De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 9 januari pagina 9

9 januari 1926 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 2536 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLADIVOOR NEDERLAND BOEKBESPREKING Brugge, door FELIX RUTTEN, uitgegeven bij van Münster's Uitgevers Maatschappij te Amsterdam. Van Deyssel heeft eens de sarcastische opmer king gemaakt, dat het een kwaad ding is voor een poëet, wanneer hij dichten wil, maar niet weet waarover en waarop hij zingen zal. Maar voor Felix Rutten maakt dit al jaren, vooral sedert Beatrijs, niet het minste bezwaar uit. Gespannen of niet, hij begaat het eene drama na het andere; geladen of leeg, hij loopt over van woordenreek sen en beeldenstoeten, die uiterlijk gebaren, alsof ze niets minder dan lyriek zijn. De woordvaardigheid, een verbijsterend gemak van versregels in mekaar te zetten, zijn Felix Rutten tot ongeluk geworden; aan den waan, dat van enkel Woorden poëzie valt te maken en van romantiekerige ge voeligheid jes verbeelding, is de dichter Rutten, van huis uit toch al niet sterk, vrijwel ten onder gegaan. Wij zouden ons verheugen, wanneer wij dit boek over Brugge, ontvangen aan de geestelijke bronnen van des schrijvers wereldbeschouwing, konden aankondigen als een teeken van vernieu wing, van wedergeboorte van deze dichterfiguur. Het heeft niet mogen zijn. De monumentaliteit van de geestelijke beschaving dergothiek, de hevige gespannenheid van de middeleeuwsche heroiek in haar Worsteling met God, de teedere n duize lingwekkende diepte der schouwing ? dat alles, deze essentieele waarden, vinden wij hier ver dronken in een zoete romantiekerigheid, die dweept en bezwijkt bij het bonte, bewogen uiter lijk van middeleeuwsche menschen en dingen. Dwepen over ridders en jonkvrouwen in den maneschijn, ten slotte over Moedermaagd en heiligen bij een of anderen primitief, het aestheetje spelen bij het zitten op een bemosten kademuur, en dan natuurlijk op het moment, dat de com positie zulks eischt, de Bruggesche zwanen laten voorbij glijden en schitteren den modernen matlingen en weekelingen een stuipje op het lijf en een gilletje uit den mond jagen met een ver telsel over opstandige poorters en bloedsmorende hertogen daarvan maakt ge nog geen boek over Brugge, dat er wezen mag, omdat het reden van bestaan heeft. Over Brugge toch zijn bibliotheken vol geschre ven aan kunsthistorische bespiegelingen, essays, romans, verzen, drama's. Brugge is door de kunste naren zóó uitgebuit, dat het schrijven, verhandelen of dichten over dit schrijn der Gothiek eenigszins gevaarlijk wordt. Wie nu nog met een ver beelding van Brugge voor den dag komt, moet blijk geven van een zér eigene n belangwekkende visie, van een ziening vanaf een hoog en univer seel standpunt, in het licht eener bepaalde, diepe en voorname geestelijke opvatting, in de momenten der visie zóó fel doorleefd, dat zij spande en trilde in die bewogenheid, die de kracht der schoonheidsschepping is. Een dichter is katholiek of hij is het niet. Wanneer hij het wél is, gelijk Felix Rutten, en hij schrijft een Brugge-boek, dan heeft men alle recht te verwachten, te eischen, een beeld van Brugge als monument der gothieke beschaving, een visie, waarin het eeuwig element der voor onverwoest baar gehouden geestelijke waarden uitrijst boven het traag vergaan van zooveel uitwendig schoon; het Brugges-Ia-morte moge het ontroerend deel zijn van de romantiekerigen, het tragisch teeken van alommen ondergang voor de pessimisten, de spiegel waarvoor mijmerend kwijnen de versla genen van een desperaten tijd het ware de roe ping van Rutten geweest, boven Brugge-het-doode omhoog te bouwen, te openbaren: Brugge-heteeuwige. Deze roeping heeft hij niet vervuld, al zingt zijn over-bespraakte dichtermond bij wijlen vol zinnen van katholieken klank over God, Zijn heiligen en Zijn ridders. Tot deze openbaring, tot dezen geestelijken wederopbouw is hij niet in staat. Hem ontbreekt de vitaliteit, de strijdbaar heid, waarin de moderne katholiek den kamp aanbindt met het geweld van eeuwen twijfel en kritiek; hem zijn vreemd de stormen van den hartstocht van geest en lichaam, waarin alle zekerheid dreunt op hare grondvesten; de bitterheden en de angsten, de vertwijfelingen van den modernen mensen zijn hem bespaard, maar even min beleeft hij het sidderend verwachten, de ver rukking van te zien dagen de oude, zalige zeker heid, waarin in zeer enkelen de tweestrijd wordt beslecht tusschen het katholicisme en den mo dernen geest, waarin zeer enkelen hun levens houding vinden. De levenshouding echter van Felix Rutten, de houding ook van waaruit hij Brugge zag, is die van een droomer, passief in het spel zijner ontroe ringen, welke ontroeringen stellig niet fijner zijn en niet dieper grijpen dan die van honderden vóór hem in de stad van de primitieven en de torens, van de begijnen en van de zwanen en van de be moste straten. Zoodat er eigenlijk geen reden be stond, om dit boek te schrijven, althans geen re den van hoogere orde. En toch zal Brugge" zijn Weg Wel vinden, zooals dat heet in een toon van vaderlijke bemoe diging. Daar kan de auteur gerust op zijn ! Want de scharen, die van visies in het licht van 's levens wezenlijkheid, van den strijd om het geestelijk bestaan onder den indruk eener oude grootheid en monumentaliteit, niets-niemendal hebben moe ten, zijn ontstellend breed. En wie over Brugge een genoeglijk reisboek lezen Wil, dat er over het geheel poëtisch uitziet, wie bovendien niet is behebt met de gaven van aesthetische critiek en ironie ? die hem zoo'n beschrijving van Sint Salvator en van het klokkenspel finaal vergallen die kan bij den zoetgevooisden, woorden rijken, in een stijl van honderd jaar geleden dweependen en droomenden, maar dan ook altijd tammen, ongevaarlijken heer Rutten terecht. Zijn burgerlijke gemoedsrust zal er niet door worden geschokt. En dat is voor de meeste lezende dames en heeren toch maar het voornaamste. L. J. M. F E B E R. SUNDA; eine Reise durch Sumatra, von Martin Borrmann. De heer Borrmann heeft een reis naar Sumatra gemaakt, teneinde te trachten hierdoor zijn geestelijk evenwicht, dat min of meer wankel geworden was, te herstellen en dit schijnt hem, Wanneer wij afgaan op den inhoud van dit boek, dat bij de Frankfurter Societats-Druckerei het licht zag, vrijwel gelukt te zijn. Minder goed is hij echter geslaagd, wanneer hij zich buiten de eigen lijke reisbeschrijving begeeft en bespiegelingen houdt over menschen en zaken in Indië, waarvoor hij, uit den aard der zaak, zijn licht bij anderen moest opsteken. Dit licht is niet altijd even helder geweest, hetgeen voor een deel waarschijnlijk geweten moet worden aan het feit, dat hij in de keuze zijner voorlichters niet altijd even ge lukkig was, maar ook aan zijn zeer gebrekkige kennis, zoowel van Hollandsen als Maleisch -- het boek geeft van dit laatste herhaaldelijk wel zeer doorslaande bewijzen. Dit is wel zeer te bejammeren, want de heer Borrmann is niet alleen blijkbaar een gevoelig mensch, maar ook een aangenaam verteller vol enhousiasme voor het schoone, dat hij daarginds zag en opmerkte, zoodat het, ondanks de ge breken, welke het mogen aankleven, nog altijd een vreugde is, dit boek te doorlezen. Ter illustratie van wat wij als minder goed opmerkten, diene o.a. het volgende: Nauwelijks in Indië, op reis van Sabang naar Oleh-leh, is den heer B. reeds aan het verstand gebracht, dat de Europeaan in Indiëzich nimmer bukt, want: Die Ordnung der Erde würde damit durchbrochen", zooals hij zelf nog eenigszins spottend opmerkt. Maar op bl. 175 is er zijnerzijds geen sprake meer van spot, wanneer hij beweert, dat de Europecsche vrouw nagenoeg alles wat de huishouding, zoowel als de verzorging der kinderen betreft, aan de bedienden moet overlaten, omdat zij anders niet alleen haar eigen prestige, maar ook dat van haar echtgenoot ernstig schaadt. Gelukkig denken wij daar tegenwoordig wel een beetje anders over. Sterker nog is zijn bewering op bl. 54, dat de ontwikkelde Inlander vaak Deutschfeindlich" is en dit o.a. te wijten zou zijn aan Uebereifer" voor Holland, want, zegt hij ook nog, men treft nergens zulk een geestdriftig patriotisme aan voor Holland, wel te verstaan ! als onder de Inlandsche ambtenaarswereld en nog meer onder de nakomelingen van Europe anen en Inlandsche vrouwen (sic !) Dwaasheden, zooals deze, dat het drinken van groote hoeveelheden slappe Whiskysoda niet alleen totaal onschadelijk is, maar zelfs zeer heilzaam werkt ten opzichte der stofwisseling, en de nood zakelijkheid om 's avonds niet in het maanlicht te zitten niet ongedekt hoofd, worden klaarblijkelijk nog door den schrijver geloofd. Te Kaban Djahé(Battaklanden) bezoekt hij een aldaar door de B. O. W. opgericht, vrij primitief hospitaaltje en hij vertelt: lm Villenteile von Kaban Djahé, nicht garzufern den weiszenkleinen Hausern der Europacr, liegt unter einer strahlenden, klaren Bergsilhouette und der Herrlichkeit des tropischen Morgenlichtes das nützlichste, wichtigste, bei den Eingeborenen bekannteste Bauwerk der Buitenoewoone Openbaare Werken", der kurzweg B. O. W. gcnannten technischen Kolonialverwaltung: das Inlander-Hospital". Wij vreezen, dat Herr Borrmann hier in de armen van een buitengewone" grapjas gevallen is. Zoo is er meer, doch hier tegenover staan ook weer gevallen, waarbij het licht, dat hij ontving helder van glans geweest moet zijn. Ik denk hier bijv. aan het hoofdstuk, dat o ver de tabakscultuur handelt en aan veel van wat hij vermeldt omtrent de Battaks, ofschoon hij daarbij ook nog wel eens een enkel keertje de plank mis slaat. IMPORTEUR AJ5TIRKELJR ALKMAAR Vlotte krijtkrabbels en potloodschetscn van Siegfried Sebba, waarvan vooral de eerste goed zijn, ofschoon ik het meerendeel daarvan liever had gezien zonder de kleur, waarmede de teeke naar deze heeft aangezet, verluchten op ver dienstelijke wijze het werk. J. G. S I N I A K- LANTERMANS. Als het zoeklicht. Groningen z.j. Gebr. Dijkstra. Dit boek komt minstens zestig jaar te laat. Is de schrijver misschien een man van een jaar of tachtig, en had hij deze schetsen nog liggen van vóór de oprichting van De Nieuwe Gids? Omstreeks 1870 zouden ze kans gehad hebben op een goede pers, toen Cremer beroemd was en Justus van Maurik het weldra worden zou; toen Potgieter in eenzaamheid oud werd en Busken Huet beweerde, dat er van de Hollandsche kunst nooit meer wat terecht zou komen. Want deze vriendelijke, onschuldige, beminne lijke verhaaltjes hebben heelemaal het zoetsentimenteele van dien goeden ouden tijd, en de stijl is overvol van de gemeenplaatsen, waarmee men het toen echt mooi" maakte; en de ge dachten en de gesprekken zijn volkomen zoo als geen mensch denkt of spreekt; en de auteur keuvelt er zoo genoeglijk tusschen door met den lezer; en dat leuke Over-Betuwsch in een paar van de schetsen, daar had Cremer ook zoo'n succes mee, en het kinderlijke vertrouwen van den goeden heer Lantermans in de uitkomsten van het leven ach ja, het is toch wel erg jammer, dat zijn boek geen zestig jaar geleden uitgekomen is ERNST VERMEER. Silvia. 's Gravcnhage, z.j.,. H. P. Leopold's Uitg. Maatsch. Frederik van Eeden heeft in zijn merkwaardigen roman Van de koele meren des doods" een vrouw geteekend, die geheel onbewust een bijzondere aantrekkingskracht uitoefent op man nen, en wanneer deze zich in 't oog loopend met haar bemoeien, verschrikt wegvlucht. Ik heb bij de lezing van boven-vermcldcn roman even aan Hedwig uit dat boek van Van Ecden gedacht. Oak in Silvia leeft een onbewuste, verfijnde sensualiteit, die haar begeerlijk maakt voor den man. Maar de openbaring van die begeerte doet haar kwetsbaar gemoedsleven smartelijk aan; de eerste brute poging van een man, om haar te bezitten, laat jaren-lang een pijnlijke herinnering na.. De eerste 40 bladzijden van het boek zijn de beste. Dat is goed episch proza; er zit gang in,, en men denkt, dat het boek heel belangwekkend zal worden. Maar met het inleidende conflict tusschen Silvia en Louis Doorman dus als de eigenlijke roman nog komen moet hebben we meteen het beste gehad; de reisaVonturen van Silvia, haar verblijf in Zwitserland, haar verlo ving (vooral deze episode, eindigend met den dood van Silvia's verloofde, is veel te accidenteel) haar einde dat alles is te vluchtig, te schets matig, te weinig samenhangend ook en niet even redig van bouw, al zijn er verscheidene op zich zelf goed geschreven bladzijden bij. EDNA FERBER. Mijlpalen. Vert. uit het Engelsen door G. J. Wcrumeus Buning Ensink. Amsterdam 1025. Em. Querido. Een boek van dezelfde schrijver als Moeders Jongen" (So big), dat korten tijd geleden, ook door Mevr. Werumeus Buning vertaald, bij ons ver scheen, en dadelijk de aandacht trok. Dat ver diende het ook. Niet alleen om de tintelende,, geestige behandeling, maar ook om een zeker, misschien nauwelijks opzettelijk aangebracht maatschappelijk element, waardoor het verhaal een dieper relief kreeg. Het was, zooals A. M. de Jong het aardig en juist heeft uitgedrukt een fidele draai om de ooren van de gemiddelde Ame rikaan, die naar het aantal dollars de menselike waarde zijner medeburgers pleegt af te meten." Dit nieuwe boek is niet zoo goed, niet zoo belangrijk. Wel loopt ook door dit boek een stroo ming van veranderend geestesleven, is er kente ring in merkbaar van maatschappelijke waarde bepaling, maar het is vluchtiger, minder over tuigend. Zoo'n vergelijking is nooit heelemaal billijk. Ook dit boek is op zichzelf boeiend en belang wekkend genoeg, al was het alleen maar om de frischheid en den gezonden humor, waarmee hel geschreven is. Het Nederlandsen van de vertaalster is weer uitmuntend. HERMAN MIDDENDORP

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl