Historisch Archief 1877-1940
No. 2536
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
DE UITERSTE NOODZAAK"
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Joh. Braakensiek
4 -~^*T'
ALBARDA
ZUSTER ANNA, ZIET GIJ NOG NIETS KOMEN?"
MARCHANT
ONEVENREDIGE BELASTINGHEFFING
door G. DE CLERCQ
GEVOLGEN VAN DE HOOGE BELASTINGHEFFINGEN
Hoewel we er dankbaar voor moeten zijn, dat
minister Colijn den gulden gered heeft door zorg
te dragen voor een sluitende staatsbegrooting, waarbij
het totaal der inkomsten en uitgaven ongeveer
gelijk was, mogen we niet uit het oog verliezen,
dat bij dit resultaat de staatsinkomsten voor het
overgroote deel verkregen worden uit belastingen,
t.w. de directe belastingen, waarvan de grootte
absoluut onevenredig is aan de belastbare inkomens,
en de indirecte belastingen, wier heffingspercentage
veel te zwaar drukt op den prijs der artikelen en deze
somtijds zelfs verre overtreft.
De toeneming van de belastingen in de laatste
10 jaren blijkt uit De Werkgever, waarin berekend
is, dat in 1923 per hoofd door de Nederlandsche
bevolking driemaal zooveel belasting betaald werd
als in de periode 1901?1910. Weliswaar is sinds dien
het prijsniveau op elk gebied sterk gestegen, doch
vergelijken we met deze belastingtoeneming de
stijging van de totale kosten van levensonderhoud
van arbeidersgezinnen te Amsterdam (gepubliceerd
door het Centraal Bureau voor de Statisliek) die
van 1911 tot 1923, 77pCt. heeft bedragen, dan blijkt
dus dat de belastingheffing in dezelfde periode
123 pCt. meer toegenomen is dan de kosten van
levensonderhoud. En wanneer men hierbij nog de
progressie der inkomstenbelasting bij stijgend
inkomen in aanmerking neemt, dan is het duidelijk,
dat door de belastingen op een veel te onevenredig
deel van het inkomen beslag gelegd wordt. Zoo zijn
MAGAZIJN DEN HAAG
14 EN 15 JANUARI
OPRUIMING
OPENING 8.30 UUR
er gevallen bekend, dat van inkomens 40?45pCt.
belasting moet worden betaald. Dit zijn Weliswaar
zeer hooge inkomens, zoodat er ook na aftrek van
de belasting meest nog een groote som overblijft,
doch men moet niet vergeten dat voorheen juist
degenen met groote inkomens het meeste bijdroegen
tot de zoo noodzakelijke kapitaalvorming, welk
kapitaal dan weer aan handel en nijverheid ten goede
kwam.
Wat zijn nu de gevolgen van deze abnormaal
hooge belastingheffing door Rijk en gemeenten?
In de eerste plaats, waar het heffingspercentage in
elke gemeente verschillend is, dat diegenen, welke
niet aan een bepaalde plaats gebonden zijn, zich
bij voorkeur vestigen in die gemeente, welke het
laagste percentage heft, of zich in het buitenland
vestigen. Inderdaad is deze trek naar het buitenland
zoo sterk geweest, dat volgens opgave van minister
Ruys de Beerenbrouck in 1923 alreeds 380 millioen
gulden kapitaal ons land verlaten had en wie kan
schatten met hoeveel millioenen dit bedrag sindsdien
nog vermeerderd is? Bovendien zullen het eerst
degenen met een hoog inkomen vertrekken, zoodat
de staatsinkomsten hierdoor een gevoeligen knaiv
krijgen.
Een tweede nadeelig gevolg van de hooge belas
tingen is, dat allerwegen gezocht wordt naar wegen
om het betaalde bedrag zooveel mogelijk te vermin
deren. We bedoelen hier niet belastingontduiking
door valsche aangiften, immers deze is strafbaar,
doch het verminderen van de belastingen door het
oprichten van een naamlooze vennootschap (waar
tegen eerst kort geleden maatregelen genomen zijn)
door het sluiten van een levensverzekering of een
zoodanigen opzet van bepaalde transacties, dat over
de verkregen winst geen belasting behoeft te Worden'
betaald.
Vroeger, toen de belastingen laag waren en geheel
evenredig met de grootte der inkomens, kwamen.
zulke gevallen slechts bij hooge uitzondering voor,
Wie had het er toen voor over om zich veel last en
moeite op den hals te halen om wellicht enkele hon
derden guldens te besparen? doch nu er een voordeel
mede te behalen is van duizenden, is het best de
moeite waard om er de hulp van desnoods de knapsten
in den lande voor in te roepen. Trouwens, het feit
dat de adviesbureaux voor belastingzaken ais pad
destoelen uit den grond verrezen zijn, bewijst wel
dat er aan dergelijke adviezen een groote behoefte
bestaat.
In de derde plaats leidt de heffing van hooge
belastingen tot verarming van ons geheele volk.
Want terwijl de inkomsten van velen reeds tengevolge
van de malaise in handel en nijverheid sterk ver
minderd zijn, legt de belasting op een veel te hoog
percentage beslag, dan dat van sparen nog eenige
sprake kan zijn
Wat de indirecte belastingen betreft, de opvoering
hiervan heeft natuurlijk een nadeeligen invloed op
het verbruik, zoodat de inkomsten welke de Staat
uit zulk een bron geniet bij verhooging van het
heffingspercentage meest geen gelijken tred houden
met de verwachtte voordeelen. Dit is duidelijk
gebleeken bij de laatste verhooging van den accijns op
gedistilleerd. Bij een kostprijs van den spiritus van
ca. 30 cent per L. bedraagt de accijns ?6.60 per L.
ad 100 pCt. d.i. dus 22 maal zooveel als de kostprijs
van den spiritus. Tengevolge van deze opvoering
van den accijns is het verbruik aan gedistilleerd
per hoofd in ons land tot ongeveeer de helft gedaald,
zoodat het Rijk geenszins het volle voordeel van deze
laatste accijnsverhooging in den vorm van meerdere
inkomsten geniet.
Om al deze bezwaren te ontkomen is het dus in
hooge mate gewenscht de belastingen zoo spoedig
mogelijk te verlagen. Maar dit kan alleen geschieden,
wanneer eerst het totaal der uitgaven van de staats
begrooting door een deugdelijke bezuiniging vermin
derd is. Want als men zonder dit de belastingen ver
laagt, dalen de inkomsten, zoodat de begrooting
weer zal sluiten met een tekort, dat den gulden
bedreigt.