De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 30 januari pagina 17

30 januari 1926 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

No. 2539 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 17 PADOX HOUTBOUW Houten Scholen, Winkels, Directiekeeten Levering in kortent ijd. Fabrieken Warmond DE ZUINIGE KEUKENMEID door ALIDA ZEVENBOOM Aal! Ja, mevrouw? Aal, We krijgen van middag een gast. ? Ja, mevrouw. ' Een heel bizondere gast, voor wie je wat lekkers moet klaar maken. Waar houdt meneer van? Maak een lekkere schuimtaart, Aal, met chocolade-vla. Hij is dol op zoet. ? Best, mevrouw. Ik heb een schuimtaart met chcoladevla gemaakt, zooals ze er in heel Amster dam geen maken kunnen. Dat is geen grootspraak. Ik bracht hem zelf binnen en ik zag met n oog aan de oogen van den gast dat hij goed was. De taart, bedoel ik. Ik kon eerst dien kleinen meneer maar niet thuis brengen, hoewel ik er op zweren kon dat ik zijn groote snor al eens eerder gezien had. Hij schelde heel bescheiden aan en vroeg heel be scheiden of de familie thuis was. Dat beviel me al direct. Gewoonlijk maken :ze op de stoep al zooveel wind, dat al de meisjes uit de buurt den volgenden dag vragen wie er nu weer bij mevrouw op bezoek is geweest. Maar hij kwam zoo ongemerkt dat hij er al stuud vóór ik er verdacht op was. En hij was zoo binnen en veegden zijn voeten netjes op de mat. Dat vergeten tegenwoordig ook de meesten. Het personeel is er goed voor, denken ze. En dat zijn juist de ergste democraten, zegt domme de Graaf. Ik nam zijn pels aan. Een heeknette pels, zonder n motgaatje. Waar vind je dat in dezen tijd? Zelfs de pels van meneer Theo.... Alles was klein maar rein bij hem. En met kleine stapjes ging hij de marmeren trap op. Als een muisje, had ik bijna gezegd. Mevrouw kwam hem al te gemoet en de begroeting was hartelijk, levendig. Ik dacht een oogenblik dat hij haar een zoen op haar hand zou geven, zoo netjes ging hij er voor in de positie staan, maar het bleef bij een warmen handdruk, net als bij meneer. Eindelijk ! hoorde ik meneer zeggen. Ja, eindelijk, zei hij. En eigenlijk nog onverwachts.... Zie je, dat is nu het goede als je tusschen de partijen staat. Minzaam met rechts en vriendelijk met links en gemoedelijk met het midden en niet te veel naar achteren kijken. En je vooral nooit op den voor grond plaatsen, zei mevrouw, om ook een duit in het zakje tejgooien. E. J. Van Schaick M A K E;L A'A.R "'"" """"* Korte Jansstraat 25bis Utrecht WONINGBUREAU Assuranties Telefoon 125 De heeren lachten. U denkt zeker aan Pieter Hendrik Marchant? vroeg de kleine, dien ik nu onwillekeurig vergeleek met een prentje dat ik eens van Napoleon gezien had. Er stond onder De kleine Korporaal". Ja, dit was de kleine korporaal, in zijn nét-zittend jacketje en zijn keurig gestreept broekje. Gek, maar ik had het in eens voorzien op dat mannetje. Wat gaat hij tegen je te keer, zei meneer. Ja, het is niet prettig voor hem, zei de kleine korporaal. Dit was de kans van zijn leven, maar ziet u kans cm om het nationale wiel een band te leggen, waarvan het eene einde Stenhuis is en het andere van Wijnbergen? Hij spreekt als een boek, mijn kleine Napoleon, dacht ik en ik zette de bon bons voor hem neer. Hij smikkelde er lekker van. Dat moet een goed mensch zijn, zei ik bij mij zelf, want slechte rrunschen lusten geen zoet. Dat moet ik mevrcuw ter eere na geven snoepen doet ze nooit. En de sociaal-democraten zijn niet onvriendelijk, zei meneer. Hij lachte achter zijn breede snor. Waarop meneer ook lachte. Waarom heb ik niet begrepen. Schiet u al op? vroeg mevrouw, onderwijl ik in het zijkamertje bezig was met de thee. Dat is ook zoo iets ze schenkt zelf nooit thee. Och, och, wat was dat anders bij mevrouw zaliger. Als die achter het theeblad ging zitten, was het net een kloek. Maar kom daar nu eens om. En ze dronken ook 's mid dags geen thee maar een zoet slokje. Dat was wel zoo gezond en goed voor de zenuwen. ^ Het begint al aardig, hoorde ik hem zeggen en hij streek met den boven kant van zijn hand langs zijn snor. Nu lusten er een heele boel in eens van Karnebeek niet meer en waar haal ik zoo gauw een ander vandaan? Loudon zit veel te lekker in Parijs en verder is er niets. ... En Weet je wat vooral een groote moeilijkheid is waar moet ik mee beginnen: met het ei of met de kip? Moet ik eerst een program hebben of eerst de ministers? Want maak ik eerst een program, dan lusten mijn ministers me misschien niet en maak ik eerst ministers dan lust ik hun program allicht niet. Maar waarom is u niet rustig Gedeputeerde gebleven? vroeg mevrouw, wat ik nog al astrant vond. -?'s Landsbelang, mevrouwtje,zei hij. En nijt anders. Al zal straks Hendrik Pieter of een andere goede vriend, wat vriendelijkers zeggen. Want wat is het groote gevaar voor ons land? De kloof tusschen Links en Rechts ! Die moet overbrugd worden. Wil u Wel gelooven dat ik als Gedeputeerde in een rechtscn college soms niet meer Weet of ik rechts of links ben? En hoe dikwijls heb ik me niet afgevraagd als ik gestemd had: is dat nu links of rechts? Zoo moet het worden, meneer eu mevrouw ! Dat niemand meer weet of hij rechts of links is. Bij een heele boel liberalen en katho lieken is dat al het geval. Laat u mij een paar jaartjes begaan en het zal ze allemaal duizelen. Zelfs de rooden zullen er een hooi- en een stroo-been op na gaan houden om zich naar rechts of links te kunnen orienteeren. Mijn taak is die van den Pacilicator ! (ik heb het moeilijke Woord in mijn zakWoordenboekje opgezocht en ik spel het goed.) Ik geloof in den Volkenbond eu de toenadering der volken. Ik geloof ook aan de toenadering der partijen. En daarom zal ik voor den dag komen met een ministerie waarvan niemand Weet of het rechts of links is. Het zal als een regenboog zijn. De Regenboog na den Zondvloed der splijtzvvam ! Ik had zoo geluisterd dat ik naast het kopje schonk, wat me een lief woordje van mevrouw kostte, maar ik zag hem in mijn gedachten staan onder den regenboog, de kleine korporaal, en hij was groot ! Ik geloof dat liet ministerie al lang in elkaar zit. Als het nu al bekend gemaakt werd, zou het net zijn of het alles al met meneer de Visser bekonkeld was. Ik Weet meer, maar Alida kan zwijgen. En twee zilverbonnen als fooi. En een vriendelijk woord, dat een tientje waard was. Als het lukt, vraag ik een colkctrictschap van de Staatsloterij aan hem. Hij zal het niet weigeren, ^_ UIT HET KLADSCHRIFT VAN JANTJE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl