De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 2 januari pagina 13

2 januari 1926 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

No. 2535 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 van den Mackenzie in de Noordelijke Ijszee gele gen betrokken. Het spreekt vanzelf dat de paarden in het ?depot te Regina achtergelaten werden. In deze onherbergzame gebieden werden natuurlijk geheel andere middelen van transport gebezigd: 's winters de den constables reeds bekende hondensleden en ?sneeuwschoenen; 's zomers, bij open water, de eigenaardig^ vaartuigjes der Eskimo's, de ka jak en ?de umiak. Er is reeds zooveel over de Poolstreken in den .loop der tijden geschreven, dat het wel niet noodig :zal zijn den lezer te vertellen van de niet geringe ontberingen en beproevingen, die de in deze regionen waar de zon gedurende een paar maanden geheel verdwijnt gedetacheerde ?constable moet doorstaan. Moge ik volstaan met een enkele zinsnede aan te halen uit het rapport over het jaar 1923 van een der detachementen: De afgeloopen winter was buitengewoon .zacht: de laagste temperatuur was slechts 49J gr. onder nul". » Niettegenstaande deze verschrikkingen zijn er totnogtoe immer vrijwilligers genoeg beschik baar geweest om de posten in het Noorden te toezetten. Zelfs de groote eenzaamheid ? de detachementen bestaan uit twee, hoogstens uit drie man, terwijl de dagen- of wekenlange patrouilletochten gewoonlijk allén verricht wor den tengevolge waarvan wel eens gevallen van tijdelijke of zelfs voortdurende verstands verbijstering zijn voorgekomen, schijnt hen niet af te schrikken. Met de uitbreiding van dit toezicht benoorden den Poolcirkel wordt nog steeds voortgegaan. De noordelijkste post is thans het Kanetoekken detachement, op Ellesmere-eiland, nabij de Noordelijke doorvaart(78P 42' N. Br., 74°45' W. L.) Het spreekt vanzelf dat de bezetting op haar patrouilletochten nóg noordelijker komt. Ten slotte nog een enkel woord over een recente ingrijpende reorganisatie van de Bereden Politie. Nadat haar in 1904 het praedicaat Konink lijke" was verleend, werd zij in 1920 met de terri toriale politie van Oostelijk Canada, de Dominion Police", vereenigd tot de Royal Canadian Mounted Police", welke over geheel Canada hare bemoeiingen zou uitstrekken. Het hoofdkwartier werd te Ottawa gevestigd. Ook dit nieuwe korps houdt in alle opzichten het devies van de vroegere Royal North West": ,,Maintiens Ie Droit", in eere. Het staat bekend als een der beste, zoo niet als het beste van alle politiekorpsen ter wereld. BOEKBESPREKING door Prof. Dr. J. PRINSEN J.LZN. TOP NAEFF, Voorbijgangers, Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, 1925. R. VAN GENDEREN STORT, Kleine Inez, Van Loghum Slaterus Uitg. Mij. Arnhem, 1925. A. M. DE JONG, Merijntje Gijzen's jeugd, Het Verraad, Em. Querido, Amsterdam 1925. Dit boek van Top Naeff, in zijn volkomen gave techniek van de auteur die eenmaal meester is in haar vak, is een stil en een ernstig boek, rustig en zedig van beweging. Zij wijst ons hier, zij wijst ons daar heen, en overal zien we hetzelfde in telkens andere vormen en verhoudingen, overal voelen we de deernis met allen die daar lijden en strijden op deze wederspannige wereld", strijden, hier wel in het bijzonder in het worstelperk van den echten staat. Want dit zijn alle seltsame trougevallen", met dien verstande dat ons niet, als bij den vaderlijken Cats, verteld wordt, hoe ze mekaar krijgen, maar hoe ze mekaar hebben of hadden, hoe die twee werelden van verborgentheën op elkaar reageeren, elkaar onverklaarbaar, onberedeneerbaar aantrek ken of afstooten, een enkele maal iets doorgronden van eikaars zielemysterie. Dat geeft zij ons in vele variaties, van het onverschillig, onbegrepen naast elkaar gaan, in wederkeerigen stommen haat tot de twee die den dood overwonnen en werden tot n Wezen, onzijdig en onbestemd". En wat van dit laatste genus nog in het tijdelijke ronddoolt, lijkt de verdwazing nabij. De grondtoon blijft: ,,Geslachten kwamen en gingen, alles herhaalde zich, en altijd was het weer anders. Geen voorbeeld, geen Waarschuwing, wenk noch teeken En nooit een vergelijk". Top Naeff heeft het geheim van een zeer bij?zonderen stijl, een persoonlijken humor. Door een vlotten, luchtigen uitval, zoo langs haar neus weg, weet ze ons?-floep op het aangrijpend moment even uit de stemming te doen glijden, waardoor we den druk dier stemming des te feller voelen en toch tegelijk een lichtstraal van verheugenis zien. In dit werk heeft zij zich bijzonder in toom ge houden. Het is levendig van toon, voortreffelijk van teekening, zuiver van zielsbegrip, maar ze houdt ditmaal haar speelsche vlagen in bedwang; het is gelijkmatig en van een nobele, strakke en toch milde schoonheid. Doch in haar laatste ver haal, de Beurtvaart, neemt ze wraak over hare ingetogenheid. Dat is, zooals dan ook geheel bij het geval past, in de luchtige sferen, tintelt vanfijne ironie. Hier knallen ieder oogenblik de raketten van haar joligen geest. Kleine Inez. Een moderne Vita Nuova, nieuwe belichaming van Plato's Liefde-idee. Ik moet bekennen: dit boek heeft mij in zijn aanvang wel Wat afgeschrikt. In enkele pagina's overzien we het leven van den politicus Floris Roelof Scanderbergh, stammend uit het oude stadje aan de Zuider zee, beurtelings minister en kamerlid, wonend in den Haag met zijn eenige dochter Machteld. Machteld heeft een vriendin, een ongetrouwde gravin van 35 jaar. Deze reed veel paard, had den slechtsten naam, want men verzekerde, dat zij haar minnaars zocht in de stallen. Maar zij was intelli gent en medelijdend en zij betoonde Machteld hartelijke genegenheid. Zij reden veel samen, be zochten elkaar en de gravin leende haar Casanova. In oogenblikken van ongeduld en ergernis vloekte zij en dan lachte Machteld". Floris Roelof krijgt een nieuwen lakei: In de stad zwierven geruchten over de verhoudingen, die hij met adellijke dames zou hebben gehad en sommigen beweerden, dat hij in de volkskroegen een bekend raddraaier was. Het deed niets ter zake, voor zijn werk bleek hij voortreffelijk en Machteld's vader, dien hij steeds Excellentie noemde, prees zijn vormelijkheid, schranderheid en stiptheid. Dan was hij behept met litterairen zin en las Oscar Wilde in een hollandsche vertaling". Machteld gaat er met kdit heerschap van door naar Brussel, trouwt, krijgt een zoon, Peter, komt volkomen vernietigd met dien stamhouder thuis met hangende pootjes bij Zijne Excellentie. Dat is alles lang niet mis, wat? Deze schrille effecten, dat rammelende en oppervlakkige, eenige vieze ger manismen (bestreven, uitbraak van slechtheid etc.) stemden mij aanvankelijk vrij sceptisch. Toch heeft de schrijver mij langzamerhand weten te boeien en ik heb het boek gesloten met voldoening en bewondering. De gang der feiten is voor de realiteit niet bij zonder waarschijnlijk, hoewel niet onmogelijk, doch het geheel wordt in ieder geval een schoone ver beelding in een schoonen, gaven vorm. Na den dood van zijn moeder komt de jonge Peter onder de hoede van het wrak eener eenmaal mooie en ijdele tante, waar hij geestelijk en licha melijk verwaarloosd wordt. Allerlei ondeugden groeien in hem op uit de lugubere instincten van zijn afstamming, tot het groote moment in zijn leven komt, de aanraking met de kleine Inez. Voortreffelijk is het milieu geteekend waaruit deze is opgegroeid en waarin ze verkeert in den tijd, dat zij het gemoed van den jongen zondaar beroert, bij oom en tante Symen en Barbara. Het is een kring van ernst en vertrouwen, innigheid en liefde. Het eenigszins bruuske en gewilde begin van het boek, dat de tegenstelling vormen moet tot deze intieme wereld van goedheiden wijsheid,kun nen we nu ook beter accepteeren. En dan zien we beginnen de langzame weder geboorte in Peter, het geestelijk proces met al zijn rijzingen en dalingen, zijn angst en zijn hoop, zijn wantrouwen in eigen waarde en ontplooiing van alle geestelijke kracht en gaven. Zoo wordt door de macht van de reine, zuivere schoonheid, goed heid en liefde in de kleine Inez, die zich tot hem buigt, het goore, ploertige gymnasiastje der eerste jaren tot den student van het groote, zuivere leven dergenen, die, door den platonischen Eroos voortgedreven, geen aandacht hebben voor de dingen, waarop het streven der menschen zich doorgaans richt". Tot een huwelijk kan dit alles niet leiden, niet tot aardsch geluk, wel tot vorming voor den hoogeren vrede. Peter eindigt zijn leven als leeraar in de klassieke talen en als geleerde in het oude stadje zijner