mij vergund een blik te slaan in leven en doen dier heiligen en kwakzalvers, bedelaars en straatkunstemakers, die onder den algemeenen naam van yoghi" of fakir" den Europeaan wel eens ontzag inboezemen, óf door hun leven van onnavolgbaarin-Qod-opgegaanheid, óf door verbazende kunsten, Welke even onnavolgbaar lijken. Onderwijl onderwierp mij de opgetogen jongeling maar steeds opnieuw aan de voorlezing zijner drama's, welke ik met vrij veel geduld onderging en waarover ik hem dan voorzichtig en bloemrijk mijn meening zei. Wij spraken ook veel over het leven in het Westen en in het Oosten, en de ver schillen daartusschen. Doch zijn zwarte oogen glansden met zachte kwijning, en heel zijn wezen was gretigheid, wanneer ik hem vertelde over het Europeesche tooneelleven, waarvoor zijn ooren echter plotseling met doofheid schenen geslagen, zoodra ik over de schaduwzijden daarvan begon. Zoo was er dan vanzelf tusschen den jongen dichter lijken inlander en den veel begrijpenden en gaarne onderzoekenden en waardeerenden Westerling een verhouding van vertrouwelijkheid ontstaan. Bij het afscheid, na drie maanden, gaf Akinsjan mij twee verschillende zijner foto's. Op de keerzijde van de eene had hij in zijn taal en met sanskrietsche letterteekens een afscheidsgedicht geschreven, dat hij op de keerzijde van de andere in het Engelsen had vertaald. Het begon : hoe droef is het uur van afscheid" ! Dit afscheidsuur Was gekomen. Wij beloofden elkaar te zullen schrijven, en deden dit ook in het begin. Hij was kort na mijn vertrek summa cum lande" door zijn examen ais dierenarts gekomen, en bijna onmiddellijk daarna geplaatst naar een der verste en hoogste oorden van het Himalya-gebergte. Het kwam misschien door den afstand, dat ik op mijn laatsten brief geen antwoord van hem ontving. De herinnering aan den jongen dichter bleef mij aangenaam, de foto's, mij door hem gegeven, kregen een plaats onder de vele anderen, welke mij lief Waren als herinnering, maar Akinsjan Nisjiwanda, meende ik, was een schim geworden van mijn vervlogen leven. Nooit meer zou ik een levensteeken, docht mij, van hem ontvangen-, Hoe verrastte het mij dus en met hoezeer Wel dadige zieleWarmte, toen ik bijna achttien jaar later, tegen den tijd, dat het weer Kerstmis zou worden, een brief ontving van Akinsjan Nisji wanda, ergens uit een nooit vernomen plaats in Bengalen ! Hij vertelde mij daarin, na met harte lijke belangstelling naar mijn leven en levensweg gevraagd te hebben en onder den gebrtiikelijken Kerstwensch many happy returns of the day", niet zonder een ondertoon van ontgoocheling, van eigen leven. Hij was in tusschen getrouwd. Natuur lijk. Ik herinnerde mij plotseling met hoeveel teederen eerbied en vrome aanbidding hij mij eens had gesproken over de vrouw, schoon in wezen hem nog onbekend, die hij zich kiezen zou, en hoezeer de goede Bcngaalsche vrouw haar man diende", en hem het leven terzelfder tijd ver luchtte en verlichtte. De bezieling van dat oogenblik van zijn bruin gelaat niet de stroopkleurige donkere oogen leefde nog steedsin mij herinnering. Hij Was dan getrouwd en vader reeds van vier kinderen, wier leeftijd hij mij opgaf. Zijn vrouw was hem goed en zijn kinderen waren hem Hef, en nochtans ! Hij deelde het niet mede, doch ik vernam duidelijk in zijn woord den mineurklank der banale huWelijksteleurstelling, nog vergiftigd door zijn dichterschap. In tusschen, kon hij mij meedeelen, was hij in zijn land en onder zijn volk een beroemd dichter geworden of hij nog steeds dierenarts was? en hij had ook gedeeltelijk Nietzche en Ibsen in zijn taal overgebracht. Nu verlangde hij niets liever dan naar Europa te komen, naar Engeland, Londen zooals van-zelf sprak, naar Holland ook, om mij opnieuw te ont moeten en mijn Werken (onnoodig te zeggen, dat hij geen letter Hollandsen kon lezen) in zijn idioom te vertalen. Dit alles was mij Wel Waarlijk een lieve ver rassing, welke een rijk verleden in mijn herinnering opriep. Deze goede vriend, zoo ver weg, aan wien ik nauwelijks meer dacht, schoon ik zijn portretten met de gevoelige woorden nog steeds bezat, had mij na achttien jaar niét vergeten. Hij moest nu een door jaren en leven gerijpte man zijn. Zijn levenservaring moest hem, docht mij, de opgetogenheid, ook over het hem nog steeds onbekende leven van het Westen, hebben verkalmd, zoo niet verlamd. Welnu, neen ! In dit opzicht althans was hij nog geheel dezelfde dichterling van voor heen, die dacht, dat in Londen de gebraden.... de beroemde actrices een Bengaalschen dichter bij zijn komst om den hals zouden vallen, en hij er zou kunnen leven van nectar en ambrozijn in het huis, Welks hooge dak in den nacht vonkelt van sterren. Om dit geluk te ervaren Was hij bereid vrouw misschien verklaarbaar ! ? en kinderen, levens positie en alles in zijn geboorteland op te geven. Wij, Hollanders, zijn wel onaangenaam nuchter, heelemaal niet in staat om door schitterende be spiegeling een luchtig en lokkend kasteel in Spanje te schragen. Ik vond het niet prettig om mijn trouwen dichterlijken Bengaalschen zangvogel opnieuw bij de vleugels te moeten pakken en op den prozaïschen bodem der werkelijkheid neer te zetten. Maar ik heb het toch gedaan. Sedert heb ik opnieuw niets van Akinsjan Nisjiwanda gehoord. Dichters nemen de nuchter heid van anderen soms kwalijk. Ik Weet niet of zij daarin misschien geen gelijk hebben. Maar hij althans is nog jong genoeg otn-nog achttien jaar te leven en mij dan misschien opnieuw te schrijven. Ik vrees echter, dat mijn adres dan veranderd zal zijn. GECOMPROMITTEERD (Passing Show) Oude Vrijster: Oroote Grutten! Hij moet den geheelen nacht voor mijn raam hebben gestaan mijn eer en goeden naam ben ik kwijt", ONDER DE MISTLETOE (Passing Show) In den goeden ouden ! fjÉft» l f i ?; Mtók>» en in den .... nieuwen tijd. WELKOME GESCHENKEN (Humor i st) ,,Pst psst.... doe me een genoegen en neem de sigaren mee die ik van mijn vrouw voor mijn Kerst heb gekregen."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl