Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2535
RENAISSANCE D
door H. J. M. WALENKAMP Cz.
DE GEBOUWEN DER RENAISSANCISTEN
WERDEN GELEIDELIJK TOT NIETS DAN
OPEENSTAPELINGEN VAN PILASTERS,
KROONLIJSTEN EN FRONTONS ZONDER
EENfGEN BOUWENDEN ZIN.
DE BOUW DER CATHEDRALEN.
Hoe hoog we de Orieksche Kunst ook mogen
schatten en vereeren n gemis dient haar aan
gerekend te worden, -het hoogste: het is gebrek aan
fantaisie, of, beter gezegd, aan scheppend ver
mogen.
Van de Orieksche beeldende kunstenaars kan
getuigd worden, dat zij al wat vóór hen in
wijdschen kring gesticht werd, in hun onvergelijklijke
werken tot het uiterst perfectionneerden.
Nieuwe ideeën echter brachten zij niet voort.
Het was louter de volmaking van het reeds
bestaande. Hun tempeltypen zijn slechts weinige;
en de onderlinge verschillen dezer betreklijk
gering.
Een ideale afstraling der uiterlijke werklijkheid
is hun kunst, een wonder van zuiverheid, volkomen
heid en evenmaat; doch haar wezen is beperkt. Zij
droomt niet, zij bepeinst, mediteert, contempleert
niet. Zij verheft, vervolmaakt slechts het waar
neembare; zij speurt het verborgene niet achter
het uiterlijk der dingen.
Haar Goden zijn menschen, zij het ook naar
vorm geïdealiseerde menschen; en de wereld van
dezen is banaal. Zoo waren de Grieken in den
grond wellicht wat wij thans materialisten noemen.
In nog hooger mate waren dit hun navolgers,
de Romeinen; terwijl van de nazaten dezer laatsten,
de Italianen, die in de 14de eeuw het
Rinascimento" schiepen, in het algemeen hetzelfde getuigd
moet worden. Want, speuren we ook in sommige
werken van de grootste kunstenaars der Renais
sance elementen, welke naar een verhevener
wereldaanschouwing wijzen ? een geestlijker
aanschouwing, zich reeds in de werken der eerste
Kjistenen en der Middeleeuwers openbarend ,
als groot geheel genomen was de
RenaissanceKunst een materialistische of wereldsche, de hevige
terugslag, de felle reactie op een diepzinniger Kunst,
die niet langer in staat bleek en de kracht bezat
haar idealen hooger op te voeren, daardoor ver
dorde en in scholastiek en dogmatiek verstarde.
Michelangelo, ongetwijfeld, is hèt machtigst genie
door de Renaissance voortgebracht. Hij tenminste
streefde naar het hoogste. Hoe faalt hij echter,meest
hij falen, waar hij zich vermeet God te beelden.
Zijn onvergelijklijke schilderingen der Sixtijnsche
Kapel, ondanks hun grootschheid, worden kinder
lijk waar zij dit betrachten. Zijn God is een gigant,
een tweede Zeus, een oppergod onder de Goden.
Het is een machtige, een woeste, een al-versiaande
God, een zuil, een berg van kracht. Het is een god,
maar het is God niet. In deze schilderingen wordt
het Woord bewaarheid:
Ik ben de Heer Uw God.
Gij zult geen gesneden beeld of gelijkenis maken.
God is niet af te malen of te beelden; en heilig
schennis is het dit te betrachten.
Doch geheel iets anders ligt verscholen in de
poging, in de gestalte van den mensen een afglans,
'n glimp van het godlijke te doen gevoelen; ziehier
hetgeen de grootste kunstenaars aller tijden be
proefden; de Kristenen in hun Christus, de Ooster
lingen in hun Boedha. En dit ook deden in hun
verhevenste werken Michelangelo, Leonardo da
Vinci en enkele andere meesters der Renaissance.
Afgescheiden van deze schaarsche uitzonde
ringen moet echter,gelijk gezegd, van de beeldende
Kunst der Renaissance worden getuigd, dat zij een
wereldsche is. Gevoelens, die naar het
onverganklijke Wijzen, worden door haar niet wakker gemaakt.
Deze kunst, en bovenal haar Bouwkunst, was
ondanks het pnnoemlijk aantal werken op kerklijk
gebied dat zij Voortbracht in haar wezen niet
religieus; het was een kunst, die wel schoone en
aanloklijke, soms zelfs monumentale, doch nimmer
verheven werken schiep. Als groot geheel genomen,
diende zij geen ideeën, doch slechts menschen en
dezer gewoon-menschlijke gevoelens, als pracht,
macht, luister, sentimentaliteit, enz.
Deze Renaissance is de kunst bij uitnemendheid
der paleizen, der lusthoven en mondaine kerken.
Boven alles diende zij vorsten, machtigen, rijken,
wereldsche prelaten; en in dezen zin was zij vóór
alles een serviele kunst.
Gebrek aan fantaisie, aan scheppingskracht.
Ook deze bouwkunst is doch in geringer
en in veel lager staande mate dan de
Grieksche en Rojneinsche als belichaamde
meet. kunst te beschpuwen. Zij werkt, met eeuwig
dezelfde vormen, zij het ook op vaak ver
nuftige wijze dooreengewoeld. Steeds dezelfde
kolommen, pilasters, lijsten en frontons, die met
het eigenlijk wezen der bouwkunst niets te maken
hebben. En daarbij onveranderlijk dezelfde siersels
van aan de Antieken ontleende kapiteelen en
festoenen met hun conventioneele lijsten,voluten,
accanthussen, paltnbladeren, blokken, kralen
snoeren; Wel in onderdeden verschillend en ge
wijzigd, doch in wezen zich steeds gelijk. Steeds
klinkt dezelfde antieke melodie in gewijzigde
toonzetting.
De verfoeilijke pilaster, de platgedrukte
schijnkolom, met zijn in den muur nimmer goed opgelost,
verdwijnend kapiteel, is het over heel de wereld
ook thans nog verspreide, in millioenen exemplaren
nog daaglijks herhaalde Kaïnsteeken der Renais
sance. Alle verhoudings- en
evenwichtsmoeilijkheden worden er schijnbaar door opgelost, of schoon
deze in werklijkheid er slechts door vermeerderen.
Vond men deze kardinale bouw-fout reeds bij
de Romeinen, de Renaissancisten voerden haar
ten top. Hun gebouwen werden geleidelijk tot
niets dan opeenstapelingen van pilasters, kroon
lijsten en frontons zonder nigen bouwenden zin
in bundels saamgebonden of dooreengeroerd. Het
is geen bouw-kunst meer; het is theaterdécor,
coulissenwerk, zijn hoogtepunt vierend in Michel
angelo, wiens genie deze schijn-architectuur in al
haar consequenties aanvaardde en deze requisieten,
als de volkomen goochelaar met onnavolgbare
kracht en gratie zijn lansen en brandende
flambouwen, dooreensmeet zonder er ooit een te doen
vallen.
Kunst was dit, maar geen bouw-kunst. Deze
kunst staat buiten de logica der schepping, buiten
de redelijkheid, de doeltreffendheid. En het ont
breken dezer laatste eigenschap bepaalt tevens
haar beteekenis voor de evolutie der menschheid.
* *
*
De vrije en onbegrensde, aan geen conventio
neele voorschriften gebonden, direct op de natuur
geïnspireerde, door de eeuwen heen gegroeide
vormenpracht der Middeleeuwen werd door de
Renaissance-kunstenaars opzij geschoven en mis
kend. De verwekkers der Wedergeboorte" achtten
de voorafgegane bouwkunst het Werk van onont
wikkelde barbaren .waarvoor zij slechts minachting
over hadden. Zij miskenden die meer dan duizend
jarige evolutie en grepen vol hartstocht naar de
werken der Klassieken terug.
Zoo getuigt Benvenuto Cellini in een zijner
verhandelingen:
Brunellesco is de eerste geweest, die de Bouw
kunst na zooveel jaren wederom opgewekt heeft,
nadat zij onder de handen van barbaarsche hand
werkers geheel verdoofde".
En aldus dachten toen ook de andere voor
gangers erover.
Toch is juist dit stellen der bouwkunst in de
handen en geesten der Werklieden het beste en
hoogste geweest, dat de middeleeuwsche cultuur
der algemeene evolutie bracht; want dit beteekende
zulk een machtige stap voorwaarts, dat al
wat later maatschaplijk ook veroverd werd,
daarmede niet is te vergelijken. Juist door dit
stellen der bouwkunst met al haar verwante
beroepen in het volle leven der menschheid,
verkreeg dit leven algemeenen inhoud en doel.
In den bloeitijd der Middeleeuwen was elk dier
vele en onderscheiden bouwberoepen (hoewel
natuurlijk en terecht aan het groot Geheel onder
worpen) vrij, om zich naar eigen aard en be
stemming volkomen te ontplooien.
De slaven, de willooze werktuigen aller vooraf
gegane geslachten groeiden in dit zoo miskende
tijdperk tot vrije mannen. In dezen bloeitijd,
waarin allen tot n doel samenwerkten, kon het
niet anders, of alle werkers van den geringsten
bouwvakarbeider tot den grootsten Bouwmeester
moesten n band vormen, een ononderbroken
band, een onverbreeklijken keten, saamgeklonken
in het geestlijk idee ,,Ik dien". Ik dien; maar
Wat ook dienden zij ! Als n man Werkten zij
voor het hoogste en beste Wat zij zich denken
konden en waaraan al wat leefde en streefde zich
blijmoedig onderwierp.
Zóó Werden de Cathedralcn gebouwd. Neen !
Zij groeiden. Als levende planten wiesen zij uit
dien enkelen kiem tot boomen, hun takken, bla
deren, bloemen .vruchten spreidend, al verscheiden,
nooit dezelfde; toch alle n. Eén. Want er zijn
geen in Wezen onderscheiden cathedralen. Slechts
n leefde in den geest; en hun tallooze
verscheidenheden zijn daar slechts de vage afspiege
lingen, de emanaties van.
De Bouwmeesterwasde verhouding-schepper,de
geraamte-bouwer,de barekenaar, de vaststeller van
getal en maat dier reeksen getalverhoudingen en
ma ten,binnenwelkergrenzen elk vak,elk beroep vrij
was zich volkomen te uiten, te ontplooien. Ziehier
de bron diereindelooze verscheidenheid in Eenheid
aller ambachten en beroepen gedurende den
bloeitijd der Middeleeuwen.
Door eenvoudige
behandeling met ABIS
garandeeren wij abso
luut afdoende bestrij
ding van Kakkerlak
ken en andere schade
lijke insecten,
muskieten, w andgedierte,
enz.
Vraagt inlichtingen
en prospectus voor
schepen, gebouwen en
particulier gebruik
aan
N.V. A.B.I.S.,
Mij. ter Afdoende Bestrijding van Insectenschade,
Heerengracht 281 Tel. 32281 Amsterdam
Doch deze Welstand kon niet eeuwig duren. Men
weet het, steeds bestonden in de ontwikkeling der
menschheid tijdperken van opkomst, bloei en
verval. Deze eenheid der idee ging geleidelijk teniet
om voor andere aspiraties plaats te maken. Nieuwe
idealen ontstonden en ontplooiden zich, zonder
echter tot heden die eenheid van wil en geest, die
de cathedralen schiep, te hebben kunnen bena
deren, laat staan, overtreffen. En ondanks allen
rnaatschaplijken vooruitgang zuchten de ambach
ten wederom in de diepste geestlijke slavernij;
want naar den geest zijn de bouwvakarbeiders
weer niets dan werktuigen geworden. Er is geen
gevoel, geen liefde meer voor het werk; en dat
kan ook niet. Nog niet.
De geestlijke Renaissance is nog niet ontloken.
1) ,, Architecture of The Renaissance from Bru
nellesco to Michael Angelo".
Deze belangrijke studie van de hand van
Dagobert Frey verscheen bij G. Naeff, den Haag.
In een 28-tal bladzijden schetst schrijver het
ontstaan der Renaissance tot en met den tijd van
Michelangelo, den Grootmeester van de Barok.
Een uitvoerige Bibliography" vermeldt de ver
schillende bronnen, welke bij deze studie geraad
pleegd werden. 157 uitmuntende fotografische
opnamen naar de belangrijkste bouwwerken uit
dit tijdperk verluchten den tekst.
GRANDS VINS DE CHAMPAGNE
POL ROGER & Cie.
Agent General: JAGER GERLINGS, Haarlem
BOEKBESPREKING
MARIE DIERS. Gekramde scherven. Vert. uit
het Duitsch d. Dr. J. Herderscheê. Laren
(Gooiland) z.j. A. G. Schoonderbeek.
Ik ben geen bewonderaar van de boeken
dezer schrijfster. De conflicten, die zij schept,
komen naar mijn idee, te vaak op hetzelfde neer,
en zij tracht die conflicten op te lossen met de ste
reotiepe hulpmiddelen uit de oude schooi. Die
hulpmiddelen zijn uiterlijk, gaan niet door tot
in de roerselen van het menschelijke gemoeds
leven. En nu kan men zich zeer goed een tegenstan
der noemen van de psychologie als doel op zich
zelf in een roman: als middel tot oplossing van
zielkundige problemen kan een roman nooit
psychologisch" genoeg zijn.
In dit boek wordt weer de strijd behandeld
tusschen het oude en het jonge geslacht. Een
oude adellijke moeder, kinderen en kleinkinderen.
Maar de meeste personen uit het boek zijn zulke
uitzonderlijke, vooreen deel zelfs onwaarschijnlijke,
typen, dat het verhaal blijft bij een bepaald geval;
het is een beperktheid, een stukje romantiek,
en de romantiek, dat is bekend, goochelt wel eens
vaker met oplossingen", zoo, dat eenvoudig
het toeval de boel ten slotte in orde laat komen.
Van die oude romantiek nu is er nog heel veel
in de boeken van Marie Diers. Ook in dit boek.
Als de schrijfster haar onderwerpen er maar naar
koos, zou het niet zoo heel erg zijn; nu leidt haar
manier van werken maar al te vaak tot een twee
slachtig geheel.
De vertaling is hier en daar wat stroef; maar
het is overigens degelijk Hollandsen.
HERMAN MIDDENDORP
DE BESTE VARIMAS
TI\ verkrijgbaar a[M]"p.Kd!f ons pakje