vaderen, in het oude geboortehuis van zijn grootvader. Vreemd en vreemder voelde Peter zich worden aan deze wereld en als in het voorjaar onder den kristallijnen avondhemel het vreedzaam rumoer der stad allengs verstierf en de zware boomen voor het huis verdonkerden het laatste daglicht, dat in de kamer draalde, dan voelde hij zich meermalen verzadigd van een zwaarmoedig heid, die nochtans zonder tranen Was, het eerste doemen van een vrede, dien geen menschelijke vreugden evenaarden?" De stijl van dit boek is schijnbaar sober, een voudig, rustig vertellend met Weinig dialoog, zon der eenige pretentie, en toch vol klank en rijk in beeldende kracht. Deze eenvoud^en natuurlijkheid BOUWT IN MET OOSTERPARK BILTriÖVEN INLICHTINGEN VERSTREKT DE DIRECTIE TELEF.INT.N?6538 getuigen van een zorgvolle cultiveering van een zeer persoonlijk talent. De late zon sproeide een rijpe schijn over de wijde velden rondom, waar het gele koren, zij den glansen vangend, van tedere rillingen doorvaren lag onder de strelende handen van het warme zomerbriesje." Ik cursiveer! Is het niet als een oefeninkie uit een oud schoolboek: plaats voor elk substantief het daarbij passende bijvoegelijk naamwoord? Ja, we weten het: het aarden vaatwerk behoudt den reuk.... ondanks alle opstandigheid en cosmopolitisme behield de Jong in die eerste halve pagina nog zoo echt den toon van het wel verzorgde schoolmeesters opstel voor een examen. Trouwens de aanhef is heelemaal het clichévan honderd romannetjes: een stukje natuurbeschrijving en dan, kiekeboe, daar heb je den held, zooals vroeger dat van de twee ruiters in matigen draf op den landweg, dewelke van het dorpje A. naar de ves ting B. geleidde. Doch laat ik het na deze collegiale hatelijkheidjes maar direct heel duidelijk zeggen: met dat al, Merijntje is een prachtboek, vol echt Brabantsen leven en tevens menschelijkheid van alle tijden. De Jong zal zijn boek wel geschreven hebben met de bedoeling en overtuiging van te strijden voor zijn grootsche sociale idealen, net zooals Breero vast geloofde, dat hij zijn Spaanschen Brabander ten tooneele voerde om aan te toonen, dat flesschentrekkers zulke gemeene kerels zijn en om het menschdom voor dat soort van natuurgenooten te waarschuwen. Och zoo iets is een onschuldig hebbelijkheidje bij een artist van beteekenis. Toch geloof ik heilig, dat Merijntje de echte l'art pour l'art is, Wat voor mij beteekent, dat het net als de Spaansche Brabander is geworden, bewust of onbewust, vóór alles uit den drang om schoonheid te scheppen. In dien zin is alle goede levende kunst van alle tijden l'art pour l'art. De onweerstaanbare drang om wat het gemoed heeft ontroerd, wat heel fel in den kunstenaar leeft en door de realiteit werd gewekt en Weerkaatst, in ontroerende schoonheid uit te beelden, is de eenige voorwaarde voor alle werkelijke kunst, de Wellust van het scheppen. De vervloekingen over den geest der eeuw bij Da Costa worden enkel iets groots en geweldigs voor mij, omdat ik daar achtervoel als de groote eenige drijfkracht, zijn gevoel, ver beelding en heldenmoed, zijn machtige scheppingsdrang om wat hem bezielt, in schoonheid te doen leven. Wat den kunstenaar bezielt, is bijzaak; het is dat wat hoofdzaak is voor den dominee, den drank bestrijder, den wellusteling, den ziekentrooster, den atheïst, den politieken propagandist, den middernachtzendeling en zoo meer. Als de zieken trooster of de wellusteling over den kunstenaar domineert, dan is het met de kunst misère. Dit nu is niet het geval bij De Jong. Hij is socia list. Goed, laat hem socialist zijn, zoo nu en dan merken we het in zijn boek misschien even iets te veel. Maar we nemen het er graag op den koop toe bij. Hoofdzaak is ,dat hij het mysterie tusschen Merijntje en De Kruik tot een machtige, ontroeren de schoonheid heeft weten te maken. Als ik hier meer ruimte had, zou ik het graag in de details aantoonen. Zijn werk doet mij als zuiver kunstwerk aan genamer aan dan dat van Heijermans. Hier is meer een fijn, serieus bewust werker bezig, terwijl we bij Heijermans dikwijls den indruk kregen, dat hij, terend op zijn onmiskenbaar talent, er maar op los schreef. BOOTMOTOREN MOTORBOOTEN Blngham & Lugt - Slepersvest l - Rotterdam

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl