De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 2 januari pagina 9

2 januari 1926 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 2535 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND AMSTERDAMSCHE TOONEEL-NIEUWJAARWENSCHEN IN 'T MIDDEN DER VORIGE EEUW door H. K. TEUNE Zooals nog steeds de traditie het wil, Werd ook sinds onheugelijke tijden in den Stadsschouwburg op Nieuwjaarsavond Qijsbrecht van Aemstel" opgevoerd, gevolgd door de Bruiloft van Kloris en Roosje", Waarin door den eersten komiek, hierin bijgestaan door eene der eerste tooneelspeelsters een Nieuwjaarwensch" werd uitge sproken. Ik zeg met opzet, dat hij hierin werd bijgestaan", omdat het programma steeds alleen den naam van Thomasvaer" vermeldde en dien van Pieternel" verzweeg. Aangelokt door het succes, dat deze wensch telken jare mocht boeken, begonnen in het midden der vorige eeuw ook de directie's der kleine schouwburgen eraan te denken, hun publiek te trekken door het uitspreken of wel (lach niet)zingen van een heilwensch op den eersten dag van 't jaar. Zoo was het de directeur van den Salon des Variété's" in de Nes, de heer Duport, die in 1857 voor 'teerst een Nieuwjaarscantate ten gehoore deed brengen met aria's, recitatieven, kooren, enz. In gezwollen taal wordt de vrede be zongen : M. TJASINK als Thomasvaer Engel des Hemels, lieflijke vrede, Bronwei van vreugde, boó van geluk Zegen en welvaart volgen uw schrede(n)] Weeren de rampen, kommer en druk. Vriendschap en liefde gaan U ter zijde, Maken deze aarde tot paradijs; Alles Wat ademt, zingt vrij en blijde Heil U, o vrede, U lof en prijs!" terwijl het slotkoor luidt: Heil U, Waarde vriendenschaar, Moog' U vaak hier tegenschallen: Heil en voorspoed zij U allen, Op den eersten dag van 't jaar !" Ook in 1858 Wordt een dergelijke cantate ten gehoore gebracht en luidt het daarin: Wij brengen, vriendenschaar, U dank met hart en mond In deezen plecht'gen stond Van 't ingetreden jaar!" om te sluiten met: Komt hier verpoozen, Oadert hier roozen, Geurige bloemen Waardig te roemen. Wie de dichter was van al dit fraais heb ik niet kunnen vernemen, ofschoon ik graag zijn naam voor het nageslacht had bewaard. Op l Januari 1859 waagt dezelfde Duport het, den Stadsschouwburg concurrentie aan te doen en terwijl Jan Albregt op 't Leidsche plein den Nieuwjaarwensch" van W. Marten Westerman zegt, is het bij hem de tooneelspeler Tjasink, die een Nieuwjaarwensch uitspreekt van den heer P. A. van Overeem, waarvan de druk 32 pagina's beslaat. In hoofdzaak behandelt deze de meerder jarigheid van den Kroonprins op 4 September 1858, het feest, bij die gelegenheid in Amsterdam ge geven en de illuminatie en versieringen. Het loflied op den Prins eindigt: Heil U, die helder hoofd aan helder hart verbindt, Blijf, dierbre Heldenzoon, steeds op uw vadren (staren, Zij heel Uw leven door gezegend en bemind, Tot eens de rust U wacht na vijf maal achttien (jaren ! Maar buiten dezen Prinselijken heilwensch be handelt het gedicht ook nog enkele Amsterdamsche belangen. Aardig zijn de woorden over de keuring van levensmiddelen. Als Pieternel zegt over 't buitenleven: Hier is men dan ook veel gezonder", zegt Thomasvaer Gezonder, denk je, ouwe Piet? Het schijnt wel zoo; maar 't is zoo niet. Wat zal er dra in Stad gebeuren, Men gaat de levensmiddlen keuren, Heel Amsterdam, of heb ik 't mis, Wordt zoo gezond dan als een visch. Als Tjasink in September 1859 met Roobol de directie van den Stadsschouwburg heeft aanvaard, betrekt de vroegere directeur J. Ed. de Vries het Theater Frascati in de Nes en hier is het dat Jan Albrechtop l Januari 1860 den Nieuwjaarwensch van W. Marten Westerman uitspreekt, waaruit hier enkele gedeelten volgen: Pieternel. Wel heb jij niet brutaal verteld, Ons land zou worden doorgegraven? Thomasvaer. Wacht je op 't kanaal, de nieuwe haven? Pieternel. Reeds veel te lang. Thomasvaer. Je komt te laat. Pieternel. Wie keurde 'taf? Thomasvaer, De Waterstaat! of: Aan de oude juffrouw hier aan 't IJ, Werd Weer de Maasnimph voorgetrokken. Zelfs in onzen tijd zou 't volgende in den wensch kunnen worden opgenomen: Thomasvaer. Kwam nu de Staat ons maar vergasten. Pieternel. Waarop? Thomasvaer. Vermindering van lasten. Dan eerst bloeit in ons Vaderland, En koopmansgild en handwerkstand. Zoo ook van 't buitenland, waar gezegd wordt: E. J. VAN SCHAICK MAKELAAR Korte Jansstraat 25b" - Utrecht WONINGBUREAU ASSURANTIES TELEFOON 125 Pieternel. Vecht Spanje met de Marokkanen, Die Koningin is toch bij 't hek, Ze schieten stevig ! Thomasvaer. Ja, met spek ! Duport is in dit jaar weer overgegaan tot de cantate en laat o.a. zingen: En wie er ook van lauwheid spreek', Ze weten hier van doen, Want eer een spanne tijds verstreek Gaf men hier drie miljoen. Toen 't Holland op z'n smalst betrof, Toonde Amsterdam zich breed En heel het land had toen zijn lof Voor zulk een daad gereed ! JAN ALBRECHT Om te sluiten met een lofzang op den kunstzit in Amsterdam in de volgende banale woorden: Men eert hier kunst, Beschermt haar streven, Verleent haar gunst, Doet haar herleven. Der kunsten God Zit hier ten troon Met scepter en Met laurierkroon. NIEUWE UITGAVEN Dr. C. J. WIJNAENDTS FRANCKEN,/v'orïwoorden boek van \vijsgeerige kunsttcrmen. Haarlem H. D. Tjeenk Willink. Waar in onzen tijd de wijsbegeerte bij zoovelen een hernieuwde belangstelling vindt en ook leeken veelvuldige wijsgeerige geschriften ter hand nemen, mocht een kort woordenboek als dit in onze taal niet ontbreken; dit kan velen bij hun lectuur goed te pas komen. De samensteller heeft gemeend zich daarbij uitsluitend te moeten bepalen tot uitheemsche woorden, met uitsluiting van alle aan eigen taal ontleend. liet oude lloJJamlKche schilder:) van een bekend meester en :n goeden .staat IS DE BESTE BELEGGING De grootste en uil gehreidxie collectie in persoonlek hc-zrl HUYS VAN JOHAN DE TYT1T" KncuU^ilc 6 - Den Haa^ - DORUS HERMSEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl