De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 30 januari pagina 2

30 januari 1926 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2539 HET MODERNE IMPERIALISME door Prof. Dr. H. BRUGMANS EEN Z4LVEREN JUBILEUM DOOR J. ODERWALD Een objectieve uiteenzetting, HET woord imperialisme is even nieuw als de zaak oud is. In onze dagen is het woord, dat natuurlijk nternationaal is, door geschiedschrijvers als Schumpeter en vooral Friedjung in gebruik gekomen. Maar in algemeen gebruik is het eerst gekomen door de scherpe kritiek, die door de sociaal-democraten van alle gading en van alle natie is uitgeoefend op de praktijk en op het stelsel, ook op de geestesgesteld heid, die eraan ten grondslag ligt. Door die kritiek heeft het woord burgerrecht gewonnen; door die kritiek ook heeft het dien bitteren bijsmaak gekregen, die er tegenwoordig vrij algemeen aan wordt toe gekend. Intusschen is het imperialisme veel ouder dan dit Woord. Overal waar een imperium is verrezen, zien wij het imperialisme als neiging, als streving, als doel stelling. Want de kracht, die een groot rijk vormde, kan zich niet op een bepaald oogenblik meer intoomen; die kracht blijft bovendien groeien met de mate van haar slagen. Die kracht, wil zij niet in zelfvernietiging te gronde gaan, wil, zal en moet zich uiten; het im perium zal streven naar expansie en zal dat blijven doen, totdat een andere kracht of een combinatie van krachten verdere expansie belet. Kracht is leven en kracht is strijd; zoo zou men kunnen zeggen, dat expansie het leven zelf is. Wat leef t, groeit; wat groeit, strijdt en wil overwinnen. Dat geldt zoowel in de stoffelijke als in de geestelijke wereld; overal is groei; overal is strijd. In dezen zin waren de Assyrische koningen impe rialisten even goed als die van Perzië. En het sterkst geprononceerd imperialistisch was het imperium bij uitnemendheid, het Romeinsche rijk, dat door zijn «expansie tegelijk zijn historische roeping kreeg te ver vullen. Zoo werd het imperium romanum zoowel de politieke organisatie als de beschavingseenheid der toenmalige menschheid. Wij zullen ons tot deze voorbeelden uit de oudheid beperken, maar meteen «constateeren, dat ook de latere geschiedenis vol is van voorbeelden van imperialisme. Waarop dat oude -imperialisme rust, is moeilijk te zeggen. Ongetwijfeld TEijn daarbij zeer primitieve menschelijke instincten in het spel: roofzucht, hebzucht, heerschzucht, een haast historische climax. Maar ook spreken hier ge. voelens van edeler natuur mede: de overtuiging van een hooge beschaving te bezitten en de drang om die beschaving aan anderen te mogen en ook te moeten brengen. Men strijdt niet alleen om den strijd, maar ook om de overwinning, en vooral om den prijs der overwinning. Wat een lagere hartstocht was, kan een hoogere roeping Worden. Dat is het imperialisme, dat de Romeinen kenden. Dat is het Wat hun kracht gaf tot strijd, tot nederlaag even goed als tot overwinning. Het is dat imperialis me, dat zegevierde over alles en allen en dat op zich zelf weer een kracht Werd ter zege. Dat imperialisme imponeerde de overwonnenen zoo, dat zij in hun nederlaag een weldaad, in hun opneming in het groote rijk een vooruitgang op den weg der beschaving zagen. Zoo stond de overwonnen Griek Polybius tegenover het zegepralende Rome, hoewel hij persoonlijk reden genoeg had zich over de verdrukkers van zijn vader land te beklagen. Maar hij zag de onontkoombare weldaad der geschiedenis en schreef zijn geschiedenis van het Romeinsche rijk om zijn landgenooten en de andere overwonnen volken duidelijk te maken, dat het een gunstig noodlot was, dat aldus over hen had beschikt. Het moderne imperialisme vindt moeilijk zulke geschiedschrijvers als Polybius. Want het heeft in zijn zedelijke rechtvaardiging zeer geleden onder de kritiek, Waarvan wij spraken. Wie tegenwoordig over het im perialisme spreekt, aanvaardt het, verklaart het, maar Wacht zich 'wel er eenig goeds van te zeggen. Eigenlijk is dat historisch ook het beste. Want de historicus behoort uitsluitend naar historische gezichtspunten te o'ordeelen; zijn zedelijk oordeel moge hij hebben, op IN ONS HOOFDMAGAZIJN DEN HAAG EXPOSITIE VAN EEN BUITENGEWONE BELANGRIJKE PARTIJ PERZISCHE TAPIJTEN EN KLEEDJES g ZONEM zijn onderzoek en op zijn uitbeelding van het histori sche verleden mag dat geen invloed hebben. Hij heeft de dingen te nemen, zooals ze nu eenmaal zijn; maar hij moet verklaren, hoe ze zoo zijn geworden en Waar om ze zoo zijn. Zoo heeft ook de heer Bartstra zijn geschiedenis van het moderne imperialisme opgevat. Hij denkt er niet gunstig van blijkens enkele uitingen, die hij zich hier en daar laat ontvallen. Maar zijn uiteenzetting is zoo objectief als men bij het onderzoek van zoo recente gebeurtenissen maar zou kunnen wenschen. Wie zich aan de beschrijving van zoo tiiteenloopende en soms door elkander warrende verhoudingen en gebeurtenis sen zet als de tegenwoordige geschiedenis te zien geeft, moet het hoofd wel heel koel houden, wil hij niet den draad verliezen in dit politieke labyrinth, dat de wereld heet. Daarmede is reeds n belangrijke factor der objectiviteit gewonnen. Als daarbij dan nog historisch inzicht en een voorzichtige kritiek komen, zijn alle waarborgen verkregen voor een geschied schrijving, die ten volle vertrouwen verdient. Om daarvan een voorbeeld te geven, men zou tevergeefs doen met na te vorschen, aan welke zijde de heer Bartstra in het groote conflict komt te staan. Er is bij hem van pro-dit of pro-dat geen sprake. Hij neemt een standpunt in boven de strijdende partijen en kan daardoor het geheel duidelijk overzien. Een andere methode om een aan verwikkelingen en conflicten zoo rijke periode als de onze te overzien en te beschrijven, is er niet. Door deze methode toe te passen, is het den heer Bartstra gelukt eenheid te brengen in de veelvuldigheid, lijn in de tegenstellingen, richting in de kronkelpaden der historie. Zoo wordt alles tot een geheel en dat geheel wordt overzichtelijk. Zoo heel gemakkelijk is dat natuurlijk niet geweest. Dat is ook hier en daar aan den tekst wel te bespeuren. Er zijn bladzijden in dit boek, die men wel grondig moet doorlezen om den samenhang der dingen te begrijpen. En wie wat oppervlakkig op de hoogte is, zal dikwijls den draad zich voelen ontglippen. Daar komt nog bij, dat de heer Bartstra soms zijn pen niet geheel meester is; hij laat zijn zinnen dan maar loopen, zooals zij willen, zoodat er moeilijk leesbare pericopen zijn blijven staan. Een geschiedkundig werk behoeft geen muziek te zijn om van het blad te spelen, maar van oudsher geldt in de historie de eisch, dat men den lezer moet tegemoet komen. Dat geschiedt in dit boek niet altijd. Er is nog een andere opmerking te maken. Het boek heeft eigenlijk geen slot; het loopt nergens op uit. De eindpaal 1906 is geen afsluiting. De heer Bartstra geeft daarvan in zijn voorrede de verklaring: de groote Duitsche uitgave ,,Die Politik der Europaischen Kabinette, 1871?1914", waarin de voornaam ste diplomatieke correspondentie wordt gepubliceerd, is slechts tot 1900 gevorderd. Dat is zeker een motief, maar toch geen afdoend motief. Definitieve geschiede nis wordt nu eenmaal niet geschreven en men moet ook in degeschiedenismaaral te dikwijls roeien met de riemen, die men nu eenmaal heeft. En geheel zonder riemen zijn wij na 1900 toch waarlijk ook niet. In ieder geval kan men de wetenschappelijke overtuiging van den heer Bartstra eerbiedigen en toch van oordeel zijn, dat hij met beleid en omzichtigheid verder dan 1906 had kunnen gaan. Nu moet hij toch op tal van plaatsen ook al erkennen, dat onze kennis van de diepere gronden der dingen te kort schiet. Dat daargelaten zouden wij het boek van den lieer Bartstra haast zonder voorbehoud kunnen aanbevelen. Dat zijn meening wel eens afwijkt van de onze, be hoeft geen betoog en bewijst ten slotte ook niets tegen de zijne. In de hoofdpunten heeft hij zeker en stellig het wit getroffen. Wat hij b.v. zegt over de gevaar volle positie van Duitschland, eigenlijk al van 1871 af, lijkt mij volkomen juist, al zal het niet overal zijn en worden erkend. Zoo is er veel meer, dat ik zonder voor behoud zou willen aanvaarden, ook wat hij zegt over het moderne imperialisme. Hier wordt nuance en kleur gebracht in wat vele menschen eentonig grauw lijkt. Hier wordt onderscheid gemaakt tusschen lan den, volken en perioden. Gebroken wordt ook met de gangbare, zelfs populaire voorstelling, alsof het moderne imperialisme eenvoudig de noodwendige consequentie is van het moderne kapitalisme. Inder daad zoo eenvoudig zijn de dingen nu eenmaal niet en de heer Bartstra laat niet na daarop den nadruk te leggen. Zoolang menschen menschen en volken volken blijven, komt men met zulke simpele formules niet veel verder, in geen geval in de geschiedenis. De