Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2539
HET MODERNE IMPERIALISME
door Prof. Dr. H. BRUGMANS
EEN Z4LVEREN JUBILEUM
DOOR J. ODERWALD
Een objectieve uiteenzetting,
HET woord imperialisme is even nieuw als de zaak
oud is. In onze dagen is het woord, dat natuurlijk
nternationaal is, door geschiedschrijvers als
Schumpeter en vooral Friedjung in gebruik gekomen. Maar
in algemeen gebruik is het eerst gekomen door de
scherpe kritiek, die door de sociaal-democraten van
alle gading en van alle natie is uitgeoefend op de
praktijk en op het stelsel, ook op de geestesgesteld
heid, die eraan ten grondslag ligt. Door die kritiek
heeft het woord burgerrecht gewonnen; door die
kritiek ook heeft het dien bitteren bijsmaak gekregen,
die er tegenwoordig vrij algemeen aan wordt toe
gekend.
Intusschen is het imperialisme veel ouder dan dit
Woord. Overal waar een imperium is verrezen, zien
wij het imperialisme als neiging, als streving, als doel
stelling. Want de kracht, die een groot rijk vormde,
kan zich niet op een bepaald oogenblik meer intoomen;
die kracht blijft bovendien groeien met de mate van
haar slagen. Die kracht, wil zij niet in zelfvernietiging
te gronde gaan, wil, zal en moet zich uiten; het im
perium zal streven naar expansie en zal dat blijven
doen, totdat een andere kracht of een combinatie
van krachten verdere expansie belet. Kracht is leven
en kracht is strijd; zoo zou men kunnen zeggen, dat
expansie het leven zelf is. Wat leef t, groeit; wat groeit,
strijdt en wil overwinnen. Dat geldt zoowel in de
stoffelijke als in de geestelijke wereld; overal is groei;
overal is strijd.
In dezen zin waren de Assyrische koningen impe
rialisten even goed als die van Perzië. En het sterkst
geprononceerd imperialistisch was het imperium bij
uitnemendheid, het Romeinsche rijk, dat door zijn
«expansie tegelijk zijn historische roeping kreeg te ver
vullen. Zoo werd het imperium romanum zoowel de
politieke organisatie als de beschavingseenheid der
toenmalige menschheid. Wij zullen ons tot deze
voorbeelden uit de oudheid beperken, maar meteen
«constateeren, dat ook de latere geschiedenis vol is
van voorbeelden van imperialisme. Waarop dat oude
-imperialisme rust, is moeilijk te zeggen. Ongetwijfeld
TEijn daarbij zeer primitieve menschelijke instincten
in het spel: roofzucht, hebzucht, heerschzucht, een
haast historische climax. Maar ook spreken hier
ge. voelens van edeler natuur mede: de overtuiging van
een hooge beschaving te bezitten en de drang om die
beschaving aan anderen te mogen en ook te moeten
brengen. Men strijdt niet alleen om den strijd, maar
ook om de overwinning, en vooral om den prijs der
overwinning. Wat een lagere hartstocht was, kan
een hoogere roeping Worden.
Dat is het imperialisme, dat de Romeinen kenden.
Dat is het Wat hun kracht gaf tot strijd, tot nederlaag
even goed als tot overwinning. Het is dat imperialis
me, dat zegevierde over alles en allen en dat op zich
zelf weer een kracht Werd ter zege. Dat imperialisme
imponeerde de overwonnenen zoo, dat zij in hun
nederlaag een weldaad, in hun opneming in het groote
rijk een vooruitgang op den weg der beschaving zagen.
Zoo stond de overwonnen Griek Polybius tegenover
het zegepralende Rome, hoewel hij persoonlijk reden
genoeg had zich over de verdrukkers van zijn vader
land te beklagen. Maar hij zag de onontkoombare
weldaad der geschiedenis en schreef zijn geschiedenis
van het Romeinsche rijk om zijn landgenooten en de
andere overwonnen volken duidelijk te maken, dat
het een gunstig noodlot was, dat aldus over hen had
beschikt.
Het moderne imperialisme vindt moeilijk zulke
geschiedschrijvers als Polybius. Want het heeft in zijn
zedelijke rechtvaardiging zeer geleden onder de kritiek,
Waarvan wij spraken. Wie tegenwoordig over het im
perialisme spreekt, aanvaardt het, verklaart het, maar
Wacht zich 'wel er eenig goeds van te zeggen. Eigenlijk
is dat historisch ook het beste. Want de historicus
behoort uitsluitend naar historische gezichtspunten te
o'ordeelen; zijn zedelijk oordeel moge hij hebben, op
IN ONS HOOFDMAGAZIJN DEN HAAG
EXPOSITIE
VAN EEN BUITENGEWONE
BELANGRIJKE PARTIJ
PERZISCHE
TAPIJTEN EN KLEEDJES
g ZONEM
zijn onderzoek en op zijn uitbeelding van het histori
sche verleden mag dat geen invloed hebben. Hij heeft
de dingen te nemen, zooals ze nu eenmaal zijn; maar
hij moet verklaren, hoe ze zoo zijn geworden en Waar
om ze zoo zijn.
Zoo heeft ook de heer Bartstra zijn geschiedenis van
het moderne imperialisme opgevat. Hij denkt er niet
gunstig van blijkens enkele uitingen, die hij zich hier
en daar laat ontvallen. Maar zijn uiteenzetting is zoo
objectief als men bij het onderzoek van zoo recente
gebeurtenissen maar zou kunnen wenschen. Wie zich
aan de beschrijving van zoo tiiteenloopende en soms
door elkander warrende verhoudingen en gebeurtenis
sen zet als de tegenwoordige geschiedenis te zien geeft,
moet het hoofd wel heel koel houden, wil hij niet den
draad verliezen in dit politieke labyrinth, dat de
wereld heet. Daarmede is reeds n belangrijke factor
der objectiviteit gewonnen. Als daarbij dan nog
historisch inzicht en een voorzichtige kritiek komen,
zijn alle waarborgen verkregen voor een geschied
schrijving, die ten volle vertrouwen verdient. Om
daarvan een voorbeeld te geven, men zou tevergeefs
doen met na te vorschen, aan welke zijde de heer
Bartstra in het groote conflict komt te staan. Er is
bij hem van pro-dit of pro-dat geen sprake. Hij neemt
een standpunt in boven de strijdende partijen en kan
daardoor het geheel duidelijk overzien.
Een andere methode om een aan verwikkelingen
en conflicten zoo rijke periode als de onze te overzien
en te beschrijven, is er niet. Door deze methode toe te
passen, is het den heer Bartstra gelukt eenheid te
brengen in de veelvuldigheid, lijn in de tegenstellingen,
richting in de kronkelpaden der historie. Zoo wordt
alles tot een geheel en dat geheel wordt overzichtelijk.
Zoo heel gemakkelijk is dat natuurlijk niet geweest.
Dat is ook hier en daar aan den tekst wel te bespeuren.
Er zijn bladzijden in dit boek, die men wel grondig
moet doorlezen om den samenhang der dingen te
begrijpen. En wie wat oppervlakkig op de hoogte is,
zal dikwijls den draad zich voelen ontglippen. Daar
komt nog bij, dat de heer Bartstra soms zijn pen niet
geheel meester is; hij laat zijn zinnen dan maar loopen,
zooals zij willen, zoodat er moeilijk leesbare pericopen
zijn blijven staan. Een geschiedkundig werk behoeft
geen muziek te zijn om van het blad te spelen, maar
van oudsher geldt in de historie de eisch, dat men den
lezer moet tegemoet komen. Dat geschiedt in dit boek
niet altijd.
Er is nog een andere opmerking te maken. Het boek
heeft eigenlijk geen slot; het loopt nergens op uit.
De eindpaal 1906 is geen afsluiting. De heer Bartstra
geeft daarvan in zijn voorrede de verklaring: de
groote Duitsche uitgave ,,Die Politik der
Europaischen Kabinette, 1871?1914", waarin de voornaam
ste diplomatieke correspondentie wordt gepubliceerd,
is slechts tot 1900 gevorderd. Dat is zeker een motief,
maar toch geen afdoend motief. Definitieve geschiede
nis wordt nu eenmaal niet geschreven en men moet
ook in degeschiedenismaaral te dikwijls roeien met de
riemen, die men nu eenmaal heeft. En geheel zonder
riemen zijn wij na 1900 toch waarlijk ook niet. In
ieder geval kan men de wetenschappelijke overtuiging
van den heer Bartstra eerbiedigen en toch van oordeel
zijn, dat hij met beleid en omzichtigheid verder dan
1906 had kunnen gaan. Nu moet hij toch op tal van
plaatsen ook al erkennen, dat onze kennis van de
diepere gronden der dingen te kort schiet.
Dat daargelaten zouden wij het boek van den lieer
Bartstra haast zonder voorbehoud kunnen aanbevelen.
Dat zijn meening wel eens afwijkt van de onze, be
hoeft geen betoog en bewijst ten slotte ook niets tegen
de zijne. In de hoofdpunten heeft hij zeker en stellig
het wit getroffen. Wat hij b.v. zegt over de gevaar
volle positie van Duitschland, eigenlijk al van 1871 af,
lijkt mij volkomen juist, al zal het niet overal zijn en
worden erkend. Zoo is er veel meer, dat ik zonder voor
behoud zou willen aanvaarden, ook wat hij zegt over
het moderne imperialisme. Hier wordt nuance en
kleur gebracht in wat vele menschen eentonig grauw
lijkt. Hier wordt onderscheid gemaakt tusschen lan
den, volken en perioden. Gebroken wordt ook met
de gangbare, zelfs populaire voorstelling, alsof het
moderne imperialisme eenvoudig de noodwendige
consequentie is van het moderne kapitalisme. Inder
daad zoo eenvoudig zijn de dingen nu eenmaal niet
en de heer Bartstra laat niet na daarop den nadruk te
leggen. Zoolang menschen menschen en volken volken
blijven, komt men met zulke simpele formules niet
veel verder, in geen geval in de geschiedenis.
De heer Bartstra heeft ons een boek geschonken
over de periode, die door den grooten oorlog bloedig
van ons wordt gescheiden. Wie tot verheldering van
zijn inzicht van dien tijd meer wil weten, kan bij hem
terecht. Hij is een betrouwbare gids in de doolhoven
der diplomatie en in de kronkelpaden van het moderne
volksleven.
Het 25-jarig bestaan der Nederlandsche
Vereeniging van Gezagvoerders en
Stuurlieden ter Koopvaardij.
HET is mij een voorrecht bij het 25-jarig bestaan
van de Vereeniging van Nederlandsche Gezag
voerders en Stuurlieden ter Koopvaardij een kort
woord te wijden aan de bijzondere positie die deze
organisatie inneemt in vergelijking met andere
vakvereenigingen.
Toen de oorspronkelijke Bond van Stuurlieden"
werd opgericht, was de oorzaak te zoeken in den
wensen om tot verbetering van positie te geraken, een
zuiver materieel standpunt wat de Bond met zoovele
vakbonden gemeen had.
Er zal wel niemand zijn die de gegrondheid daarvan
betwijfelde. De veranderingen, welke de aanwending
van stoom als beweegkracht heeft veroorzaakt in de
verhouding tusschen werkgever en werknemer, zijn
daaraan niet vreemd. De positie bij de groote lijnen
moge goed zijn geweest, bij de Algemeene Vrachtvaart
bleef wel wat te wenschen over. In de eerste plaats
was dat aan de Stuurlieden zelf te wijten; de stuurman
van het zeilschip wiens werkzaamheden grootendeels
op zee werden verricht, had niet altijd de geschiktheid
voor het stoomschip. Behalve vele andere wijzigingen
werd, daar dit laatste zooveel meer in havens ver
toefde, bekwaamheid en tact vereischt om te kunnen
omgaan met tnenschen van allerlei kleur- en
taaischakeeringen; op het passagiersschip kwam nog
daarbij het inachtnemen van goede vormen.
Meer dan ecnige andere betrekking werd die van
den stuurman geheel anders. Dat deze Vereeniging
zich niet alleen 25 jaar kon handhaven, maar ge
stadig in bloei toenam, mag men toeschrijven aan
het feit dat zij van den aanvang af een Bestuur had,
dat zich niet uitsluitend op een materieel standpunt
plaatst, maar steeds hare leden er van trachtte te
doordringen dat zij de bijzondere positie innemen van
werknemers, Wier welvaart slechts verzekerd is,
Wanneer zij aan de zijde van hunne werkgevers staan
en dezen hunne volle energie geven.
Zij zijn immers niet alleen werknemers, maar ook
verantwoordelijk voor de goede uitvoering van een
groot deel van het Werk. Eerst nadat men hiervan
doordrongen is, kan men tot verbeterde toestanden
geraken.
Dat dit voor het Bestuur niet altijd makkelijk is
geweest, ligt voor de hand, maar dat het geslaagd is,
Wordt wel bewezen door het feit dat reeds enkele
jaren na de oprichting de oorspronkelijke Bond
overging in eene Vereeniging van Gezagvoerders en
Stuurlieden en dat deze ook alweder vele jaren
samenWerkt met de vereenigde machinisten. Zeer zeker
iieeft dit de organisatie ook veel krachtiger gemaakt,
echter niet om daarvan een verkeerd gebruik te
maken, maar meer om een goede samenwerking aan
boord te bevorderen, welke in het belang van allen
is die tot het schip in betrekking staan. Dit is Wel het
eigenaardige verschil met zoovele andere
vakvereenigingen en het is te hopen, dat het Bestuur steeds
zoodanig standpunt b lijve innemen.
De taak is niet makkelijk en niet altijd dankbaar,
maar het moet voor het Bestuur eene voldoening
geweest zijn toen eenigen tijd geleden eenige moder
ne" geesten eene andere richting wcnschten uit te
gaan, de Vereeniging zich met eene verpletterende
meerderheid daartegen uitsprak. Een daad waarmede
de Nederlandsche koopvaardij-officier tegelijk zijn
«unstigen roep handhaafde.
NIEUWE UITGAVEN
KI^HS MiiKKiii-, De Nar. Drama in vier bedrijven.
Uitgave van Van Munster's Uitgevers Maatschappij
te Amsterdam.
Li'DViu HoLHiiiu;, Blijspelen. Uit het Deensch
vertaald en van aanteckeningen voorzien door
B. A. Meuleman. Met een inleiding over Holberg
als blijspeldichter van Dr. J. L. Walch. Uitgave
van H. Prakke te Nijmegen.
Mr. J. M. VAN SÏII'RIAAN Ltïscius, advocaat te
's-Gravenhage, Karakter. Vijftiende verbeterde druk.
's-Gravenhage, N. V. Boekhandel v.h. W. P. van
Smckurn en zoon.
1) J. S. BARTSTRA, Geschiedenis van het moderne
imperialisme. Volksuniversiteitsbiblioiheek, Haarlem,
De erven F. Bonn, 1925.
Kon. Meubeltransport-Maatschappij
DE GRUYTER 6 Co.
? ^ s* DEN HAAG ^ ^ ^
AMSTERDAM - ARNHEM
Internationale Transporten