De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 2 januari pagina 21

2 januari 1926 – pagina 21

Dit is een ingescande tekst.

No. 2535 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 21 CHARIVARIA fceutfcljfanb, 2>eutfc&lanb ueber 2Ute8! De schrijver ouerji t het laatste lid van art. 344." (Ned, Jur. bl.) Ik spreek hier niet van het omboopen van rollen." (Ons Tooneel) Toen begon mijn Indische reis eevst recht." (Hbl.) AANEENLIJMSELS Cijfer-gegoochel, Drankinvloed, Vrede-onderteekening, Regeeringssamenwerking, Bevolkingsaantallen." (Haagsche Ct.) Vereeniging tot verpleging van ziek-zwakke en praetuberculose kinderen." VERRASSENDE MEDEDEELINOEN Zeven raadsleden van Hummeloo hebben een brief gezonden aan Ged. Staten waarin zij plechtig verklaren zich niet op zijwegen te zullen laten lokken uit vrees voor voetgangers en klemmen." ( Vad.) Van de 356 mandaten zullen er 250 gegeven worden aan liederen die nog niet gekozen zijn." (Tel.) Omsloten door de fijnste chocolade, proeft u in elke bonbon de natuurlijke kers." (Adv. Hbl.) Aangeboden, slaapkamer m. p., ook meisje." (Adv. Tel.) MSTMAAKS LS Er zijn nog hoogbejaarden die 't hebben meegemaakt hoe Koning Willem, enz." (O. H. C.) Ik heb het zelf meegemaakt, dat een onnoozele ver slaggever werd afgerammeld. Dat hebben wij allen mee gemaakt." (Ons Tooneel) Ir. Voüte zal zich naar Sumatra begeven ten einde de zoneclips mee te maken." (Soer. Hbl.) Wie den oorlog aan den lijve of van ter zijde hebben meegemaakt. De bevolking heeft met de hand in de beurs al haar lief en leed meegemaakt." (Gr.) Ik heb het angstige gedrang meegemaakt." (N.K.C.) ONZE TOONEELSPELERS Wellicht speelt deze minder aangename verstandhou ding in deze kwestie haar rol mede. Hij verdedigde de rol, welke de tram in het verkeer speelt." (N. K C.) Een bijzondere rol spelen de bepalingen over extraterritorialiteit." (Ec. S». Ber.) De kleine halters spelen daarbij een hoofdrol." (Boek der S p.) Wat de rollen betreft, van het r pertoireMarchant, ziehier een paar merkwaardige: De heer Marchant speelde een opvallende rol." (Centr.) ,,Het moge bij den heer Marchant het besef wekken van de rockelooze rol die hij bij het gezantschap gespeeld heeft." (De Rotterd.) Madame Curie, de beroemde Parijsche radio-geleerde kwam Prof. Lorentz bij zijn gouden jubileum begroeten." (N. Haarl.) Ct.) Ze mag er knap in zijn, haar hoofdvak is het niet. De N. R. C. is in den laatsten tijd op be denkelijke wijze aan het afdwalen van het pad der waardigheid hoofdjes" (wij voorzien binnenkort illustraties) en N. R. C.-tjes"! Onze administratie verztcht ons die lezers gerust te stellen, die ten onrechte mochten vreezen dat zij zou volgen met Qrutjes." TELEFOONGESPREKKEN door CEL 2 Hall! Met l... .9... .2... .6.... Een nieu we abonné, juffrouw. Hij staat nog niet in de gids.... Met 926? Ha! Welkom, vreemdeling.... Maar waarom zoek je ook altijd den slechtsten tijd van het jaar uit? Waarom niet in Mei of Juni gekomen? Ja, het is hier nu eenmaal een land met meer water dan land. En al menschen gesproken? Waarachtig? Vallen ze je mee? Dat kan wel door al die feestdagen komen. Hoewel juist in dezen tijd de katterigheid nogal groot is. Dat komt door de rubber. Fortuinen zijn er verdiend ! En wat breng je mee? Alweer vrede? Zouden We nu niet langzamer hand daarvan genoeg krijgen? Als jij ons nu een beetje rust bracht, doodeenvoudige rust. Rust in zaken en rust in huis en rust in de politiek. Het kan zijn dat het aan ons ligt, dat onze zenuwen nog wat gevoelig zijn maar als jij dat nu eens klaar kon spelen dat ze in plaats van nog meer geesten van Locarno op te roepen, een wereld congres voor de rust hielden. Om te beginnen een rustige oplossing van de crisis.... Een beetje al te rustig, tot dusver, daar heb je gelijk aan. En een rustige franc, die niet Weer zes Fransche ministers van Financiën meesleept, en een rustige meneer Tsjitsjerin, die niet elke drie maanden in West-Europa een rust-kuur komt doen, en rust in de olie en rust in de Gereformeerde Synode en rust in Indiëen rust in het gemoed van den belastingbetaler en.... En als je dat in twaalf maanden hebt klaar gespeeld, dan zullen wij je nagedachtenis zegenen en ga dan in vrede. Maar voor ons de Rust.