De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 9 januari pagina 20

9 januari 1926 – pagina 20

Dit is een ingescande tekst.

20 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2536 BATENBURG & FOLMER (G. W. FOLMER) DEN HAAG, HUYGENSPARK 22 BERGPLAATSEN VOOR INBOEDELS MET SAFE-INRICHTING VERHUIZINGEN ONDER GARANTIE INTERNATIONALE TRANSPORTEN ONZE KOLONIËN: PALEMBANG Teekfiiing vuor de Grucnc Ainstcrtldiiinit'i'" dooi' j. (1. Sinia INDISCHE GLIMWORMPJES Nieuwe reeks DE BEGRAFENIS. Men kan een jaar in Indiëwonen zonder ooit zijn jacquet gezien te hebben anders dan uitluchtend in de zon over de droogdraad. En dan plotseling loopt men er drie dagen van de week in. Want er is slechts n oogenblik, slechts n ge beurtenis, Waarbij het saamhoorigheidsgevoel van Hollanders hier onafwijsbaar aan den dag treedt en dat is bij begrafenissen. Gewoonlijk is een kleine of groote Indische plaats een eenheid van tegendeelcn. Vooral wanneer het grootste contin gent uit ambtenaren bestaat. De ambtenaren en hun dames in Indiëkennen ongeveer twintig beroepsfazen. En evenals de guncarneerde wezens uit de theosofie van een vorige incarnatie niet afweten, cvenzoo kijkt een ambtenaar en zijn vrouw nimmer naar anderen. Maar dan plotseling gaat er een leitje rond. In de kleine steden doet men nog aan de leitjes gewoonte. Dat sympathieke voorwerp begint echter ook al weer verdrongen te worden door het nietszeggende gedrukte stuk. Dat leitje m?ldt u den naam van den overledene. Dikwijls had ge reeds gehoord, dat die of die ziek was, maar heel dikwijls kent ge dien naam slechts van hooren zeggen. Maar altijd staat hij voor u als een nacht merrie in een droom. Goeie God, die dood?" En wezenloos staat men even voor zich uit te staren met het leitje in de handen. En dan komt er altijd medelijden in u op. Er komt in Indi altijd medelijden in de menschen op wanneer ze lezen van sterfgevallen van Europeanen. Ge denkt aan een achterblijvende vrouw; ge denkt aan ou ders in Holland; ge denkt aan een reeds gerepa trieerde echtgenoote, die de tijding per telegraaf te verwerken zal krijgen; ge denkt aan eigen om standigheden; ge denkt aan alles en nog wat. Geen sterfgeval, dat u hier onberoerd laat. En dan komt de begrafenis. Natuurlijk komt de begrafenis. Wat kunt ge anders voor die arme vrouw, die ongelukkige ouders in Holland, die bedroefde verwanten hier, elders of ver weg in andere landen doen dan hun afgestorvene de laatste eer te bewijzen? En dan formeert zich daar die droevige stoet, slechts weinige uren na den dood. Die stoet, die nuchter, hardvochtig bezien zoo belachelijk moet zijn van imitatie-rouw. Die slordige imitatie-lijkwagen; die Inlanders-dragers in hun zonderlinge zwarte dracht, die volgrij tuigen, deelemans, luxe-auto's, sado's, honkongs enz. enz. Maar wanneer men in dien stoet rijdt of wanneer men aan den ingang van het kerkhof hem staat op te wachten, lacht men niet. Er schiet een brok in de keel. Men denkt aan de menschen thuis, in Holland. Hoe zouden zij schreien om dezen hartroerenden, echten, deelnemenden stoet! Hoc zouden zij uitbarsten in snikken, wanneer zij in de primitiviteit van deze begraving, de smart peilden van het ver weg van familie, van verwanten, van vrienden en kennissen sterven, wég-gelegd Worden in een vreemden doodenakker, onder een vreemden hemel! Hoe zouden zij voelen het tast bare heimweh in een Indischen begrafenisstoet, die een Hollander naar de laatste rustplaats brengt.... H. VEERSEMA Zoo bekend als de stad Palembang reeds in overoude tijden was als handelsplaats van beteekenis, zoo bekend ook waren hare inwoners, wier prauwen, met de eigenaardige, aan de uiteinden naar boven opgewipte afdaken, evenals die der Boegineezen, de Indische wateren in alle richtingen doorkruisten. Als handelslui hebben deze Falembangers altijd den naam gehad, dat zij het met de eerlijkheid nu niet zoo erg nauw nemen, doch ik vermoed, dat men hen met deze uitspraak wel een beetje erg zwart heeft uitgeteekend en dat zij, hoewel pientcr en uitgeslapen in alle mo gelijke opzichten, on 't punt van zaken doen niets minder eerlijk zullen zijn dan welk handeldrijvend volk ook. Want dat men met het aanvaar den van dergelijke uitspraken, welke vooral,om dat zij eene minder goede hoedanigheid behelzen, zoo gaarne worden geloofd, uiterst voorzichtig moet zijn, dit ondervond ik zelf juist te Palembang. Ik had daar n. 1. een 25-tal lieden aangeworven om mij op een tocht door de oerwouden te ver gezellen en hoewel deze menschen op mij werkelijk niet zoo'n slechten indruk gemaakt hadden, werd ik toch van verschillende zijden tegen hen ge waarschuwd. Hoogst onbetrouwbaar en dief achtig werden zij mij afgeschilderd. Ik had echter tijd noch gelegenheid meer om naar andere men schen uit te zien en zoo trok ik ,bezwaard van harte, met mijn, naar ik wel moest gclooven, verdacht troepje de wildernis in. Nu echter heb ik nog spijt, dat ik ooit iets van deze verdachtmakingen heb kunnen gelooven, want voor dezen tocht, welke ongeveer drie weken duurde, had ik nooit trouwer en eerlijker reisinakkers kunnen kiezen. En dal ik weer"levend uit dtzc hel?want liet tropische oerwoud is voor den Europeaan, die ereenigen tijd in moet vertoeven, werkelijk een hel ! terug keerde, dat had ik louter en alleen aan hen te danken. Terwijl dus de stedeling voornamelijk in den handel of in het beoefenen van een of ander hand werk zijn bestaan vindt, is de Palembanger van het binnenland landbouwer, waarbij hij voorname lijk den z.g. ladangbouw toepast, maar vooral is hij zoeker van bosch-producten. Voor weken trekt hij er soms op uit, bijna van niets levend, om de verschillende harsen en gommen en al die andere voortbrengselen van het oerwoud te verzamelen, welke hij dan later voor een prikje aan Chineeschc of Maleische opkoopers afstaat. J. G. SINIA NIEUWE UITGAVEN R. BOOM, assistent in de wiskunde aan de Techn. hoogeschool, Beschrijvende Meetkunde (recht hoekige projectie) met 327 figuren. Uitgave J. Noorduyn en Zoon te Gorinchem. Dit boek is voor hen, die bij hunne studie voor en der nijverheidsakten, of voor het diploma bouwkundig-opzichter de beschrijvende meetkunde noodig hebben, en bedoeld om te worden gebruikt op middelbaartechnische scholen, op Ambachtsen Avondteekenscholen, op cursussen en voor zelfstudie. TABA SIGAREN ZIJN TOCH DE BESTE DE SAGA VAN Gisu, De volgevrijverklaardc. Een IJslandsch verhaal vertaald en ingeleid door Dr. Jan de Vries Uitgave van ,,de Zonniwijzer" te Lochem. ELISE POONS VAN BIENE, De Wildeman. Comedie in n bedrijf, no. 4 van de Nieuwe tooneelbibliotheek uitgegeven door Jean Stapelveld. DeMysterieën des Christendoms, beschouwd van liet gezichtspunt der rede. Een studie van M. J. Monrad, in leven hoogleeraar in de wijsbegeerte te Christiania. Vertaling en voorrede van Prof. Dr. B. J. H. Ovink. Uitgave van W. J. Thieme et Cie. te Zutphen. De overtuiging van den vertaler is, dat deze, in 1895, verschenen studie ook heden nog (en zelfs misschien juist heden) de volle aandacht Waard is van zeer uiteenloopende kategorien van eenigermate wijsgeerig geschoolden, zoowel van vrijzinnigen als rechtzinnigen. Natuurlijk kunnen tegen het vertalen van een vertaling ernstige bedenkingen worden ingebracht. Maar het zal, naar de vertaler hoopt, blijken, dat deze bij een wijsgeerig werk als dit niet zoo zwaar wegen en bovendien is de duitsche vertaling door Monrad zelf goedgekeurd. GRANDS VINS DE CHAMPAGNE POL ROGER & Cie. Agent General: JAGER GERLINGS, Haarlem

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl