De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 9 januari pagina 15

9 januari 1926 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

No. 2536 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 SPREEKZAAL DE WAARHEID OMTRENT DE FILM-ENQUÊTE VAN DE STEM" Hooggeachte Redactie, In n der laatste nummers van de Groene" troffen wij, toevallig, een teekening van Jantje aan, waarin de Stem" (der letterkunstjes), als ezel voorgesteld, de censuur balkend toejuicht terwijl even daarna dezelfde juichende ezel door deze censuur, in den vorm van een leeuw of een kwaadaardigen poedel, besprongen wordt welke ?ezel dan vervalt tot een braking van schrik. Dit ongeveer meenden wij in Jantjes Kladschrift te kunnen onderscheiden. Dit alles is aardig. Wij houden van karikaturen. Wij zijn echter niet blind voor de werking die een eerlijke karikatuur behoort uit te oefenen. Een eerlijke karikatuur n.l. behoort zich te houden aan de waargenomen Werkelijkheid, en deze werkelijkheid door over drijving, verwringing of verscherping aan de kaak te stellen of te geeselen. Verliest zij het contact inet deze werkelijkheid, vergenoegt zij zich, als gegeven, met een vaag en soms kwaadwillig hooren-zeggen, dan kan zij nog wel aardig van uitvoering zijn, maar in Wezen begint zij de rol te vervullen van den publieken lasteraar, men zou haar in zulk een geval geteekende laster" kunnen noemen. En het beeldende lasteren kan nooit de rol van een karikatuur zijn, vooral niet in een ernstig en verantwoordelijk blad als de Groene". Het is niet prettig tegen karikaturen te moeten protesteeren. Het zou zijn alsof men geen grap verstond. Het kleine verwijt dus, dat de karika tuur van het kind Jantje per ongeluk geteekende laster is geworden, is niet erg boos bedoeld. Het kind heeft er waarschijnlijk niet eens bij door gedacht. Hij heeft hoogstwaarschijnlijk zelfs niet den omslag van het tijdschrift de Stem" onder oogen gehad. Hij heeft maar op goed geluk aan genomen, dat de muffe, bleeke" bende, die in de Stem" huist, de Christelijke onderdruk king van ons geestesleven zeker wel zou toe juichen. Zulke overrijpe kinderen hebben dik wijls zeer besliste oordeelen over dingen, waar over zij de volwassenen hooren spreken. Wij hoeven er verder niet op door te gaan. De gedachte, dat een litterair en absoluut a-dogmatisch tijd schrift een orthodox-christelijke aanranding van ons vrije geestesleven toe zou juichen, is zoo vol slagen onzinnig, dat er geen woorden aan verspild mogen worden. Het eenige wat dus hier van belang geacht moet worden, is de vraag: hoe komt dat kind in Godsnaam aan dien onzin? Dat het kind op deze gedachte kon komen, het moet het gevolg zijn van de campagne, die zijn groote broer Jordaan sinds eenige maanden tegen het tijdschrift voert. Jantjes teekening is een symp toom, dat ons waarschuwt, dat het eindelijk tijd wordt, in uw blad zelf tegen deze campagne op te treden, beter: het knoei-systeem ervan afdoend te onthullen. Deze campagne van uw medewerker is ontstaan naar aanleiding van het feit, dat de Stem" in den loop van dit jaar een enquête heeft uitgeschreven en gepubliceerdoverhetfilmvraagstuk(ApriI-Dec.) Waarom de Stem dit zóó bestrafte voornemen heeft opgevat? Eenvoudig omdat de Redactie, speciaal n der Redacteuren, veel hield van de film, en, gelijk velen in den lande, langzamerhand tot de overtuiging kwam, dat in dezen nieuwen kunstvorm vele mogelijkheden schuilden. Precies dus 't zelfde motief, dat den heer Jordaan gedreven heeft tot het instellen van zijn filmrubriek. Wij hebben dus enkele kunstenaars met name, en verder ook alle belangstellenden in deze