De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 23 januari pagina 4

23 januari 1926 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2538 DE ARBEIDERSBEWEGING EN DE INTELLECTUEELEN door Dr. W. VAN RAVESTEYN OOKTFRED:JUOESKE ZAND B L AD - SIGAREN 6 enIO ets. VERDEELDHEID IN DE NEDERLANDSCHE VAKBEWEGING. PROF. BONGER'S MEE NING OVER DE OUDE EN DE JONGE LEIDERS. Den len Januari heeft het N.V.V., ons grootste vakverbond, zijn twintigjarig bestaan gevierd. De heer Kupers, secretaris, wijdde aan die gebeurtenis een artikel in De Vakbeweging", het tijdschrift van het Verbond, en constateerde daar, dat in die twintig jarige periode uit een machtelooze, in zichzelf hopeloos verdeelde vakbeweging, een organisatie (is) gegroeid, Welke zich met elke vakbeweging in het buitenland, wat haar invloed en strijdvaardigheid betreft, kan meten". Stout beweren inderdaad, voor wie niet alleen, zooals Wij kort geleden in de kolommen van dit Weekblad deden, de Nederlandsche cijfers die de beteekenis en.... de hopelooze verdeeldheid der Nederlandsche vakbeweging doen spreken, in 't oog vat, maar ook een vergelijking treft met zekere buitenlandsche vakbewegingen, bij name de Britsche, doch ook wel die van kleinere landen als Noorwegen en Denemarken. Den feestredenaar behoort men niet al te zeer op den mond te zien, wanneer hij met of zonder 't glas in de hand zijn plicht vervult aan den feestelijken disch of op het versierde podium. Minder aan genaam is het, Wanneer Wij ook den feestschrijver in een jubileumsartikel op uitlatingen betrappen, die den blik der strenge historische Muze moeilijk verdragen, zooals met het artikel van dezen heer Kupers in de jongste aflevering van zijn tijdschrift 't geval is. Maar ten slotte vergeeft men den feestelijk gestemde ook schriftelijke overdrijvingen, mis vattingen en ver-buigingen van de historische feiten lichter dan anders. En zoo laten wij 't blauw-blauw, ?dat een der bekendste woord- en penvoerders van -de grootste vakbeweging in ons land ook bij deze plechtige gelegenheid niet heel veel anders ten beste weet te geven dan de gewone, soep zouden wij haast ?zoowaar geschreven hebben, niet bedenkende, dat ?deze kostelijke spijze volgens de Nederlandsche volks uiting naar de meening van ons volk een niet erg Waardevol voedsel schijnt te zijn. Een soep namelijk van bevrediging over het feit, dat wij 't al zoo heerlijk ver gebracht hebben, gekruid met historie-bladen van twijfelachtige qualiteit. Het toeval heeft nu echter gewild, dat bijna gelijk tijdig met deze feestelijke gebeurtenis een niet minder ?bekend voorman uit de sociaal-democratie een rede heeft gehouden, waarvan het volledig verslag is «opgenomen in de December-aflevering van de Soc. 'Gids, een rede, waaruit in ieder geval n ding duidelijk op den voorgrond treedt, namelijk, dat de schrijver minder tevreden, ja dat hij op een bepaald chapiter zelfs lichtelijk ongerust is omtrent den toestand der beweging, waarvan hij deel uitmaakt, en haar toekomst. De spreker-schrijver in kwestie is niet de eerste de beste, hoewel slechts een intellectueel. Het is niet minder dan Prof. Mr. W. A. Bonger, leider van het Wetenschappelijk maandschrift der Nederlandsche sociaaldemocratie, sinds jaar en dag beroemd socioloog en criminoloog en die in de S. D. A. P. een invloedrijke plaats inneemt als theoreticus en penvoerder van het reformistisch socialisme, al voert dit nog altijd bij Wijze van versiering een klein rood vlaggetje met den naam Marx in een hoekje aan de achterplecht. Prof. Bonger dan, om kort te gaan, is heelemaal niet zoo optimistisch gestemd omtrent de toekomst der arbeidersbeweging in 't algemeen, waaronder hij alleen en uitsluitend verstaat de moderne vakbe weging en de S.D.A.P., althans wat betreft een factor, die hem voor de toekomst van beslissende beteekenis voorkomt: den toevloed van wat hij intellectueele elementen, alias hoofdarbeiders noemt, als voor mannen en leiders. En in zijn rede voor de SociaalDemocratische Studenten-club te Amsterdam op 28 Oct. gehouden, heeft hij zichzelf daarvan reken schap en zijn hoorders begrip trachten te geven. Prof. Bonger liet zich bij die gelegenheid o.m. als volgt uit. Na gewezen te hebben op de rol, die de zoogen. intellectueelen tot nog toe in de arbeidersbeweging hebben vervuld, vroeg hij: Zullen in de toekomst de intellectueelen nog een belangrijke plaats innemen in de arbeiders-beweging? En hij beantwoordde die vraag met de meening, dat dit, indien er geen nieuwe toestrooming uit de jeugdige intellectueelen komt, geheel anders dreigt te worden.Wij' zeggen dreigt, omdat Prof. B. daarin een groot gevaar ziet voor vervlakking, en ook, omdat de sodaaldemokratie, naarmate zij maatschappelijk en politiek meer gaat beteekenen, steeds grooter behoefte krijgt aan bekwame menschen" met een intellectueele scholing. De toevloed daarvan echter uit de rijen der intellectueelen en hoofdarbeiders is in de laatste jaren steeds minder geworden en anderzijds, ziet hij uit de rijen der handarbeiders niet genoegzaam krachten voort komen om dit intellect te vervangen, terwijl hij ook, zij 't ook op delicate wijze, twijfel uit omtrent de vraag of de jongere leiders, in de laatste 10, 20 jaar naar voren gekomen uit de handarbeidersklasse, Wel van dezelfde kwaliteit zijn als de ouderen, uit die zelfde milieus afkomstig. M.a.w., zonder ze te noemen, trekt Prof. Bonger een vergelijking tusschen de Stenhuizen, de Kupers etc. eenerzijds, de Vliegen's, Schaper's andererzijds, met het resultaat, dat hij de eersten niet gelijkwaardig acht aan de laatsten. En, kort gezegd, hij verwacht in de naaste toekomst nog minder allooi. Zijn conclusie is dan ook deze: Het zooeven gezegde maakt mij in het geheel niet zoo optimistisch voor de toekomst. Ik vind het een hoogst ernstige zaak voor de arbeidersbeweging. Kwantitatief zijn de perspectieven schitterend, kwalitatief m.i. onzeker. Ik vrees voor een zekere vervlakking. Ik vrees voor het opkomen alleen voor onmiddellijk materieele belangen en andere dingen, die het meest voor de hand liggen". Nog iets verder laat hij zich als volgt uit, na gewezen te hebben op den snellen, z.i. te snellen materieelen vooruitgang der arbeidersklasse, een vooruitgang, die zoo vlug in zijn werk is gegaan dat de geestelijke er zich niet bij heef t kunnen aanpassen: ,,Nu heeft echter het noodlot gewild, dat er onder de sociaaldemocraten sommige menschen waren dat zijn dezelfden die zeiden: de handarbeiders kunnen het in het vervolg wel heelemaal alleen die van de situatie niets begrepen hebben. Dat zijn de menschen, die door het plotseling omhoog voeren door de toevallige maatschappelijke omstandigheden een beetje over 't paard getild zijn; er ontstond bij hen zoo iets (niet op materieel gebied) van een O.W.stemming, zoo iets van Wir haben es so herrlich weit gebracht". Dat zijn de kringen, waarin een diepe verachting voor de intellectueelen" in dezen tijd aan wezig is. Dat zijn degenen, van wie men nu nog elk oogenblik kan lezen, dat eigenlijk alle intellectueelen ontaard, gedegenereerd zijn, tot ondergang gedoemd. Er zijn inderdaad op het oogenblik sociaal-demo craten die meenen, dat de sociaal-democratie al een nieuwe cultuur heeft gebracht of er dicht bij is het te doen. Dat is m.i. een zware overdrijving". Tegen wien of wie polemiseert de heer B. hier eigenlijk zonder namen te noemen? Is het vermoeden te stout, dat hij de Stenhuizen en Kupers hier in 't vizier heeft? Doch, hoe dit zij, er blijkt in ieder geval uit, dat deze reformistische voorman en theoreticus in 't geheel niet in geestelijken zin dan O.W.-erig gestemd is, gelijk hij, trouwens terecht, van zoovele zijner partijgenooten en geestverwanten constateert, de stemming, die Wij in het jubileums-artikel des hecrcn Kupers o.a. zoo duidelijk aantroffen. Ja, hier hebben wij nu eens een reformistischen intellectueel en nog wel een van de bovenste plank, beroemd om zijn tournooien tegen de ultra's" van het Marxisme als Saks, de Nieuwe-Tijders en de Tribunisten die, rara avis, nietof althans meer bezield is met dien geest van optimisme welke sinds jaren en al lang voor den oorlog, de groote reformis tische of revisionitische stroomingen in de arbeiders beweging doordrong, ja haar wezenlijk karakter bepaalde. Die gezindheid Prof. B. heeft daar gelijk in beheerscht nog heden ten dage ondanks de ontzaglijke wereldgebetirtenissen der laatste 10 jaar het denken en het voorstellingscomplex van groote kringen, vooral ook voormannen der moderne en sociaal-democratische beweging. Hij begint echter, onder den invloed van de depressie en stagnatie op politiek en economisch gebied der laatste jaren, hoe langer hoe meer te wijken. Bij mannen als Fimmen, gelijk bij de Britsche extremisten is er reeds geen spoor meer van over. Merkwaardig mag het heeten, dat thans ook van beproefd, ja radicaal-reformistischen kant als Prof. B. ongetwijfeld representeert, zoo zwartgallige uitlatingen komen. Prof. B. is meer een emotioneele dan een streng wetenschappelijke geest. Zijn polemieken tegen de Marxisten, de Tribunisten, het Bolsjewisme leggen daar sinds jaren en haast op iedere bladzijde ge tuigenis van af. Zoo moet men ook deze zijn rede niet te zeer onder de kritische en logische loupe, laat staan onder het microscoop der Wetenschappelijke analyse plaatsen. Zij is meer een hartekreet eenerzijds, een gemoedelijk praatje overigens gewijd aan het moeilijke, inge wikkelde en zoo vaak reeds op oneindig hooger plan, o.a. door de Oostenrijksche Marxisten, door Mevrouw H. Roland Holst en Dr. Pannekoek ten onzent, door Russische Marxisten behandelde moeielijke en inge wikkelde onderwerp: de verhouding van arbeiders beweging en wat men dan onder een vaag en moeilijk te omschrijven begrip samenvat als intellectueelen". Prof. B. laat zich door zijn gemoed en zijn stemming zelfs zoover meesleepen, dat hij tot uitspraken komt, die, consequent doorgedacht, aan de mogelijkheid van redding onzer beschaving, en dus ook van de arbeidersbeweging en het door haar op cultureel gebied bereikte, moeten doen twijfelen. Zoo waar hij, zoo langs zijn neus weg, zegt, dat de geestelijke teruggang (in onzen tijd) een algemeen maatschappe lijk verschijnsel" is, geldende niet alleen voor de handarbeidersklasse, maar voor alle klassen. Of, waar hij op het slot van zijn voordracht, op Amerika wijst als een waarschuwend voorbeeld, een land, waar de traditie van vroegere beschaving niet bestaat, en dat toont, wat er van een land wordt, dat alleen gedreven wordt door materieele belangen". Prof. B. is, hij erkent het zelf, een idealist en hij verlangt, dat de jonge intellectueelen zich uit idealisme en niet om materieele goederen bij de arbeidersbeweging voegen. De jonge intellectueelen echter hebben in dezen tijd wat beters te doen, dan uit idealistische over wegingen naar de arbeiders te loopen. Zij voelen meer voor de onmiddellijke realiteiten en, misschien, voor de reactie. De toekomst zal leeren, of de ar beidersbeweging, gelijk Prof. B. voorziet, daar nadeel van zal ondervinden. Vraagt steeds VAN OUDS HET BESTE MERK NIEUWE UITGAVEN VOORLOOPERTJE VAN ONS NEDERl.ANDSCH. Vol ledige spelling- en stehnethode voor de Christelijke scholen, lager en uitgebreid Lager Onderwijs door D. Wouters, W. G. van de Hulst en A. L. van Hulzen. Geïllustreerd; in schrijfletters. Uitgave van P. Noordhoff te Groningen. ONS NEDERLANDSCH. Volledige spelling- en stels methode voor Lager en Uitgebreid Lager Ondenvijdoor D. Wouters, W. G. van de Hulst en A. L. van Hulzen. In schrijfletters. Deel A en B, derde druk. Uitgave van P. Noordhoff te Groningen. Gedigte van A. D. KEET. Vierde druk. Uitgave Swets en Zeitlinger in Amsterdam. LAAT UWE CENTRALE VERWARMING EN BIJKOMENDE INSTALL ATI t S AANLEGGEN DOOR DEKOH.FABR.F.W.BRAAT-DEIFT aar Me.LISSONE. het CARNAVAL te NICE 8 FEBR* TUNIS 8 FEBR. SPANJE 2 MAART ITALIË, PARIJS, WINTERSPORT, RIVIÈRA, NOORD-ITALIË, ITAL. MEREN, ENZ. S'fif' N.V. LISSONE & ZOON'S Reisbureau Leidschestraat 5 ~ AMSTERDAM ~ Dam 10

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl