Historisch Archief 1877-1940
No. 2537
DE UROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VUUR NEDERLAND
WERELDDROOM
door Dr. W. VAN BEMMELEN
(Met teekeningeii voor de Groene Amsterdammer"
door Is. van Mens)
Wie ben je? Waar kom je vandaan?" zegt hij
geheel verbaasd, want 't is hem onbegrijpelijk
hoe iemand daar ongemerkt is kunnen gaan
zitten.
Herken je me niet?.... word ik niet voldoen
de door het maanlicht beschenen?" is het antwoord
dat met 'n onderdrukt lachje wordt gegeven.
Ten hoogste verwonderd staart hij naar den
spreker, die inderdaad hel verlicht is door de volle
maan en hij zoekt in zijn geheugen om het voor
komen van zijn zonderlingen bezoeker tot dat
van een zijner vroegere bekenden terug te brengen.
Het lukt hem niet en toch komt hem zijn
bezoeker zoo bekend voor.
,,Maar man, herken je me nu nog niet? !" roept
de ander op tragi-comischen toon uit. 't Is droevig
voor mij ! De eenigste mensch, die mij ooit gezien
heeft, herkent mij niet!"
Bij die woorden wordt het Rudolf wonderlijk
te moede Zou het waar kunnen zijn?"... .
Maar dat ware 'n mirakel !".... Nu ziet hij het !
't Is onloochenbaar; 't is de gestalte, het gezicht.. "
,,Ja, hij is het", vervolgt hardop de bezoeker
Rudolfs gedachtengang, dien hij schijnt mee
te denken.... Werkelijk ik ben riet zelf,
Walter, de man, die in je brein geboren is
en gegroeid door je verbeelding!.... Ei
lieve" en zijn stem wordt een weinig spot
tend herkent mijn geestelijke vader zijn zoon
niet?"
Nog steeds verbaasd staart de aangespro
kene den man aan, maar nu met bevestigend
hoofdknikken.
Inderdaad" zegt hij eindelijk je kunt nie
mand anders dan Walter zijn; vergeet' me,
dat ik je niet dadelijk herkende; maar de
overgang van het zien met het oog der ver
beelding tot dat met het lichamelijke was te
onverwacht.... Maar zeg me, hoe ben ie in
hemelsnaam hier gekomen?"
Weet jij", was de wedervraag hoe ik in
je brein kwam?"
Neen" antwoordde Rudolf.
Evenmin weet ik langs welken weg ik hier
kwam Maar nu ben ik er. en ik weet
zeer wel waarom ik ben gekomen !" en dit
zeggende wierp hij een veelbeteekenenden blik
naar het witte schrijfboek, dat tusschen hen
in op de tafel lag.
De maan was hooger aan den nachtkoepel
gestegen, en heller was het licht geworden,
dat ze over het terras uitgoot, zoodat het
blanke papier met felle duidelijkheid afstak
tegen het donkere blad van de tafel.
De woorden, die je zooeven sprak, dat je
het papier onbeschreven wli laten, die woor
den zijn het, die me hierheen hebben geroe
pen Toe Rudolf", en zijn stem werd op
eenmaal smeekend, ik bid je, zet je tot
schrijven!"
Neen, neen!" antwoordde deze laatste
hoofdschuddend Mijn besluit is al geno
men; ik wil niet meer schrijven; ik wil niet...."
Met een stem die angst verraadde viel de ander
hem in de rede: Ik bid je, schrijf toch!....
Zou je me dan werkelijk in het Niets willen ver
dwijnen laten ! ?"
Ja zeker ! En mij dunkt je inoogt me eerder
daarvoor dankbaar zijn ! Verlang je er dan zoo
naar om al die rampspoeden te ondergaan, die in
je leven onvermijdelijk zouden zijn? Denk eens
aan Sybrand, je boozen geest, je verleider, je beul
later, je...."
Het volgende woord bestierf op zijn lippen,
terwijl zijn oogen naar de terrastrap staarden.
Ook Walter keek met verschrikte blikken dien
kant op. Beiden zagen ze den man, die juist
genoemd werd, de treden opstappen; in het
heldere maanlicht herkenden ze onmiddellijk den
nieuwen gast.
Goedenavond mijne Meeren !" klinkt het op
gewekt van toon waar jullie hier zoo genoeglijk
samen zijt, wil ik niet ontbreken Wie zou
trouwens niet op dit weergaloos mooi gelegen ter
ras willen zitten? En dat vooral bij zulk een
kostelijken maneschijn !"
Komaan mijn waarde", vervolgde hij, terwijl
hij zich in een der leege zetels neervleide schenk
ons eens in van dien Rijnwijn" en het zeggende
nam hij een hoog, groen wijnglas en hield het
hem voor.
Dadelijk werd de gastheer bij Rudolf wakker;
hij nam de karaf en schonk het glas vol.
Jij ook?" vroeg hij aan Walter.
Graag", antwoordde die, terwijl hij eveneens
een glas opnam en het ophield om ingeschonken
te worden.
De heer des huizes vulde ook zijn eigen glas,
en het aan de lippen brengende, riep hij hen toe:
Prosit, filii mirabil s !"
Prosit, pater imaginarie!" antwoordden de
beide gasten en alle drie dronken ze hun glas
ad fundum uir.
Rudolf draalde niet om de glazen dadelijk weer
te vullen en vleide zich daarna in zijn
gemakkelijken stoel.
't Scheen wel of die hartige dronk hem zijn ver
bazing over dit eenigszins spookachtig bezoek had
weggenomen. Hij voelde zich geheel op zijn gemak.
En waarom ook niet", dacht hij, ik ken ze
immers beiden al zoo lang '"
Maar daar viel z'n oog op het witte blad papier,
dat hem tergend aankeek. Dat wekte het verzet
op nieuw en met 'n weinig leedvermaak in zijn
stemgeluid, zei hij tot z'n bezoekers: ,,Hct doet
me bizonder veel genoegen jullie hier te kunnen
ontvangen, maar dat papier daar blijft zoo wit
zoo wit , ja als onbeschreven papier.... Ik
weiger nadrukkelijk om het te beschrijven met
jullie verhaal.... Voor mij alleen inoog je
blijven leven, en met mij moeten jullie maar
verdwijnen ook !"
Ha, ha, ha!" lachte de laatst gekomen gast
tamelijk hoonend, zoodat Rudolf onaangenaam
verrast opkeek dacht jij,geachte pater spiritualis,
dat je ons verhaal niet zult opschrijven?....
Wat 'n gebrek aan zelfkennis ! -- Neen man, dan
ken ik je beter !" en hij vervolgde op
laatdunkenden toon:
PHOSIT.!
Die papier-leegte d/i.ir is sterker~dan je denkt.
Die trekt onwederstaanbaar Je zult of je
wilt of niet moeten schrijven En of je je er al
tegen zult verzetten, 't zal vruchteloos zijn
Je zult met honderd redenen aankomen om je
zelf te overtuigen, dat je je verbeeldingen niet.
moet opschrijven, want dat ze onbeteekenend zijn
en onwaarschijnlijk, niet artistiek.... dat je
taal woordarm en dof van klank is, zonder glans
van beschrijving, noch schitterend van geestigheid,
mank in haar vergelijkingen en rammelend van
stijl.... Je zult tegeii je zelf aanvoeren, dat je
het menschdom niet plagen moet met je zwart
gallige bespiegelingen, noch verontrusten met je
pessimistische voorspellingen, en niet vermoeien
met je naïeve vervoering.... en ondanks dat heele
arsenaal van klemmende redenen, zal je de pen
opnemen en schrijven, schrijven, schrijven, in
n vaart, vellen vol. Met je handschrift zal je
naar den drukker loopen, en weldra zullen wij,
nu nog personen, die niemand buiten jou kent,
buiten je om gaan leven En dan kan je
vrijelijk, waarde Heer vader, verdwijnen van dit
aardsche schouwtooneel; het zal ons niet deeren,
wij zullen blijven bestaan...."
, tot gijlieden evenzoo, en voor goed, achter
de schermen van den tijd zult stappen !" viel
Rudolf hem nijdig in de rede, terwijl hij aan
de tirade een eind maakte met een vuistslag op
de tafel, die was als een krachtig uitroepteeken
achter zijn woorden.
,,En toch wil ik en zal ik niet schrijven!!"
vervolgde hij met nog luider stem en gaf daarbij
een tweeden vuistslag op het tafelblad, zoodat
de karaffen en glazen rinkelden.
'n Oogenblik van stilte volgde op deze krachts
uiting, maar in die pauze zag hij hoe Sybrand
spottend zijn schouders ophaalde.
Het zwijgen werd verbroken door de stem van
den anderen gast: Rudolf! Nogmaals, ik smeek
je, zet je tot schrijven ! Bedenk toch hoeveel ellende
ik al geleden heb ! Je hebt het groote verlangen
in mijn hart geplant en zou je het nu willen uit
roeien vóór het bevredigd is geworden?....
Moet dan al mijn hunkeren naar de geliefd?
vergeefsch zijn; zal mijn smachten moeten ver
bloeden en mijn liefde vergaan? Ik bid je,
schrijf!"
Nauwelijks heeft hij dat met hartstochtelijken
aandrang uitgeroepen of zijn oogen lichten op en
wenden zich van Walter af naar de zee.
,,En als je dan" vervolgt hij echter niet naar
mij wilt luisteren, hoor dan Maria zelf!.... Zie,
daar komt ze" roept hij verrukt uit.... Kijk,
daar in de verte" en hij loopt naar den rand van
het terras, wijzende met uitgestrekter! arm.
Rudolf springt uit zijn stoel op en volgt hem
naar de balustrade. En, werkelijk, heel in de verte
ziet hij een witte vrouwenfiguur. Langs de
glanzende baan, die de maan over de wijde zee
heeft gelegd, komt zij aanschrijden. Zoo klein
nog en toch reeds het middelpunt van die golvende
vlakte onder den hemelkoepel, waaraan de maan
als een wereldlamp hangt.
Snel, voortloopend met luchtige schreden over
den lichtenden waterweg, nadert de vrouwenge
stalte.
Maria!" roept Walter en vol verlangen
strekt hij de armen uit naar de geliefde, die tot
hem komt.
Kijk !" en hij wendt zich tot den gast
heer, ze komt langs het pad der liefde. De
liefde die meegaat met het licht, dat in den
nacht schijnt; de liefde die niet vreest den
weg, welke voert over de dreigende diepten,
maar die in rechte lijn afgaat op het doel !"
Nader en nader kwam de slanke gestalte.
Ze zagen hoe zij den wachtenden Walter
toewuifde, nog eenige oogenblikken slechts
en de beide gelieven lagen in eikaars armen.
Ijdele illusie!" hoorden ze echter 'n stem
op snijdend spottende wijze zeggen, en zoo
akelig klonken die woorden, dat ze elkaar ont
zet loslieten.
Ijdele illusie !" 't was Sybrand die sprak
onze geestelijke vader zegt, dat hij niet
schrijven wil. Dus spoedig is het met onze
geheele geschiedenis, jullie liefde incluis, glad
uit!.... Ha, ha, ha! Ons kaarslichtje wil
hij uitblazen, nog vóór we op den blaker ons
kunnen vertoonen."
Verschrikt kijkt de jonge vrouw den spre
ker en daarna Rudolf aan; maar weldra wordt
haar gelaatsuitdrukking weer rustig en ze zegt:
Zwijg toch Sybrand, hebt je ons nu nog niet
genoeg gekweld? Kun je je er nog niet bij
neerleggen, dat Walter en ik elkaar gevon
den hebben?"
..Als je mij niet gelooven wilt", antwoordt
de aangesprokene, terwijl hij zijn schouders
optrekt vraag het dan aan hem zelf en hoor
van hem, dat hij ons allen in de prullemand
der vergetelheid wil smijten."
,,Zie je dat papier daar?" en hij wees naar
het schrijfhoek op de tafel.
,, )a" antwoordde Maria eenigszins verwon
derd.
,,Welnu" vervolgde hij smalend lachend ..daarop
zou onze historie neergeschreven moeten worden;
maar hij wil het niet doen. Tenminste zoo zegt hij"
eindigde hij spottend.
Wilt gij het werkelijk niet doen?" vraagt
Maria, zich weer wendende tot den bewoner van
het huis, die weer op zijn stoel gezeten is en star
voor zich uit blijft kijken, terwijl hij bits een kort
Neen" uitstoot.
Maar waarom dan toch niet?" vraagt half op
ongeduldigen, half op wanhopigen toon de jonge
vrouw, terwijl ze voor hem gaat staan.
Waarom i?" herhaalt de aangesprokene, terwijl
hij uit zijn stoel oprijst waarom !? Vraag het aan
hem daar, aan dien onbarmhartigen spotter. Uic
zal het je zeggen. Mijn taal is te arm en ni'n stijl
te slap. Mijn vergelijkingen zijn kreupel en mijn
beelden akelig leeg l (ielijk heeft hij hoor! 't Is
zoo Natuurlijk" en Rudolf windt zich op,
zijn stem klinkt heesch hij weet het maar al te
best, want hij is immers niets dan 'n stuk van
mijzelf. Zijn jullie iets anders dan deelen van
mijn eigen zelf en zou je dan niet weten, wat mijn
zwakheden zijn?...."
OOKTFPED:JPOESKE
ZANDBLAD- SIGAREN fl tn10 et»