Historisch Archief 1877-1940
ZATERDAG 2 JANUARI 1926
Onder Hoofdredactie van G. W. KERNRAMP
Redacteuren; H. Brugmans, Top Naeff en G. Nolst Trenité, Secretaris der
UITGAVE s N. V. DE GROENE AMSTERDAMMER
Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. 25 cent Advertentiën f 0.75 p. Regel Dispositiekosten 20 Cent
REDACTIE EN ADMINISTRATIE -. KEIZERSGRACHT 333 AMSTERDAM
NIEUWJAARSGEDACHTEN
Er was eens een Koning van Perzië, die, toen hij
op jeugdigen leeftijd den troon besteeg, de geleerden
van zijn land bijeenriep en hun opdroeg een wereld
geschiedenis te schrijven, opdat hij uit de kennis
van het verleden de wijsheid zou putten om goed te
regeeren.
Twintig jaren later kwam naar het paleis een kara
vaan van twaalf kameelen, die elk vijf honderd
boekdeelen droegen. Een van de geleerden voerde
voor hen allen het woord en, knielende op de trappen
van den troon, zeide hij tot den koning: Sire, wij
brengen u de wereldgeschiedenis, die gij ons besteld
hebt; zij beslaat zes duizend deelen en bevat alles
wat wij bijeen hebben kunnen brengen omtrent de
lotgevallen der volken".
De koning dankte hen voor hunne moeite, maar
merkte op, dat hij ondertusschen een dagje ouder
was geworden en vermoedelijk niet meer den tijd
zou hebben, de lectuur van dit lijvige werk ten einde
te brengen; daarom verzocht hij een uittreksel er uit
te maken, dat meer rekening hield met den korten
duur van het menschelijk leven.
' Twintig jaren later kwam er weer een karavaan
naar het paleis, van drie kameelen, beladen met
vijftien honderd boekdeelen. Wij hebben niets van
wezenlijke waarde weggelaten", zei de geleerde, die
het uittreksel aan den koning aanbood. Dat is wel
mogelijk", antwoordde de koning, maar je zult het
toch nog korter moeten maken, wil ik het lezen; en
haast je wat, want ik ben al oud."
De geleerden maakten er nu zoo'n spoed mee,
dat zij na tien jaren terugkwamen met een jongen
olifant, die vijf honderd boekdeelen op zijn rug droeg.
Ik heb het nu zoo beknopt mogelijk gemaakt,"
zei de woordvoerder. Nog niet beknopt genoeg",
antwoordde de koning; als ik vóór mijn dood de
geschiedenis der menschheid zal lezen, moet je nog
veel meer verkorten."
Vijf jaren later kwam dezelfde geleerde terug;
hij liep nu op krukken, naast een met een dik boek
beladen ezeltje. Maar toen hij bij den koning gebracht
werd, lag deze op zijn sterfbed en zuchtte: ,,ik zal
moeten heengaan, voordat ik de wereldgeschiedenis
ken."
Ik zal u met een paar woorden zeggen wat er in
staat," fluisterde de geleerde, die er niet veel beter
aan toe was dan de koning: de menschen werden
geboren, zij tobden hun heele leven lang en zij
stierven."
Zoo leerde de koning van Perziënog op het laatste
nippertje den inhoud van de wereldgeschiedenis
kennen.
Op die manier ongeveer laat Anatole France, in
Les opinions de M. Jéróme Coignard", door zijn
alter ego het verhaaltje vertellen van den koning van
Perzië, die zich door de geschiedenis had willen laten
onderrichten in de kunst van regeeren.
Het is een aardig^ persiflage van den practischen
zin der geleerde geschiedschrijvers en van de waarde
der geschiedenis als leerschool voor de menschheid.
Maar ..'net is niet bepaald aanmoedigend voor
iemajvd, die, bij de komst van een nieuw jaar, zijne
gedachten over het afgeloopene laat gaan en wil
probeeren, of hij eenigen zin kan ontdekken in de
gebeurtenissen, die daarin voorvielen.
Want wanneer uit de lotgevallen van alle volken
uit vroeger eeuwen niet meer wijsheid te puren valt
dan dien koning van Perziëbij het scheiden van de
markt werd aangeboden, kan je je wel ontslagen
rekenen van de moeite om uit de luttele periode van
een enkel jaar nog al was het maar n druppel
honing van bezinning te willen trekken.
En toch: ondanks de ironie van Anatole France,
en al heb je je nóg zoo vaak vergist bij een poging
om een beetje verstand te ontdekken in den loop
van de gebeurtenissen, af en toe en daar je zelden
den overgang van de eene eeuw naar de andere
bijwoont, is het gewoonlijk de wisseling van het jaar,
die er aanleiding toe geeft af en toe probeer je
toch om het verleden als een versnelden film aan je
te laten voorbij trekken en er eenige bedoeling, iets
van een reeks van oorzaken en gevolgen in te bespeu
ren, waardoor je dan misschien ook iets kunt gissen
van de toekomst maar dit laatste slechts, zoolang
je nog niet hebt leeren berusten in de onmogelijkheid
om op redelijke gronden iets van die toekomst te
voorzeggen.
Meestal verdiep je je dan alleen in wat je zelf betreft
of, op zijn hoogst, in de veranderingen in Staat en
maatschappij, die in je eigen leeftijd zijn voorgevallen;
er zijn er maar weinigen, die den blik verder terug
laten gaan en wijder tooneel willen overzien, die
aan de geschiedenis van alle eeuwen en alle volken
een antwoord durven ontlokken op de vraag: gaan
wij vooruit?
Maar hoe verschillend luidt dat antwoord bij hen,
die zoo vermetel zijn geweest er naar te vorschen !
En hoezeer afhankelijk blijkt het te zijn van elks
individueele opvattingen !
Er is maar n gebied, waarop zelfs zoo in den
grond verscheiden denkers als bijv. de geschiedschrij
ver Leopold von Ranke en Anatole France zonder
eenig voorbehoud vooruitgang erkennen: op dat van
de kennis der natuur en de dienstbaarmaking van
de natuur aan de behoeften en de genoegens van den
mensen.
Maar overigens ! Ranke ontkent niet alleen, dat
wij van zedelijken vooruitgang mogen spreken,
maar hij verwerpt het denkbeeld daarvan zelfs
om godsdienstige redenen, omdat hij het een onrecht
vaardigheid zou achten van de Godheid tegenover
vroegere menschengeneraties, wanneer deze voorbe
stemd zouden zijn geweest op een lager zedelijk niveau
te staan dan volgende geslachten.
Daarentegen Anatole France, in de toespraak, die
hij hi°ld tot de Parijsche studenten, bij de opening
van het Maison des tudiants": Gij zult veel te
doen vinden; gij zult niet alleen, zooals Horatius
zegt, verstrekkende verwachtingen in een korte
spanne tijds moeten opsluiten, maar ook, door den
korten duur van het leven, een verdubbelde actie
moeten voeren tegen egoïsme, onwetendheid en vrees.
In den loop van elke generatie verwerft de mensch
heid slechts weinig nieuwe bezittingen; maar dit
weinige is veel, want het wordt toegevoegd aan het
vroeger verworvene en draagt er toe bij, het lot der
menschen van dag tot dag beter en dragelijker te
maken. Er zijn ongetwijfeld perioden van stilstand,
van achteruitgang; maar, alles tezamen genomen,
gaan wij vooruit in kennis, in wijsheid, in macht."
INHOUD: 1. Nieuwjaarsgedachten, door Prof. Dr.
G. W. Kernkamp 2. Amsterdamsche bijzonder
heden, door Prof. Dr. H. Brugmans 3. De vol
hardende Visscher,teekening door Joh. Braakensiek
De vaste regel, door Prof. R. Casimir 4. Renais
sance, door H. J. M. Walenkamp Czn. 5. Verdeeld
heid in de Sovjets, teekening door Jordaan
Spreekzaal 6. Saesterberg jubileert, door S. 7. Uit de
Natuur, door Dr. Jac. P. Thijsse 8.
Bijkomstigheden, door Annie Salomons Tentoonstellingen,
door J. Voskuil 9. Oude Amsterdamsche
nieuwjaarwenschen, door H. K. Teune 11. De drie
gratietjes van Greet Lobo, door Barbarossa, met
teekeningen door W. Heskes De wereld van het
kind, door Jet de Boer?v. Strien 12. Helden uit
het land van sneeuw en ijs, door Leo A. A. Cohen
13. Boekbespreking door Prof. Dr. J. Prinsen JLzn.
15. A. S. C. Wallisf, door Prof. Dr. J. Prinsen Mu
ziek in de Hoofdstad, door Constant van Wessem
17. Nieuwe Eng. boeken, door W. van Doorn.
Toegepaste Kunst door Otto van Tussenbroek
19. Koninklijke Nederlandsche hoogovens en Phoenix,
door Paul Sabel Dierstudie, teekening door H.
Verstijnen 21. Charivaria, door Charivarius
Nachtboek van Alida Zevenboom Telefoontje,
door Cel 2 22. Indische glimwormpjes, door H.
Veersema Onze Koloniën, teekening door J. G.
Sinia 23. Weerzien, door Andreas Latzko 24,.
Rijm, door Kumgra Nosalis Problemen
Men-schenvorm, teekening door W. Heskes.
Bijvoegsel: 1926, teekening door Joh. Braakensitk.
Toen die woorden, ruim vijftien jaar geleden, werden
uitgesproken, viel het gemakkelijker in zedelijken
vooruitgang te gelooven dan het voor ons is, die den
wereldoorlog hebben beleefd en den diepen terugval
in het egoïsme en materialisme.
Maar al zal menigeen thans grimlachen, als hij in
diezelfde toespraak, van 1910, leest: ,,ik voorzie e t n
toekomst van vrede en eendracht tusschen de volken
van gelijke beschaving", laat ons daarom niet wan
hopen aan den groei van de zedelijke machten, die
de komst van vrede door recht" zullen bevorderen.
Aan het geslacht, dat thans in wording is, moet
dezelfde taak worden gesteld, die France aan de
Parijsche studenten voorhield: Wantrouwt de oude
leus dat, wie den vrede wil, zich ten oorlog moet
bereiden. In werkelijkheid moet, wie den vrede wil, den
vrede voorbereiden; laat dit uw begeerte, uw zorg
wezen: werkt voor den wereldvrede! Is dat niet een
taak, waartoe de edelmoedigsten en de dappersten
zich getrokken moeten voelen? Het Rome van den
Keizerstijd heeft er naar gestreefd, toen het over de
wereld gebood. Moge uwe generatie haar volbrengen !"
Hoevelen van de studenten, tot wie dit gezegd werd,
hebben den dood gevonden op de slagvelden van
Noord-Frankrijk ! Hoevelen van hen, tot wie nu
dezelfde oproep komt, zal een dergelijk lot wachten?
En toch: werkt voor den vrede! Zoo de zedelijke
machten, die daartoe strekken, het doel nog niet
kunnen bereiken -?hoc zou het er in de wereld uit
zien, wanneer zij zich niet deden gelden !
KERNKAMP