Historisch Archief 1877-1940
No. 2535
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
21
CHARIVARIA
fceutfcljfanb, 2>eutfc&lanb ueber 2Ute8!
De schrijver ouerji t het laatste lid van art. 344."
(Ned, Jur. bl.)
Ik spreek hier niet van het omboopen van rollen."
(Ons Tooneel)
Toen begon mijn Indische reis eevst recht." (Hbl.)
AANEENLIJMSELS
Cijfer-gegoochel, Drankinvloed, Vrede-onderteekening,
Regeeringssamenwerking, Bevolkingsaantallen."
(Haagsche Ct.)
Vereeniging tot verpleging van ziek-zwakke en
praetuberculose kinderen."
VERRASSENDE MEDEDEELINOEN
Zeven raadsleden van Hummeloo hebben een brief
gezonden aan Ged. Staten waarin zij plechtig verklaren
zich niet op zijwegen te zullen laten lokken uit vrees
voor voetgangers en klemmen." ( Vad.)
Van de 356 mandaten zullen er 250 gegeven worden
aan liederen die nog niet gekozen zijn." (Tel.)
Omsloten door de fijnste chocolade, proeft u in elke
bonbon de natuurlijke kers." (Adv. Hbl.)
Aangeboden, slaapkamer m. p., ook meisje."
(Adv. Tel.)
MSTMAAKS LS
Er zijn nog hoogbejaarden die 't hebben meegemaakt
hoe Koning Willem, enz." (O. H. C.)
Ik heb het zelf meegemaakt, dat een onnoozele ver
slaggever werd afgerammeld. Dat hebben wij allen mee
gemaakt." (Ons Tooneel)
Ir. Voüte zal zich naar Sumatra begeven ten einde
de zoneclips mee te maken." (Soer. Hbl.)
Wie den oorlog aan den lijve of van ter zijde hebben
meegemaakt. De bevolking heeft met de hand in de
beurs al haar lief en leed meegemaakt." (Gr.)
Ik heb het angstige gedrang meegemaakt." (N.K.C.)
ONZE TOONEELSPELERS
Wellicht speelt deze minder aangename verstandhou
ding in deze kwestie haar rol mede. Hij verdedigde de
rol, welke de tram in het verkeer speelt." (N. K C.)
Een bijzondere rol spelen de bepalingen over
extraterritorialiteit." (Ec. S». Ber.)
De kleine halters spelen daarbij een hoofdrol."
(Boek der S p.)
Wat de rollen betreft, van het r
pertoireMarchant, ziehier een paar merkwaardige: De
heer Marchant speelde een opvallende rol."
(Centr.) ,,Het moge bij den heer Marchant het
besef wekken van de rockelooze rol die hij bij
het gezantschap gespeeld heeft." (De Rotterd.)
Madame Curie, de beroemde Parijsche radio-geleerde
kwam Prof. Lorentz bij zijn gouden jubileum begroeten."
(N. Haarl.) Ct.)
Ze mag er knap in zijn, haar hoofdvak is
het niet.
De N. R. C. is in den laatsten tijd op be
denkelijke wijze aan het afdwalen van het pad
der waardigheid hoofdjes" (wij voorzien
binnenkort illustraties) en N. R. C.-tjes"! Onze
administratie verztcht ons die lezers gerust te
stellen, die ten onrechte mochten vreezen dat
zij zou volgen met Qrutjes."
TELEFOONGESPREKKEN
door CEL 2
Hall! Met l... .9... .2... .6.... Een nieu
we abonné, juffrouw. Hij staat nog niet in de
gids....
Met 926?
Ha! Welkom, vreemdeling....
Maar waarom zoek je ook altijd den slechtsten
tijd van het jaar uit? Waarom niet in Mei of Juni
gekomen?
Ja, het is hier nu eenmaal een land met meer
water dan land. En al menschen gesproken?
Waarachtig? Vallen ze je mee?
Dat kan wel door al die feestdagen komen.
Hoewel juist in dezen tijd de katterigheid nogal
groot is.
Dat komt door de rubber. Fortuinen zijn er
verdiend ! En wat breng je mee?
Alweer vrede? Zouden We nu niet langzamer
hand daarvan genoeg krijgen? Als jij ons nu een
beetje rust bracht, doodeenvoudige rust. Rust in
zaken en rust in huis en rust in de politiek.
Het kan zijn dat het aan ons ligt, dat onze
zenuwen nog wat gevoelig zijn maar als jij dat nu
eens klaar kon spelen dat ze in plaats van nog meer
geesten van Locarno op te roepen, een wereld
congres voor de rust hielden.
Om te beginnen een rustige oplossing van de
crisis....
Een beetje al te rustig, tot dusver, daar heb
je gelijk aan. En een rustige franc, die niet Weer
zes Fransche ministers van Financiën meesleept,
en een rustige meneer Tsjitsjerin, die niet elke
drie maanden in West-Europa een rust-kuur komt
doen, en rust in de olie en rust in de Gereformeerde
Synode en rust in Indiëen rust in het gemoed van
den belastingbetaler en....
En als je dat in twaalf maanden hebt klaar
gespeeld, dan zullen wij je nagedachtenis zegenen
en ga dan in vrede. Maar voor ons de Rust.^Het
beetje roest nemen We graag]op den.koop toe !....
DE ZUlfNIGE KEUKENMEID.
door ALIDA ZEVENBOOM
Een mensen beleeft tegenwoordig wat. Ik was
Woensdagavond moederziel alleen thuis, want
Leentje was naar de bioscoop met dien blonden
conducteur van lijn 2, wat ik afkeur omdat ze nog
geen achttien is en dan al losse verkeering, en
meneer had een dringende conferentie in de stad
en zou heel laat thuis komen. Ik had ijverig zitten
lezen in het Nieuwe Protestantsche Dagblad voor
Protestantsch Nederland en was boven het artikel
van dpminéLingbeek ingedut,omdat het me tot
innerlijk nadenken en zelf-inkeer gebracht had,
toen ik opschrikte omdat er heel eventjes gebeld
was. Als vrouw alleen in huis en dan 's avonds om
over tienen ik vertrouwde het niet goed en keek
voorzichtig door het gordijntje van het souterrein.
Het was nog al donker en ik zag niets dan een
paar mannebeenen en ik weet niet hoe het kwam,
maar ik bleef staan kijken. Meneer Pierre had als
kind mooie beenen later keek ik er niet naar
omdat dat voor een jong meisje geen pas gaf
maar zulke mooie beenen als daar stonden, had ik
nog nooit gezien. Het was of ze me iets zeiden, iets
toezongen, had ik bijna gezegd en ineens schoot
het me te binnen: als het die nieuwe apostel eens
was, dien ze in Blaricum ontdekt hebben en dien
Mevr. Annie Besant naar hier heeft gebracht ! En
of het nu kwam door het wijdingsvolle artikel van
dominéLingbeek of doordat ik er net een dag te
voren over gelezen had het stond bij mij vast
dat daar de Brenger van het geluk voor de
Menschheid om toegang vroeg.
Het was misschien onvoorzichtig,want de wereld
is vol namaak en oplichters,maar ik deed de ketting
van de deur en keek door de kier. Nooit hoorde ik
zoo'n.... hoe moet ik het zeggen.... zoo'n zoete
stem, had ik bijna gezegd.
Meisje, zei de stem, en dat meisje" rook
naar ulevellen en borstplaat, meisje, ik kom van
ver en meneer wacht me.
Ik overdrijf 'niet gauw maar het was of ik in
eens vleugels aan had en zou opvliegen. Ik voelde
me zoo licht.... zoo licht.
Is u de nieuwe....? vroeg ik.
Ja, dat ben ik, zei hij. Ik kom van verre.
Ik liet hem binnen. Het is niet te zeggen wat er
bij me omging. Hij keek me aan en ik voelde het
dat was hem ! Hij en niemand anders. Die oogen....
zoo moeten de eerste christenen gekeken hebben
toen ze voor de wilde beesten werden geworpen....
Ik liet hem binnen, in meneer's kamer en schonk
hem een whisky-soda in, want apostel of niet
de inwendige mensch draag je altijd met je mee.
En u komt ons nu de nieuwe Boodschap
brengen? zei ik en ik voelde hoe mijn tong, terwijl
ik sprak, licht als een veer werd.
Ja, indien het mij gegeven wordt.... Gij
weet niet, meisje, wat het zeggen wil jarenlang je
den uitverkorene te voelen en dan in eens voor cie
poort van je wenschen te staan, zoodat hij slechts
voor een zwakken aandrang te wijken heeft. Maar
nu....
Hij Was opgestaan en het kan zijn dat het ver
beelding was of dat het electrisch licht net knip
perde, maar ik zag een lichtstraal om zijn hoofd en
aangezien zijn glas leeg was, schonk ik nog eens bij.
Neem er zelf ook een, zei hij, want wat men
samen deelt, geniet men dubbel, en ik twijfelde
nu niet langer. Hij is het ! zoo jubelde het in me.
Zijn gezicht straalde nu zooals alleen soms de maan
schijnt als er geen wolkje aan de lucht is. Hij stond
nog altijd, met het glas in zijn hand en keek heel
in de verte. Zag hij Britsch-lndiëof zag hij de
menschheid? Of vertoefde zijn geest in Blaricum,
op de hei, te midden van het goud en de
edelgesteenten en het tabernakel, dat de getrouwen
daar bij elkaar brachten? In diepe gedachten
verzonken, bleef hij staan en dronk zijn glas leeg.
Het was, wat dominéKromsigt noemt, een
wijdingsvol oogenblik.
En toen.... toen had hij een heerlijk gebaar.
Hij streek met den bovenkant van zijn hand langs
zijn bovenlip en ik hoorde dat hij smakte. Doch
dit Was geen aardsche smak. Neen, dit was een
hemelsche. En daarbij deed hij zijn oogen dicht....
Nu ik dit schrijf voel ik dat de geest Weer over
me is. En zoo stonden we met den geest tusschen
ons en over ons en toen ik weer tot het alledaagsche
terugkwam, zat ik in de andere clubfauteuil en de
flesch was leeg. En den volgenden morgen miste
ik uit het buffet zeven zilveren lepels en vorken.
En dan zijn er nog menschen die niet aan wonderen
gelooven !....
BOEKBESPREKING
JOB STEYNEN. Allemansspiegel. Rotterdam
1925. W. L. en J. Brusse's Uitgevers Mij.
Een verwarrende hoop titels op het omslag van
dit kleine boekje. De firma Brusse geeft een
reeks ironie, satire en persiflage" uit, die zij samen
vat onder den naam De rinkelbel". Steynen's
boekje Allemansspiegel" is daar een van, en
de schrijver koos voor zijn werkje nog weer den
ondertitel zoetzure zottigheid". Het klinkt
bij mekaar wat lawaaiig rinkelend, maar waar
het om zottigheid te doen is, nemen we dat wel
aan.
Overigens ? wie den litterator Steynen uit
vroeger dagen kent (de laatste jaren hoort men
niet veel meer van hem), weet, dat hij meer
zoetzure zottigheid" geproduceerd heeft, ja, dat een
groot deel van zijn Werk door die qualificatie
gedekt wordt. Een goedmoedig sarcasme is er de
grondtoon van, terwijl een zekere bewuste en
door den schrijver opzettelijk aangebrachte mal
lotigheid onmiddellijk den schijn wegneemt,
dat de auteur in ernst als maatschappelijk her
vormer zou willen optreden. Maar voor wie goed
kijkt, zit er achter die grapjasserij een tragische
ernst, en een enkele maal komt die in het werk
van Steynen, bijv. in den roman Maagdelijkheid,
ook wel onbedekt naar voren.
In dezen Allemansspiegel is Weer een fraai stelle
tje menschen bijeengebracht. Den lust tot het
forceeren van de verhoudingen, het grijnslacherige
vermaak om halve idioten voor te stellen als min
stens drie-kwart, kan de schrijver ook nu niet
bedwingen. Er is hier een boekhouder, die bijna
een beroerte krijgt van schrik, als hij in het Groot
boek n keer een verkeerd cijfer zet, en een nacht
van gruwelijke obsessie, als hij zich herinnert,
dat hij vergeten heeft de brandkast af te sluiten
er is een feeks van een vrouw, zoo'n gruwel, dat
de ter dood veroordeelde, die volgens oud gebruik
zijn leven kan redden, door met haar te trouwen,
voor de eer bedankt als hij haar tronie aanschouwt
er is een man, wiens noodlot, dat hij te veel
op een heer lijkt, hem ten slotte zoo beklemt, dat
hij in 't Water loopt, en nadat hij opgevischt is,
nog het voorkomen heeft van een echte heer"
er zijn nog meer typen, die doen veronderstellen,
dat de allemansspiegel van Steynen een zonder
ling geslepen glas is.
Toch is het werk van waarde. De Waarde, die de
zotheid door alle eeuwen gehad heeft; het is niet
zonder beteekenis, dat de narren, de picrrots, de
harlekijns door alle tijden heen blijven leven.
Iets van dat blijvende is ook in deze verbeeldingen,
en wie het wonderlijke gezelschap, dat Steynen
in dit bundeltje de wereld instuurt, tegenkomt,
zal er zeker een dieperen indruk van overhouden dan
de herinnering aan een min of meer verwezen
grijnslach.
Ik heb bij het lezen van deze verhaaltjes ge
dacht aan een geestverwant" van Steynen, die
ook in de laatste jaren niets meer van zich liet
hooren: Drabbe. Die schreef in dit genre ook goed
werk. Zou ook hij in deze serie niet eens de rinkelbel
kunnen hanteereti?
HERWAN MIDDENDORP