^Het beetje roest nemen We graag]op den.koop toe !.... DE ZUlfNIGE KEUKENMEID. door ALIDA ZEVENBOOM Een mensen beleeft tegenwoordig wat. Ik was Woensdagavond moederziel alleen thuis, want Leentje was naar de bioscoop met dien blonden conducteur van lijn 2, wat ik afkeur omdat ze nog geen achttien is en dan al losse verkeering, en meneer had een dringende conferentie in de stad en zou heel laat thuis komen. Ik had ijverig zitten lezen in het Nieuwe Protestantsche Dagblad voor Protestantsch Nederland en was boven het artikel van dpminéLingbeek ingedut,omdat het me tot innerlijk nadenken en zelf-inkeer gebracht had, toen ik opschrikte omdat er heel eventjes gebeld was. Als vrouw alleen in huis en dan 's avonds om over tienen ik vertrouwde het niet goed en keek voorzichtig door het gordijntje van het souterrein. Het was nog al donker en ik zag niets dan een paar mannebeenen en ik weet niet hoe het kwam, maar ik bleef staan kijken. Meneer Pierre had als kind mooie beenen later keek ik er niet naar omdat dat voor een jong meisje geen pas gaf maar zulke mooie beenen als daar stonden, had ik nog nooit gezien. Het was of ze me iets zeiden, iets toezongen, had ik bijna gezegd en ineens schoot het me te binnen: als het die nieuwe apostel eens was, dien ze in Blaricum ontdekt hebben en dien Mevr. Annie Besant naar hier heeft gebracht ! En of het nu kwam door het wijdingsvolle artikel van dominéLingbeek of doordat ik er net een dag te voren over gelezen had het stond bij mij vast dat daar de Brenger van het geluk voor de Menschheid om toegang vroeg. Het was misschien onvoorzichtig,want de wereld is vol namaak en oplichters,maar ik deed de ketting van de deur en keek door de kier. Nooit hoorde ik zoo'n.... hoe moet ik het zeggen.... zoo'n zoete stem, had ik bijna gezegd. Meisje, zei de stem, en dat meisje" rook naar ulevellen en borstplaat, meisje, ik kom van ver en meneer wacht me. Ik overdrijf 'niet gauw maar het was of ik in eens vleugels aan had en zou opvliegen. Ik voelde me zoo licht.... zoo licht. Is u de nieuwe....? vroeg ik. Ja, dat ben ik, zei hij. Ik kom van verre. Ik liet hem binnen. Het is niet te zeggen wat er bij me omging. Hij keek me aan en ik voelde het dat was hem ! Hij en niemand anders. Die oogen.... zoo moeten de eerste christenen gekeken hebben toen ze voor de wilde beesten werden geworpen.... Ik liet hem binnen, in meneer's kamer en schonk hem een whisky-soda in, want apostel of niet de inwendige mensch draag je altijd met je mee. En u komt ons nu de nieuwe Boodschap brengen? zei ik en ik voelde hoe mijn tong, terwijl ik sprak, licht als een veer werd. Ja, indien het mij gegeven wordt.... Gij weet niet, meisje, wat het zeggen wil jarenlang je den uitverkorene te voelen en dan in eens voor cie poort van je wenschen te staan, zoodat hij slechts voor een zwakken aandrang te wijken heeft. Maar nu.... Hij Was opgestaan en het kan zijn dat het ver beelding was of dat het electrisch licht net knip perde, maar ik zag een lichtstraal om zijn hoofd en aangezien zijn glas leeg was, schonk ik nog eens bij. Neem er zelf ook een, zei hij, want wat men samen deelt, geniet men dubbel, en ik twijfelde nu niet langer. Hij is het ! zoo jubelde het in me. Zijn gezicht straalde nu zooals alleen soms de maan schijnt als er geen wolkje aan de lucht is. Hij stond nog altijd, met het glas in zijn hand en keek heel in de verte. Zag hij Britsch-lndiëof zag hij de menschheid? Of vertoefde zijn geest in Blaricum, op de hei, te midden van het goud en de edelgesteenten en het tabernakel, dat de getrouwen daar bij elkaar brachten? In diepe gedachten verzonken, bleef hij staan en dronk zijn glas leeg. Het was, wat dominéKromsigt noemt, een wijdingsvol oogenblik. En toen.... toen had hij een heerlijk gebaar. Hij streek met den bovenkant van zijn hand langs zijn bovenlip en ik hoorde dat hij smakte. Doch dit Was geen aardsche smak. Neen, dit was een hemelsche. En daarbij deed hij zijn oogen dicht.... Nu ik dit schrijf voel ik dat de geest Weer over me is. En zoo stonden we met den geest tusschen ons en over ons en toen ik weer tot het alledaagsche terugkwam, zat ik in de andere clubfauteuil en de flesch was leeg. En den volgenden morgen miste ik uit het buffet zeven zilveren lepels en vorken. En dan zijn er nog menschen die niet aan wonderen gelooven !.... BOEKBESPREKING JOB STEYNEN. Allemansspiegel. Rotterdam 1925. W. L. en J. Brusse's Uitgevers Mij. Een verwarrende hoop titels op het omslag van dit kleine boekje. De firma Brusse geeft een reeks ironie, satire en persiflage" uit, die zij samen vat onder den naam De rinkelbel". Steynen's boekje Allemansspiegel" is daar een van, en de schrijver koos voor zijn werkje nog weer den ondertitel zoetzure zottigheid". Het klinkt bij mekaar wat lawaaiig rinkelend, maar waar het om zottigheid te doen is, nemen we dat wel aan. Overigens ? wie den litterator Steynen uit vroeger dagen kent (de laatste jaren hoort men niet veel meer van hem), weet, dat hij meer zoetzure zottigheid" geproduceerd heeft, ja, dat een groot deel van zijn Werk door die qualificatie gedekt wordt. Een goedmoedig sarcasme is er de grondtoon van, terwijl een zekere bewuste en door den schrijver opzettelijk aangebrachte mal lotigheid onmiddellijk den schijn wegneemt, dat de auteur in ernst als maatschappelijk her vormer zou willen optreden. Maar voor wie goed kijkt, zit er achter die grapjasserij een tragische ernst, en een enkele maal komt die in het werk van Steynen, bijv. in den roman Maagdelijkheid, ook wel onbedekt naar voren. In dezen Allemansspiegel is Weer een fraai stelle tje menschen bijeengebracht. Den lust tot het forceeren van de verhoudingen, het grijnslacherige vermaak om halve idioten voor te stellen als min stens drie-kwart, kan de schrijver ook nu niet bedwingen. Er is hier een boekhouder, die bijna een beroerte krijgt van schrik, als hij in het Groot boek n keer een verkeerd cijfer zet, en een nacht van gruwelijke obsessie, als hij zich herinnert, dat hij vergeten heeft de brandkast af te sluiten er is een feeks van een vrouw, zoo'n gruwel, dat de ter dood veroordeelde, die volgens oud gebruik zijn leven kan redden, door met haar te trouwen, voor de eer bedankt als hij haar tronie aanschouwt er is een man, wiens noodlot, dat hij te veel op een heer lijkt, hem ten slotte zoo beklemt, dat hij in 't Water loopt, en nadat hij opgevischt is, nog het voorkomen heeft van een echte heer" er zijn nog meer typen, die doen veronderstellen, dat de allemansspiegel van Steynen een zonder ling geslepen glas is. Toch is het werk van waarde. De Waarde, die de zotheid door alle eeuwen gehad heeft; het is niet zonder beteekenis, dat de narren, de picrrots, de harlekijns door alle tijden heen blijven leven. Iets van dat blijvende is ook in deze verbeeldingen, en wie het wonderlijke gezelschap, dat Steynen in dit bundeltje de wereld instuurt, tegenkomt, zal er zeker een dieperen indruk van overhouden dan de herinnering aan een min of meer verwezen grijnslach. Ik heb bij het lezen van deze verhaaltjes ge dacht aan een geestverwant" van Steynen, die ook in de laatste jaren niets meer van zich liet hooren: Drabbe. Die schreef in dit genre ook goed werk. Zou ook hij in deze serie niet eens de rinkelbel kunnen hanteereti? HERWAN MIDDENDORP

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl