Historisch Archief 1877-1940
No. 2538
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
17
DIERSTUDIE : JONGE TIJGER
Teekening voor ,,cle Groene Amsterdamnier" door H. Verstijntn
DE CR1T1SCHE DRINKEBROER SPREEKT:
O, zeker dit is ouwe klare,
j'Heb merken zat op dit gebied,
.Maar nee, het is tcch niet je ware,
Mijn oude klare is het niet.
CHAR.
OP DEN ECONOMISCHEN UITKIJK
door Jhr. Mr. H. SMISSAERT
EEN NlEUWJAAKSREDK
Onder de in verschillende colleges bij den aanvang
des jaarsdoor voorzitters uitgesproken redevoeringen,
Waarvan ik heb kennisgenomen, is er geen zoo
breed van opzet, zoo kloek gesteld en zoo gedocu
menteerd, als die, welke de voorzitter der
Amsterdamsche Kamer van Koophandel en Fabrieken,
de heer E. Heldring, op 5 Januari 1.1. heeft uitge
sproken. En ik betwijfel of er onder de redevoeringen,
die niet te mijner kennis zijn gekomen, er eene geweest
is, die deze evenaardde. Deze in druk verschenen
voordracht zal door menigeen worden bewaard.
omdat hij daaraan blijvende waarde toekent; zij
geeft ons in een vrij beknopt bestek het beeld van
den economischen toestand, waarin niet alleen ons
land en zijn hoofdstad verkeeren, maar ook andere
Europeesche staten en Amerika; zij geeft tevens aan
onze Regeering behartigenswaardige wenken om
trent hetgeen zij behoort te doen en te laten.
Het plan-Dawes van 1924, aldus de heer Heldring,
en Locarno in 1925 zijn uiterst belangrijke schreden
op den weg naar het economisch herstel, maar n
belangrijke belemmering staat aan dat herstel
nog in den weg: het beschermend stelsel, dat eco
nomische wrijving gaande houdt; wel is er een keer
in de geesten, maar de staatsbudgetten zijn in hooge
mate afhankelijk van de verzwaarde invoerrechten
en dus zal feitelijke keer nog wel lang uitblijven.
Ook remt Arrterika's terugvordering van oorlogs
schulden terugkeer tot welvaart, vooral Waar men
daar (en elders) het natuurlijke betaalmiddel?goe
deren afwijst.
Overigens kan men de oogen niet sluiten voor de
bijzondere moeilijkheden, waarmee ons omringende
landen te kampen hebben. In Duitschland is de toe
stand ernstig. De tijdens de inflatie sterk uitgebreide
nijverheid gaat thans gebukt onder (ook door den
hoogen rentevoet) sterk gestegen productiekosten;
het werkkapitaal is vernietigd en het geleende geld
is heel duur. De faillisementen nemen sterk toe,
niet minder de werkloosheid. Het buitenland heeft
zijn koopkracht verloren en op de beschermde
binnenlandsche markt kan de fabrikant zijn waren
ook slecht kwijt: een uiterst benarde toestand. Dit
geldt ook, in anderen zin, voor Engeland, dat zware
zorgen kent: het onopgeloste kolen-vraagtsuk, het
agrarische probleem, de achterlijkheid der industrie,
het conservatisme in zaken, de weinige plooibaarheid
der vakvereenigingen.... bij dat alles het steun
zoeken in heilloos protectionisme; zware zorgen
inderdaad ! En Frankrijk glijdt verder in het finan
cieel moeras. Ook Belgiëis ten prooi aan geldelijke
moeilijkheden. Het stuiten der waardedaling van den
franc Werkt, voorbijgaand, ontwrichtend op het
bedrijfsleven, dat door beperkte
uitvoermogclijkheden toch reeds verzwakt is.
Gelukkig is het beeld van Nederlandsen-Indië.
economisch en geldelijk, rooskleuriger nog dan
voorheen. Intusschen zij men daar voorzichtig:
de staat heeft het particuliere kapitaal dringend
noodig voor verdere ontsluiting van het land en
wake dus ervoor, dat niet dit kapitaal, door den fiscus
belemmerd, aan Indiëvoorbij en in andere richting
ga. Overigens is hier op velerlei gebied veel, dat tot
tevredenheid stemt. Bedenkelijk is, uit vaderlandsch
oogpunt, het feit, dat ons aandeel in de Indische
importen relatief tegen andere daalt.
Nederland.... Met naburige staten vergeleken,
is de toestand hier rustig, als op een vreedzaam
eiland: rustige bedrijfsomstandigheden, langzaam
herstel der lijn van onzen voorspoed. Of die lijn
verder onafgebroken verder zal stijgen, waagde
spreker niet te voorspellen. Ongunstige factoren
elders belemmeren ons, maar belemmerden ons
reeds sedert eenige jaren; toch schrijdt ons herstel
voort en daardoor stemt liet verkregene tot bevre
diging en goede hoop. Over de werking onzer
verhoogde invoerrechten valt nog niets te zeggen;
onze handelspolitische onderhandelingen met Duitsch
land waren geen succes voor onze Regeering; de
financieele, economische en waterstaatkundige gevolgen
van het met Belgiëte sluiten verdrag zijn niet te
overzien en ratificatie schijnt voor Nederland niet
aanvaardbaar. Wat onzen economischen toestand
betreft, de oogsten waren niet slecht; de berichten
uitnijverheidskringen klinken over 't algemeen gunsti
ger dan voor een jaar; veelal Wordt met grootere
winstmarge gewerkt De lagere kolenprijzen komen
o.a. aan de nijverheid ten goede. De treilvisscherij
Was betrekkelijk niet ongunstig ; bij de haringvisscherij
Was de vangst buitengewoon slecht. Voor de scheep
vaart Waren de vrachten in de open markt op nog
lager peil dan in '24, dat reeds slechter was dan vorige
jaren. De scheepsbouw doorleeft ook bij ons nog
zeer moeilijke tijden, hoewel de toestand minder
ernstig is dan in het jongste verleden. De interne
crediettocstand verbetert langzaam-aan; liet aantal
faillissementen daalde. Over het geheel is de werk
loosheid wat geringer; gemis aan vakkennis belemmert
IMPORTEUR
JSTIKRELJBALKMAAB
veler plaatsing. Bedenkt men dat ons zielental niet
pi.m. 100.000 per jaar stijgt, dan duidt het dalend
werkloosheidscijfer een belangrijke absorptie in het
bedrijfsleven aan. Wat de staats-financié'n betreft,
voor het komende jaar ook mag men wel een over
schot venvachten, maar het totale uitgavencijfer
(583 inillioen !) is nog buitensporig hoog; aanmerkelijk
moet worden besnoeid, eer men van een last kan
spreken, die aan een krachtig opbloeien van het
bedrijfsleven niet in den Weg staat.
Na dit overzicht beschouwt spreker den algemceneii
economischen toestand der hoofdstad, dien hij, de
tijdsomstandigheden in aanmerking genomen, gunstig
acht. Voor bijzonderheden verwijs ik belangstellenden
naar de rede. Ik moet dat, tot mijn leedwezen, ook
doen voorliet kort doch krach tig en klemmend betoog,
waarin de heer Heidring waarschuwt tegen eene wij
ziging van de handelspolitiek waaruit de veerkracht
van ons bedrijfsleven voor een goed deel is te verkla
ren"; de beperktheid dezer kroniek gedoogt zelfs
niet eene samenvatting, waartoe trouwens deze
bladzijden zich bezwaarlijk leenen. Maar ik zou wel
al mijne lezers, die het belang der zaak verstaan (en
vooral hen, die door de gehoopte voordeelen van
retorsic" zich daartoe voelen aangetrokken) willen
aanraden kennis te nemen van de gronden, die den heer
Hehring leiden tot de slotsom: een gevaarlijker
en meer avontuurlijke handelspolitiek is voor ons
land nauwelijks denkbaar. Ook over safeguarding"
zeide de heer Heidring treffelijke dingen.
Wat ik nog ietwat uitvoerig wil vermelden is de
algemeene beschouwing, waarmee spreker zijn over
zicht besloot. Onzen economischen toestand acht hij
niet ongunstig, beter dan die in omringende landen,
beter ook dan in den aanvang van '24. Maar, zoo
laat hij dadelijk daarop volgen, men dient zich op
voortzetten van krachtsinspanning en bestrijding
van groote moeilijkheden voor te bereiden.
Rekening houdende met de tegenwoordige mate van
,,Werkloosheid en met een bevolkingstoeneming,
welke grootendcels, gegeven de beperktheid van
,,onzen bodem en de moeilijkheden, aan emigratie
,,in den weg gelegd, in de nijverheid plaatsing zal
..moeten vinden, zoeke de Regeering het heil niet in
,,een politiek van slagboomen, maar dient zij er
op bedacht te zijn, de welvaart te bevorderen door
vermindering van den belastingdruk, verruiming
der vestigingsmogelijkheden en vergemakkelijking
van aanvoer en afvoer voor bedrijven en een voor
de praktijk berekende opleiding".
Dit is een duidelijk woord aan een zeer bepaald
adres; het geeft in n volzin zoo iets als een
werkprogram voor de Regeering, voor elke regeering, die
zich geroepen gevoelt haar taak ten aanzien der
volkswelvaart te vervullen. Kn dit woord is gesproken
door een gezaghebbend, scherpzinnig man. die veel
zijdig om zich heen in binnen- en buitenland de
verschijnselen waarneemt, waaruit de conjunctuur
moet Worden afgeleid en die op grond dier waarne
ming den koers wijst, waarin naar zijn inzicht de
steven moet Worden gewend, zullen wij in de
gewenschte richting varen. Hier is geen politiek"
in het spel; hier is de zakelijke beschouwing van een
zaken-man, die door studie en nadenken zich een
oordeel vormt over de belangen, die met de bevorde
ring van onze volkswelvaart verbonden zijn.
Aan mijne lezers behoef ik wel geene verontschul
diging te vragen over liet feit, dat ditmaal mijne
kroniek schier louter aanhaling is, dat hier niet mijn
stem klinkt, doch die van een ander Wordt gehoord.
Laat mij allereerst zeggen, dat ik het bijna in allen
deele (en geheel voor wat zijn slotsom en zijn advies
betreft) met den heer Heidring eens ben. Indien ik
tot eenig voorbehoud geneigd ben, dan is dat ten
aanzien der vraag : niet of onze economische toestand
in Ht'25 heter wa> dan de toestand elders in Europa
en beter ook dan in '24 ten onzent, maar of spr. niet
te zeer daarop den nadruk heeft gelegd en daardoor
onwillekeurig den indruk gewekt als bewegen wij ons
in een vast-stijgende lijn. Ik erken, dat de heer H.,
niet dorst te voorspellen dat de lijn onafgebroken
verder zou stijgen. Doch het feit, dat, trots ongunstige
factoren van buiten-af, het herstel hier reeds eeni^e
jaren voortschrijdt, stemt hem tot bevrediging en
goede hoop. Zeker, tevreden daarover kunnen wij zijn
en vooral ook hoopvol. Maar hoe uiterst langzaam is
dit voortschrijden en en hoe ver zijn wij nog van ook
maar eenigszins beteekenend herstel" verwijderd !
Hoeveel schaduw is er nog naast de enkele lichtzijden
van '25. Doch dit is ten stotte een vraag van
waardeering of wel van den hoek, waaruit men de zaak
beziet; in betrekking tot andere landen en tot '24,
of wel absoluut.
Hoe dit zij, wij mogen den heer Heldring heel dank
baar zijn voor deze rede.
Naar zulk een stem is het goed te luisteren, ook
voor de Regeering.