nieuwe kunst uitgenoodigd zich eens uit te spreken over de film. Wij vermoedden dat de menschen, na het genot van de film, thans ook, nu reeds zoovele merk waardige films ontstaan zijn, zich gaarne eens rekenschap van hun genot zouden willen geven. Laten we maar zeggen eens erover te philpsopheeren. Dit vermoeden bleek naar. twee zijden juist te zijn. Niet alleen kwam een stroom van uitingen, meeningen, indrukken in, (waarvan We niet 1/10 konden publiceeren) maar vooral juist van deze belangstellenden werden beschouwingen gegeven, waarin 't probleem zoo zuiveren helder gesteld Werd, als in Holland nog slechts zelden gebeurde. Men bereikt natuurlijk niet veel met zulk een enquête. Hoe kan n Hollandsen orgaan iets uitvoeren tegen de machtige filmindustrie der geheele Wereld? Wat doet een wekelijksche film rubriek? Wat een nietigheid als een enquête? Niets ! Alleen te samen kan men bereiken, dat langzamerhand de film in de collectief-geestelijke atmosfeer gaat gelden als een uitingswijze van den geest, een kunstvorm dus die geëerbiedigd moet worden. Is dit in alle Weldenkende hoofden, in alle groote publieke organen goed doorgedrongen, dan langzaam ook zullen de filmtoestanden zich veranderen en veranderen moeten. De groote pers GEDENKPENNING DOOR DE KONINKLIJKE BEGEER" TE VOORSCHOTEN GESLAGEN TER GELEGENHEID VAN HET A.s. HUWELIJKSFEEST VAN H. M. KONINGIN WILHELMINA EN Z. K- H. PRINS HENDRIK. VOORZIJDE ONTWORPEN DOOR JAC. VAN GEER, ACHTERZIJDE DOOR C. J. VAN DER HOEF zal dan een front gaan vormen, tegen film-, d.i. menschenbederf door middel van de film. De strijd tegen het afgrijselijke filrn-Americanisme, tegen de Paramount, deze wereld-centrale van geestbederf kan aangevat worden. Wij trachten dus allen onze minieme bijdrage te geven. Wij strijden nog nauwelijks voor de film, wij kunnen tesamen alleen trachten, dien strijd gaande te maken. Wij waren eenvoudige, en waarlijk doodrustige mede standers van den heer Jordaan ! En toch kwam op een goeden dag die zelfde heer Jordaan op ons afstuiven, vol toorn en absoluut verongelijkt, en schrijft kolom op kolom vol in den ,,j'accuse"-toon, of meer letterlijk in den ik-kan-het-niet-dulden"-tocn ! Overvloeiend van hoon voor de snobs, voor het bleeke studeer kamerintellect",de muffe duffe kamergeleerden", vol grofheden en stuiversbladgrappin op een zoo geestig en fijn schrijver als Van Moerkerken (deze wordt voortdurend als doctor" en hoogge leerde" aangesproken, dat is de soort geest" waarover de heer Jordaan beschikt!)?en dan altijd hardnekkig weer diezelfde algemeene voorstelling: de Stem" die de film aanvalt, denigreert, zich aan de film belachelijk maakt, en daartegenover de heer Jordaan die bruisend in de bres staat om die film te verdedigen. Maar de eerste vraag die na de verbluffing in ons opkwam was nuchter: wat is er aan de hand? Waarom roept die heer toch zoo dat hij 't niet dulden" kan? Vanwaar toch dat groote verdriet? En wie heeft hem te kort gedaan, dat hij zoo bijna maniakaal almaar weer terugkomt op zijn verdienste voorfilmen land?" Er was niets gebeurd! De film was safe! Een enquête wordt meestal niet ingesteld, om iets te hoonen of te ondergraven, en deze dan zeker niet! Zij Werd ingesteld uit liefde voor de film, juist dus dezelfde gevoelens die Jordaans boezem bewegen, ja, die thans dien boezem deden zwoegen. Onze boezem zwoegde voorloopig iets minder, maar daar is waarachtig nog geen reden voor: nog is de film in haar begin, nog is de richting zelfs niet duidelijk waarin zij zich als kunst zal gaan be wegen. En de antwoorden zelf? Zij zijn en waren van begin tot eind een overwinning van de film, een bewijs hoezeer ze eigenlijk reeds wordt gewaar deerd, erkend, ja soms reeds bewonderd. Natuurlijk zijn er enkele stemmen tegen. Wat een enquête zou dit worden, zonder meeningsverschil of ver scheidenheid, niets dan eentonig lofgegalm ! Door enkele oudere kunstenaars is een zeker conserva tisme ten opzichte van de film geuit, maar wat zou dit? Wij vragen: mag in een enquête geen enkel contra gepubliceerd worden? Is het juist niet merkwaardig, 't langzaam wegsmelten van dien weerstand te constateeren? Wat wil deze heer dan toch? Wil hij het begrip film" Heilig en onaan tastbaar verklaren, een film-inquisitie stichten, en wil hij zelf fungeeren voor Inquisiteur, die dag en nacht voor haar Onaantastbaarheid op wacht ligt? Het schijnt dat de heer Jordaan met zulke zoete droomen rondloopt. Want.... het toelaten van enkele stemmen tegen de film wordt onbe schaamd" genoemd, en niets minder! Maar hier zijn nu de cijfers, waaraan niet te peuteren valt, die in geen woordenvloeden zijn te verdrinken. Op het oogenblik dus waarop de lieer Jordaan zijn laatste, en wederom smalend woord sprak, waren er, van de 17 gepubliceerde oordeelt n over de film, ± 5 tegen de film 12 voor de film, van waardeerend tot bewonderend toe. (Bij het ein digen van de enquête stonden zij nog gunstiger: 5 a 6 contra, 17 pro! Op die manier, lezers van de Groene", is dus de film in ,,de Stern" afgemaakt en belaagdl De Voorstelling, van een bleekzuchtige, van ELECTRIC HOME DEN HAAG THOMSONLAAN 20 TELEFOON 34257 Electrische Verwarming en Warmwater Voorziening het moderne leven afkeerige Stem", die de film belaagt, deze voorstelling dus mag aan de hand dier cijfers knoeierig worden genoemd, n.l. een weefsel van valsche inlichtingen en mislei dende suggesties. Ziehier ons antwoord op de eerste stukken van Jordaan. DIRK COSTER Redacteur van ,,de Stem" P.S. De Redactie van dit weekblad kan ons geen plaats meer toestaan, om nog een enkel (o.i. onmisbaar) woord te zeggen over het lange antwoord, dat de heer Jordaan wederom op onze repliek in de Stem" gegeven heeft. Daardun' missen wij ook de plaatsruimte, om nog een woord te wijden aan de fameuse uiting van Van Moer kerken over de film, en aan dtn practisch volslagen zotten eisch, een enquête, d. i. een informatie, door een bevocgdheidsexamcn" vooraf te doen gaan. Wij constateeren dus alleen, noodgedwongen zonder bewijs: a. dat dit laatste Woord" van den heer J. een slimme combinatie van citaten was, welke combi natie een absoluut misleidenden indruk gaf van den aard van ons antwoord, b. dat wij o.m. in dit antwoord den heer Jordaan sommeerden, althans een zijner positieve ver gissingen te willen terugnemen, en wel om de_ grove vergissing die hij aan deze verbond. Zoo hij tenminste daar den moed toe had". Wij con stateeren dat de heer Jordaan inderdaad daartoe den moed niet heeft kunnen vinden. Over dit armzalig gebrek aan moed moet nu de lezer zelf maar oordeelen. Waarlijk: deze heer Jordaan heeft er veel voor over, om zijn heldenrol te handhaven! ('t Betrof: de ietwat uitjouwende beschuldiging zelf geen eigen studie van 't probleem te durven publiceeren, terwijl deze studie, als te verschijnen na de enquête, reeds duidelijk stond aangekondigd! Vriendelijk verzoek aan Jordaan: niette be ginnen over van Moerkerkens bevoegdheid", alvorens het bovenstaande beantwoord te hebben. Daarna zullen wij gaarne luisteren naar eenige nieuwe bcschi uwingen over van Moerkerkens bevoegdheid"). D. C. VAN NEUf S VARINA* 5O;;cts. per PakjeS Een aangename Bezuiniging een HALF ONS vervangt vele GOEDE SIGAREN.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl