De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 16 januari pagina 15

16 januari 1926 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

No. 2537 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 DE KEMEL EN DE NAALD Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Jordaan SPREEKZAAL ANTWOORD AAN DEN HEER COSTER Het begint een beetje vervelend en een beetje belachelijk te worden, dit eindelooze geredekavel over de Stem"-enquête. Wat wil deze heer Coster toch, vragen wij op onze beurt? De toon zijner artikelen wordt al-maar heftiger en steeds minder gekuischt. Eerst maakt hij ons uit voor een razenden BöSChjesman en een beenenkluivenden straalend, nu zijn wij niets minder dan een tekstvervalscher en een knoeierige lafaard. Wij zijn zoo langzamer hand in den loop dezer lintwurm-achtige procedure eenigszins gewoon geraakt aan des heeren Coster's primitieve wijze van argumenteeren en hebben er gaarn een glimlach voor over al beklagen wij de Stem"-lezers. Intusschen wat denkt de heer Coster met dit Weinig exquise gescheld, met dit melodramatisch optreden te bereiken? Meent hij ons zoo te intimideeren, dat wij onze vergissingen" Welke die dan ook zijn mogen nederig zullen erkennen en zijn enquête bewonderen? Het ware bijna roerend van naïviteit! Wij hebben ons verzet tegen de Stem"-enquête ja, ja en nog eens ja ! Niet omdat wij iets hebben tegen enquête's in 't algemeen noch omdat wij den zotten eisch zouden stellen, dat alleen de gunstige antwoorden gepubliceerd mogen worden maar omdat wij tegen deze rondvraag, in dezen tijd en in dezen vorm ernstige bezwaren hadden. Een enquête kan nuttig zijn zij kan ook de omgekeerde uit werking hebben: dat is een quaestie van vorm en van tijdstip. Welnu, en de vorm en de tijd leken ons verkeerd. Onze bezwaren tegen den vorm hebben wij uitvoerig gemotiveerd, nadat Wij de vijf vragen aan den kop van ons artikel hadden afgedrukt. Wat den tijd betreft: wist de heer Coster niet, dat de film, juist in het laatste jaar een moeilijke en critieke periode doormaakt? Was het hem onbekend, dat de vraag of zij kultureel en artistiek bestaansrecht heeft, zich hoe langer hoe scherper toespitst dat met haar groeiende belangrijkheid het verzet van conservatieve en andere elementen toeneemt? Is het niet bij hem opgekomen, dat men juist in zulke dagen uiterst voorzichtig moet zijn met het beïn vloeden van de gevoelige publieke opinie? Zoo niet dan is de bioscoop-wet daar om het op een hard handige wijze aan zijn film-lievend verstand te bren gen. Deze onbillijke, kortzichtige uiting van domperij, die de kultureele en artistieke mondigheid der film brutaal ontkent, door haar onder een fnuikende en vernederende curateele te stellen, beteekent voor de ontwikkeling der cinematografie, gelijk wij te zijuer tijd in dit weekblad betoogden, een slag, welks gevolgen nog moeilijk te overzien vallen. Hoe was 'tmogelijk, dat zulk een wets-monstrutn er met vlag en wimpel doorgejaagd kon worden? Eenvoudig omdat de Wetgever \\>ist een onzekere, Wankelende openbare meening tegenover ziel] te hebben sterk onder den invloed van het algemeene voor oordeel gevoed door het veto van personen met klinkende namen. En in een tijd, die dit alles voor bereidde?die (de uitkomst heeft het wel geleerd !) voor de film zwaar van beteekenis was en daardoor aangewezen tot een krachtige, intensieve propaganda .... in dien tijd gaat de heer Dirk Coster een en quête houden, d.W.z. publiceert hij in het Wilde weg oordeelen over de film, waaronder, godbetert, van menschen, die zelf verklaren er eigenlijk niets van te weten. Wat drommel wil of kan deze heer, die (achteraf) verklaart de film zoozeer te bewonderen en lief te hebben dan niet inzien, dat zijn rond vraag precies in den verkeerden tijd werd gehouden? Twee jaar vroeger ware een enquête (mits beter en oordeelkundiger geformuleerd) een sympathiek bewijs geweest van initiatief en doorzicht nu was het een stumperig en gevaarlijk paskwil. En de cijfers dan de fameuze cijfers waaraan niet te peuteren valt" en waarmee de heer Coster zoo kinderlijk blij is, omdat zij de film met5?12(ofzooiets)deden winnen? Zij bewijzen precies evenveel als in het geval van den speler, die zijn gokje verdedigt met te zeggen, dat-ie toch maar fijn gewonnen heeft. Is dit dui delijk of niet? En nu komt het groote moment in dezen, onzen tragischen tweekamp, nu gaan wij het feit bespreften, dat onze perfiditeit en lafhartigheid demonstreert plus de koenheid en onaantastbaarheid der Stem"enquête. Het feit, dat wij volgens den heer Coster tot-nu-tue stelselmatig verdonkeremaanden en dat Wij nu in een hoek gedrongen onder de oogen moeten zien. Weet dan, lezers van de Groene", dat wij de Stem"-redactie er een verwijt van maakten zelf geen studie c.q. opinie over het film-vraagstuk te publiceeren, terwijl die studie reeds duidelijk stond aangekondigd als te zullen verschijnen na de enquête. Weet, dat] wij de ijverige rondvraagster durfden voorhouden, hoeveel sympathieker en vooral hoeveel nuttiger haar gebaar zou zijn geweest, indien zij aanstonds had verklaard: Wij, Stem"-redactie durven er rond voor uitkomen, wat ook het algemeen vooroordeel zegt wat ook het smalende intellect moge denken dat wij de film liefhebben !" ? terwijl zij dien moreelen steun toch onvervaard gaf na de enquête. Weet tenslotte, dat wij een dergelijken medestander" met bitter weinig enthousiasme begroeten,,,, ook na de enquête ! Ziezoo en nu willen wij den heer Dirk Coster nog eens iets zeggen ten afscheid. Zijn artikel tegen ons davert van de woorden smalen", honen", grofheid" en onbeschaamdheid".... en duidt en passant twee der medewerkers van het blad, dat hem gastvrijheid verleende, aan als teekenende lasteraar" en knoeierige lafaard". Tegelijkertijd maakt hij zich druk over onze kwalificatie van een fel requisitor tegen film en film-voorstanders van Prof. van Moerkerken hetwelk wij, in verband met de verbijsterende verklaring van dien heer, dat hij de film maar een paar maal bezocht had, weinig minder dan een onbeschaamdheid" dorsten noemen. Wij beseffen levendig, dat wij hen, die den heer v. M. op ander terrein bewonderen, hiermee pijnlijk moesten treffen maar nog eens: wij zouden weer voor hetzelfde geval geplaatst, niet anders kunnen handelen. Ieder menscli, ook de voortreffe lijkste, kan zich vergaloppeeren speciaal (wij wezen er reeds op) bij experimenten als de Stem"enquête en wij zijn nog steeds van meening, dat het plicht is, krenkende onbekooktheden, die wij bovendien schadelijk achten voor een groote kultureele zaak, te signaleeren zonder aanzien des persoons. Wat ons echter met weerzin vervult, is het voort durend paradeeren van iemand, die den mond vol heeft over moed", als verdediger van het belaagde Intellect alles tot steun van eigen zwakke zaak speciaal, wanneer hij anderen de les komt lezen. En zoo dunkt het ons welletjes: de heer Coster weet nu precies Wat wij denken van zijn enquête, zijn manieren, zijn film-liefde en zijn gemoraliseer. Mocht hij nog niet van de zaak kunnen afstappen, dan zal hij andere middelen moeten bezjgen. Misschien dat een pakkende enquête.... Wij hebben intusschen de eer ! JoRDAAN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl