De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 16 januari pagina 13

16 januari 1926 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

No. 2537 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 OUDEWATER. VISCHBRUG HOLLANDSCHE TAFEREELEN door HERMAN DE MAN INLEIDING. Wandelingen door Nederland noemde Craandijk zijn niet zeer emotioneele, doch wel heel nauwgezette beschrijvingen van tochten door Holland. Voorkeur voor een speciaal gewest had deze wandelaar niet; hij noteerde even nauwgezet het Sticht als 't Gel?dersche. De schrijver van de hier volgende schetsen heeft \vèl een voorkeur. Hij acht het Hollandsche rivieren gebied de kern van ons land, en merkt de levenshouding in dit gebied aan als de werkelijk Hollandsche levens houding. In de dagen van Craandijk werd de behoefte gevoeld aan kennis van het eigen land. Die behoefte is nu, een halve eeuw later, grooter geworden. Er is nu nóg meer ?onbekendheid van den stedeling voor het eigen land. En daarbij komt een Wanhopige afscheiding tusschen ?de beide gedachtesferen. Van het gedachteleven en de gebruiken op den buiten weet het meerendeel der stedelingen weinig, in veel gevallen niets. Dat de domme boertjes" zoo dom niet meer zijn, -dat nieuwe frissche gedachten ook over ons polderland waaien, weten velen wél van hooren zeggen. In ?deze opstellen zal dit vaak dui delijk blijken. Zonder dat de auteur een om vattende journalistieke landkaart van het rivierengebied wil tcekenen, zal hij pogen de sfeer van de opmerkelijkste punten er uit te noteeren. IN EN OM EEN DROOMEND STADJE Dat 'Oudewater, in 't Latijn Aqua Vetus en ook nog Vetera?quinum geheeten, door de Span jaarden is uitgemoord op n leepen man na, die zich zou hebben schuil gehouden onder een kwakel; dat een zekere Dirk Stoop een erg omvangrijk schil derij van dien moord heeft ge maakt met stervende vrouwen en moordende Spanjoolen, welk schilderij eer komiek en stuntelig ongeproportioneerd, dan kinderlijk of primitief is, kan menig minnaar van dit bijzonder vredig stadje geen zier schelen, 't Eenig aardige dat aan dit schilderij verbonden is, lijkt mij de jaarlijksche bezichtiging ervan door de ingezetenen, ?op den herdenkingsdag van den moord. Vroeger moet OLDO er in 't Stadhuis voor die bezichtiging een heele toeloop geweest zijn; in de laatste jaren luwt dat. We hebben nieuwe gemeenten genoeg, Amerikaansch aandoende stadsuitbreidingen, en bovendien door 't heele land stijllooze nieuwbouwdorpen (in den zin van Sliedrecht) en even leelijke villadorpen, die voor ongeveer vijftig jaar gebouwd zijn en andere leelijke, die nog gebouwd worden. Oudewater is, ongeveer als Brugge, nooit tot een nieuwe gedaante gekomen ;hetoude isergeëerbiedigd. Wie nu Brugge voor zijn geest wil roepen als de middeleeuwsche veste, zal veel uit de traditioneele verhalen omtrent Bruges la Morte moeten vergeten, de stad kunnen zien, ontdaan van het daar al zeer oneer biedige toerisme en hij zal het geestelijk silhouet van Brugge, het sferisch beeld moeten opslorpen, zich zelve en zijn moderne cultuur wegcijferen (vast geen gemakkelijke taak, lezer) en dan zal hij worden een verwonderde twintigste eeuwer, die in zijn colbertje als een anachronisme door die kloosterstad doolt. Natuurlijk kan men niet volstaan met het lakonieke Amerikaanschc t ;eristenrecept van afgecommandeerd veel bekijken. Maar anderen voor mij hebben deze rijke menschen-hebbelijkheid al voldoende uitge ketterd.Wie nu van een stadje als dit droomende Oude water de sfeer zuiver beleven wil, behoeft zich waarlijk geen middeleeuwer te wanen. Een afdoende gebruiksaanwijzing is hiervoor niet te verstrekken. 'k Zou u raden alleen dit: weest eerbiedig. Het stadje heeft een eigen beeld dat onmiskenbaar aan vervlogen tijden doet denken. Dat eigenbeeld is wat peuterig, ja en ook wat ongemotiveerd behoudend; de zielen worden er zieltjes; de hevige gebeurtenissen van elders schrompelen binnen dit stadje tot kleine schokjes weg, tot krantenberichten van twee drie regels. De onderstroom van dit petiterig leven ver toont aan de eene zijde degeneratie, anderszins verroestenden stilstand. Gij ziet, ik wil niets ongezegd laten of vergoelijken. De stilstand van zoo'n stadje doet veel wat helder kon zijn vermodderen. Maar dat oud-Hollandsche beeld, of juister gezegd het steencn beeld van oud-Holland (want het is zonderde levende figuratie der oude kernige schouten en van de durvende burgers) dat beeld heeft toch een zeer bijzondere bekoring, ook al vanwege zijn zeldzaamheid binnen onze grenzen. Enkele autobussen en ander klein modernisme kunnen dit beeld niet verdringen. Het stadje blijft toch vrijwel ongerept oud. En het leven sluit er bij aan. Men leeft er tijdeloozer dan elders in kleine steden. De ambachten zijn er waarachtig een tikje zeventiend-eeuwsch gebleven. Een meesterkuipenmaker is er een deftig man, een meester-schilder is een andere gewichtigheid, en uit de smidse klankt alleen maar niet een blije aanbeeldtik, maar ook een zekere voornaamheid straalt dit ambachtshtiis af. Het schootsvel met eere is er een levend woord gebleven. De gildegeest schijnt er nog niet geheel verdrongen te zijn. Ook heeft de grootsteedsche uitmoording van den middenstander dit droomstadje nog niet bereikt. De GEZICHT OF OUDEWATER winkelier is een man van belang in de sociëteit en hij zetelt er naast notaris, dokter en burgemeester. En wanneer de arbeiders wat jonge, sociaaldemocratische gedachten in de veste halen, dan is't niet eens zoo heel meenens. Want bij gebrek aan een rooden candidaat stemmen deze gemoedelijke oproerlingen doorgaans liberaal, als zijnde het naast aan hun idee der opstandigheid verwant. Er woont een heel leger bijzondere typen, mogelijk meer dan in onze groote steden, 't Zijn rare vergroeide daggelders, kereltjes als gelidteekende knotwilgen; vreemde varensgasten op het droge; brugjengelaars met vreemde maltentig vergroeide lichamen; gebrekkigen.leutige doordraaiers en zatlappen;grimmige nijdassen; een malende molenaar zonder molen, een apostolische anarchist, een halfbakken self-made dominé, buitcnkerksche godsdweepers en een ongeloofelijk stel maandagmannen, geheeten Klare-metOUDEWATER. KAASPAKHUIS een Klont, Kopen Kont, Nol den Beer, de Negenbuik en Jaapie. Omdat razend ijverige historici gezorgd hebben dat hier en daar pittoresque geveltjes werden gerestau reerd, tellen wij, die dat stadje niet minnen om jaar tallen en archiefstukken, maar om het wonderstille wezen, de winst, een aesthetisch profijt. En daarom zijn die archiefsnuffelaars in hun soort zoo kwaad nog niet. Zij zijn nuttig zelfs, als rem op de grove sloopingswoede en de ongemanierde ontluistering. De wallen van de vroeger denkelijk sterke vesting zijn gesloopt, maar gelukkig is de Singelnietgedempt, zooals elders veelal geschiedde. De eene Weergrens van de stad was de'HolIandsche IJssel, die is nu tot gekanaliseerde" rivier geboeid. Dat dit geschiedde is (hoe noodig het zal geweest zijn) jammer. Toch bekoort zelfs dit getemde watertje op sommige plekjes meer, dan menigeen denken zou van een beschoeiden waterloop tusschen twee sluizen. Maar de Singel, aan de landzijde van de vesting, de andere weergrens, is van het stadje de roem, niet alleen omdat het er deugdelijk vrijen is, ook omdat men er zoo rustig kan zitten, uitziend over de armo huizen van den Langen Wal naar den typischen zadeldaktoren, die aan Beieren denken doet. Het stadje ligt dan tegen het Singelwater aan, als in een vredigen schoot. Het Singelwater is niet diep en dus rijk begroeid, hetgeen een romantisch beeld verleent aan dezen Voormaligen vijandenweer. En als ge de eer waardige, kalme, beboomde Singe afloopt tot aan de twee kerk hoven, dan begint daar een don kere boerenbuurt. Als ingang zijn er eerst wat daggcldershuisjes; verderop in Snelrewaard ofwel den Waard liggen als gesloten levens de rustieke machtige hoe ven. Naar Moiitfoort gaat deze weg, dwars doordeappciboogerds en door het moerassige Waardsche Bosch. In deze buurt hangt een geest van berusting in gc soleerdheid. Het verkeer gaat langs de andere zijde van den IJssel, langs 't vroolijker Willeskop. Maar 't is precies om deze droeve donkere berustingssfeer, dat velen gaarne daar dolen, juist als zij zich willen ontdoen van 't frivole dat zelfs Oudewater hun biedt. Dat moeten dan wel hél simpele zielen zijn nietwaar. Zij zijn de tegenvoe ters van het claxonpubliek, zij sterven uit. BOOTMOTOREN MOTORBOOÏEN Bingham & Lugt - Slepersvest l - Rotterdam

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl