Historisch Archief 1877-1940
No. 2538
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19
WERELDDROOM
door Dr. W. VAN BEMMELEN
teekeningen voor de Groene Amsterdammer"
door Is. van Mens)
(Slot)
Alles wat er in mij woelt, mijn idealen en illusies,
Tnijn minnen en haten, mijn overtuiging en twijfel,
mijn edelste en mijn misdadigste neigingen, dat
alles dat zijn jullie; daaruit zijn jullie geformeerd.
Jullie levenservaringen zijn niets anders dan de
mogelijkheden, die zouden kunnen ontstaan
tusschen al die tegenstrijdige driften, die in mij
heerschen..... En waarom zou ik aan de
menschheid, die mij tenslotte toch vijandig is, mijn ziel
vol tweespalt bloot leggen? Waarom zou ik haar
openbaren mijn rampzalige twijfelingen? Waarom
haar verraden mijn verderfelijke, ja mijn misda
dige neigingen?.... Neen, en nogmaals neen!!"
vervolgde hij wild verdwijnen moeten jullie,
wegzinken in den afgrond der volslagen vergetel
heid l!"
Nooit!! Wij willen verder leven ! !" riep even
hartstochtelijk Walter, terwijl hij zich naast
Maria voor Rudolf plaatste. En ook de spotter
verhief zich uit zijn stoel en zei met nijdige stem:
,,Blijven zullen we !"
Neen, duizendmaal neen !!" stootte Rudolf uit.
.,, Ijdele verbeelding zijn jullie ! Waan is je wezen
heid. Jullie bestaan is onwerkelijkheid. Oa weg!
Vervluchtig in niets!!" En met een armzwaai
wilde hij het drietal als wegvagen.
Maar ze kwamen dichterbij en riepen met drukke
gebaren tot . em: Wij leven en wij willen blijven
leven!"
Neen! !!" brulde Rudolf, die razend werd
.?leege levenloosheden. zijn jullie en verdwijnen
moet je ! l!"
Maar de drie gasten drongen op hem aan' en
grepen hem bij de schouders, hem toeschreeuwend,
dat ze wel degelijk leefden en wilden blijven
leven.
Halt! J laat van hem af!" klonk plotseling
een zware stem boven het geschreeuw uit.
Dadelijk zwegen ze allen en keken verbaasd
?om naar den onverwachten spreker. Rudolf
zag, dat het een man met een witte baard was,
yn ditmaal behoefde hij niet lang te raden, wie
?daar stond. Dadelijk herkende hij Sebastiaan,
Walter's leermeester.
Wat wil je?" vraagt hij hem barsch.
Wat ik wil?" antwoordt de oude man lang
zaam en met nadruk, wel ulieder twist be
slechten."
En hoe dan?" vraagt de heer des] huizes op
.schamperen toon.
Door u duidelijk te maken, dat wij geen
leegheden, geen waan, noch onwezenlijkheden zijn,
geen ijle spooksels, maar even goed levend zijn
als gij zelf; zij het ook, dat ons leven van 'n ander
soort is Gij kunt ons niet wegvagen uit deze
wereld; gij hebt recht noch macht daartoe, want
....zelf zijt gij evenzoo verbeelding ! Heel uw
stoffelijke wereld is slechts een aanblik, dien de
geestelijke wereld u aanbiedt, en in die geestelijke
wereld bestaan wij even goed als gijzelf. ??In haar
zijn wij inderdaad uw zonen en dochters, uw
werkelijk kroost. Maar als gij ons kinderen der
verbeelding noemt, weet dan dat ook gij verbeel
ding zijt, gij met heel de wereld waarin gij leeft:
Verbeelding, ontstaan in een droom ! "
Kijk op!" ging hij voort. Kijk, en ik zal u
laten zien, hoe gij niets anders zijt dan een
Godsdroom" en het zeggende draaide hij zich om en
wees naar den hemel.
Rudolf volgde met zijn blikken de wijzende
hand en mede met hem keken opwaarts de twee
gelieven en Sybrand. En allen zagen hoe de
maan, die hoog aan het lichtgewelf was gestegen
midden doorspleet, en tegelijk met haar de geheele
metalen hemelkoepel, van kim tot kim. Naar
Oost en West schoven de beide helften geluidloos
viit elkaar en zichtbaar werden goddelijke spheeren,
die wegglansden tot in gouden oneindigheden.
Midden in die stralende glorie zagen zij een
reuzengestalte op een troon gezeten. Het lioofd
steunende op den arm, de oogen gesloten.
Zie!" hoorde Rudolf zich door den leermeester
toevoegen Zie, de Godheid droomt en wat zij
?droomt, dat is uw wereld."
Ontstellend begrijpen en verrukking over den
aanblik doortrilden hem met machtige ontroering.
Ademloos bleef hij staren naar het hemelsche tafe
reel, dat hem de wereld openbaarde als een
goddelijk droomvizioen.
Droomverbeelding", en het was weer de leer
meester, die sprak, zijt ook gij en heel uw zijn en
denken. En evenzoo uwe verbeeldingen.
Zoo zijn wij allen hier verbeelding."
Hierop zweeg Sebastiaan, de oude leermeester,
en in roerloosheid bleven zij allen omhoog staren.
Verbeelding zij het" zoo verbrak Rudolf het
stilzwijgen, maar verbeelding in een goddelijken
droom, ontsproten in 'n goddelijk brein, gegroeid
als 'n loot aan den steeds verder zich vertakkenden
boom van den goddelijken gedachtenloop.?Echter,
gegroeid in een droom ! Ongebonden dus als
droomgedachten zijn. Wel is waar geboren in
het goddelijke hoofd, maar dadelijk daarna zich
onafhankelijk gebarend en zich keerend tegen den
droomer. ??Eigen leven veroverend, oproerig
zich verheffend tegen den droomenden vader,
zooals de droomvizioenen den slaper verschrikken."
Maar die eveneens vermogen htm op te voeren
tot de hoogste verrukking!" viel de grijsaard
hem in de reden.
Ja Sebastiaan", vervolgde de eerste ik be
grijp het, van goddelijken oorsprong is onze wereld,
want een god kan niet anders dan goddelijke ge
dachten droomen, maar elke gedachte staat na haar
droomgeboorte zelfstandig tegenover haar oor
sprong en zoo zijn wij menschen, en zoo is de wereld
wel een droomverbeelding, maar niettemin vrije
werkelijkheid."
Dan" en zijn stem ging over in mompelen
dan zijn jullie, mijn gasten hier, verbeelding van
verbeelding en toch onafhankelijke werkelijkheid;
menschelijke verbeelding en toch van goddelijken
oorsprong."
Hij zweeg, geheel weer opgaande in den alles tot
zich trekkenden aanblik der slapende godheid,
die droomde de wereld met heel haar oneindige
veelheid van wezen en gebeuren,met haar eindeloozc
opvolging van oorzaak en gevolg, haar klinkende
gamma's, die telkens opgingen van ellende tot
geluk en weer daalden van geluk tot ellende.
De wereld met haar ontelbare tegenstrijdigheden,
en alles verbindende samenwerkingen; de wereld
vol vlammen, die verwarmden door liefde en ver
teerden door haat, die verlichtten door wijsheid
en verduisterden door den rook der dwaasheid.
.... Lang bleven zij allen in zwijgende aanschou
wing, tot zij eindelijk zagen, dat een glimlach de
lippen van den goddelijken droomer zachtkens
plooide.
Zou het de schoonheid zijn, die hij droomt?"
vroeg Walter.
Of de liefde", zei Maria fluisterend tot hem.
Maar die zijn toch n, mijn liefste !" kreeg zij
met een handdruk ten antwoord.
Spoedig echter ontwaarden zij, hoe de glimlach
op de lippen wegstierf en 'n smartelijke trek zich
over het slapende aangezicht uitbreidde.
't Kon niet uitblijven" hoorde ze Sybrand's
spottende stem zeggen.
Maar mijn meester," vroeg eindelijk Walter,
hoe lang zal de droom nog duren? Zal de goddelij
ke slaper niet spoedig ontwaken? En hoe dan?"
Dan", antwoordde de oude leermeester en zijn
stem verhief zich als die van den priester, die het
orakel verkondigt dan zal onze wereld in het
Niets zich oplossen !"
Een rilling doorhuiverde Rudolf en hij zag hoe
ook de beide geliefden elkaar angstig aankeken.
En hoe lang zal hij nog slapen?" vroeg de
jonge vrouw met bevende stem.
Ik weet het niet," krijgt zij ten antwoord,
maar lang zal het niet meer duren. Want zie, hoe
't nu niet meer smart, maar angst is, die zijn
slapend gelaat weerspiegelt. Het moet wel 'n
schrikwekkende droom zijn die door zijn goden
brein woelt! Zie, ontzetting vaart door zijn
trekken.... hij richt zich op, ontworstelt zich
aan zijn vreeselijk droomvizioen, .... zijn
oogen willen zich openen....
O, God ! ! Hij ontwaakt!" gilt Maria en
tegelijkertijd verzinkt alles in zwarte duisternis.
Rudolf kijkt als verdwaasd om zich heen en
ziet een woelige zee; zwart met witte koppen.
'n Grauw zwerk hangt zwaar over de wijde
watervlakte, waarover krijschende meeuwen in
groote kringen heenschercn. 'n Somber licht,
dat nergens vandaan schijnt te komen, verraadt
den komenden dag.
N.v.v/HF.VANDERHEIDE
HILVERSUM
'SQRAVELANDSCHEWEO. TEL. 1150.
VRAAGT U EENS TEEKENINGEN
EN PRIJSOPGAAF VOOR HET
SMAAKVOL INRICHTEN VAN
uw LANDHUIS OF VILLA.
BEKNOPT PROSPECTUS FRANCO.
Ue lamp op de tafel maakt nog enkele stuip
trekkingen en dooft uit.
Kil is het geworden en de bewoner van het huis
rilt, wat hem tot zicli zelven doet komen.
Hij ziet weer zijn naaste omgeving, de leege
stoelen, de tafel, waarop de glazen en de
wijnkaraffen staan.
Vóór hem ziet hij ook liggen het schrijfboek. ?
En als zijn oogen zich daarop vestigen, ontwaart hij
dat de bladen niet meer leeg zijn, maar dicht
bedekt met zijn eigen handschrift.
Het verhaal was toch geschreven !
f INDISCHE GLIMWORMPJES
Geïmporteerd door H. VEERSEMA
|, |j*3 N i e u w e reeks
DL; INLANDSCHE BEGRAFENIS
Op den zonnigen weg nadert met snelle passen
een kleine stoet. Van verre kunt ge nog niet
goed opmaken, waarom z.ij zoo eendrachtig en
on-Inlandsch twee aan twee loopen, maar dichterbij
gekomen komt er teekening in den stoet. Vier
'of zes Inlanders dragen een langwerpig smal
voorwerp op de schouders en een loopt er aan
het achtereinde naast en houdt een geopende
pajong erboven ter bescherming tegen de zonne
stralen. Daarachter loopen twee aan twee, ook we!
slordig dooreen, kamponggenooten, doch nooit
vrouwen en dan een paar lieden die attributen
dragen voor het graven van een graf eri voor
het plaatsen op dat graf van een merkteeken,
een plaat, een houten opstand.
f. Het is een Inlandsche begrafenis en /.ij toont
duidelijk, dat de/e menschen niet treuren over hun
afgestorvene, zooals wij dat plegen. Zij loopen
meestal in drukken kout, en wat zij zelden doen:
zij hebben den pas erin.
Hoe vreemd en ongewoon de/.e stoet den vreem
deling ook aandoet en hoe zonderling het lijkt
van de voorgalerij af te kijken, omdat de aandacht
getrokken is door een aantal druk pratende
Inlanders en dan een begrafenisstoet te ontdekken.
toch zit ook in deze begrafenis tragiek. Daar is
allereerst die man met de pajong boven de plaats,
waar het hoofd van de doode rust. Welk een zorg,
welk een bijna lachwekkende zorg, een doode te
beschermen tegen de zonnestralen! En de ernst,
waarmee hij voortstapt! Eigenlijk is hij de eenige
ernstige, die zich bewust is van zijn verheven taak:
den doode naar de laatste rustplaats te brengen
zonder hem of haar last te doen hebben van de
zon.
En dan die menschen met de graf-attributen:
zij maken het maar in eenen klaar: het graf open
leggen, het heuveltje opwerpen er overheen, de
versiering of de aanwijzing erboven op zetten.
En dan na een laatsten blik terug naar de kampong;
wat zullen zij langer vertoeven bij de dooden?
hun plaats is bij de k-venden.
En iri de kampotig begint de slametan, het
doodenmaal; nadat de hadji zijn gebeden heeft
opgedreund en allen gezamenlijk de formules hebben
nagepreveld, begint Het maal. Zijn niet alle men
schen gelijk? Zouden Oost en West elkaar hierin niet
ontmoeten, in het begrafenismaal en in de
godsdienstplechtigheid?
O1.OO
TABAK
f o.» s
EN