heer Bartstra heeft ons een boek geschonken over de periode, die door den grooten oorlog bloedig van ons wordt gescheiden. Wie tot verheldering van zijn inzicht van dien tijd meer wil weten, kan bij hem terecht. Hij is een betrouwbare gids in de doolhoven der diplomatie en in de kronkelpaden van het moderne volksleven. Het 25-jarig bestaan der Nederlandsche Vereeniging van Gezagvoerders en Stuurlieden ter Koopvaardij. HET is mij een voorrecht bij het 25-jarig bestaan van de Vereeniging van Nederlandsche Gezag voerders en Stuurlieden ter Koopvaardij een kort woord te wijden aan de bijzondere positie die deze organisatie inneemt in vergelijking met andere vakvereenigingen. Toen de oorspronkelijke Bond van Stuurlieden" werd opgericht, was de oorzaak te zoeken in den wensen om tot verbetering van positie te geraken, een zuiver materieel standpunt wat de Bond met zoovele vakbonden gemeen had. Er zal wel niemand zijn die de gegrondheid daarvan betwijfelde. De veranderingen, welke de aanwending van stoom als beweegkracht heeft veroorzaakt in de verhouding tusschen werkgever en werknemer, zijn daaraan niet vreemd. De positie bij de groote lijnen moge goed zijn geweest, bij de Algemeene Vrachtvaart bleef wel wat te wenschen over. In de eerste plaats was dat aan de Stuurlieden zelf te wijten; de stuurman van het zeilschip wiens werkzaamheden grootendeels op zee werden verricht, had niet altijd de geschiktheid voor het stoomschip. Behalve vele andere wijzigingen werd, daar dit laatste zooveel meer in havens ver toefde, bekwaamheid en tact vereischt om te kunnen omgaan met tnenschen van allerlei kleur- en taaischakeeringen; op het passagiersschip kwam nog daarbij het inachtnemen van goede vormen. Meer dan ecnige andere betrekking werd die van den stuurman geheel anders. Dat deze Vereeniging zich niet alleen 25 jaar kon handhaven, maar ge stadig in bloei toenam, mag men toeschrijven aan het feit dat zij van den aanvang af een Bestuur had, dat zich niet uitsluitend op een materieel standpunt plaatst, maar steeds hare leden er van trachtte te doordringen dat zij de bijzondere positie innemen van werknemers, Wier welvaart slechts verzekerd is, Wanneer zij aan de zijde van hunne werkgevers staan en dezen hunne volle energie geven. Zij zijn immers niet alleen werknemers, maar ook verantwoordelijk voor de goede uitvoering van een groot deel van het Werk. Eerst nadat men hiervan doordrongen is, kan men tot verbeterde toestanden geraken. Dat dit voor het Bestuur niet altijd makkelijk is geweest, ligt voor de hand, maar dat het geslaagd is, Wordt wel bewezen door het feit dat reeds enkele jaren na de oprichting de oorspronkelijke Bond overging in eene Vereeniging van Gezagvoerders en Stuurlieden en dat deze ook alweder vele jaren samenWerkt met de vereenigde machinisten. Zeer zeker iieeft dit de organisatie ook veel krachtiger gemaakt, echter niet om daarvan een verkeerd gebruik te maken, maar meer om een goede samenwerking aan boord te bevorderen, welke in het belang van allen is die tot het schip in betrekking staan. Dit is Wel het eigenaardige verschil met zoovele andere vakvereenigingen en het is te hopen, dat het Bestuur steeds zoodanig standpunt b lijve innemen. De taak is niet makkelijk en niet altijd dankbaar, maar het moet voor het Bestuur eene voldoening geweest zijn toen eenigen tijd geleden eenige moder ne" geesten eene andere richting wcnschten uit te gaan, de Vereeniging zich met eene verpletterende meerderheid daartegen uitsprak. Een daad waarmede de Nederlandsche koopvaardij-officier tegelijk zijn «unstigen roep handhaafde. NIEUWE UITGAVEN KI^HS MiiKKiii-, De Nar. Drama in vier bedrijven. Uitgave van Van Munster's Uitgevers Maatschappij te Amsterdam. Li'DViu HoLHiiiu;, Blijspelen. Uit het Deensch vertaald en van aanteckeningen voorzien door B. A. Meuleman. Met een inleiding over Holberg als blijspeldichter van Dr. J. L. Walch. Uitgave van H. Prakke te Nijmegen. Mr. J. M. VAN SÏII'RIAAN Ltïscius, advocaat te 's-Gravenhage, Karakter. Vijftiende verbeterde druk. 's-Gravenhage, N. V. Boekhandel v.h. W. P. van Smckurn en zoon. 1) J. S. BARTSTRA, Geschiedenis van het moderne imperialisme. Volksuniversiteitsbiblioiheek, Haarlem, De erven F. Bonn, 1925. Kon. Meubeltransport-Maatschappij DE GRUYTER 6 Co. ? ^ s* DEN HAAG ^ ^ ^ AMSTERDAM - ARNHEM Internationale Transporten

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl