De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 30 januari pagina 3

30 januari 1926 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 2539 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DE SAUSSURE IN HOLLAND door Prof. J. A. VAN HAMEL HET EINDE VAN DE COALITIE Holland bekeken door een gen tleman-na tu wkenner. HET standbeeld te Chamonix heeft het menigeen verteld, en ook anderen weten het wel, dat de Genèver Horace-Bénédict de Saussure de eerste expeditie tot het beklimmen van den Mont-Blanc heef t georgani seerd. Hij moge ten onrechte ook als de eerste zijn genoemd, die den top besteeg, de eer van het plan en van de deelneming inde uitvoering komt hem toe. De Saussure was geen bergen-held. Hij was een liefhebber-geleerde, een dier ,,gentlemen-natuurkenners" welke de 18e en 19e eeuw in Oenève in zoo ruimen getale hebben opgeleverd. De stad dankt er nog verscheidene harer parken, de omgeving ver scheidene schoone tuinen aan. Tegenwoordig heeft de harde strijd om het bestaan deze categorie van menschen vrijwel doen uitsterven. Zeldzaam nog slechts is de telg van de oude Oeneefsche familie's, die uit liefhebberij egyptoloog, anthropoloog, boomenver zamelaar of beoefenaar van een dergelijken tak van wetenschap is kunnen blijven. Maar tot niet langen tijd geleden stelden de rustige, gezeten rijkdom en het leven in de behagelijke atmosfeer, 's winters van de Rue des Granges, 's zomers in de buitenhuizen van Bellevue of Cologny of waar ook, menig lid van de Geneefsche arristocratie in staat, zoo zijn leven in te richten. De Saussure is daarvan een sprekend voorbeeld; al is DE SAUSSURE IN 1777 de stedelijke revolutie hem eenmaal aan hardere lessen bloot komen stellen, lessen die hij met moed doorstaan heeft. De levensbeschrijving van een man als hij (1740 1799) is om velerlei reden de moeite waard. In menig opzicht krijgt men voor het evenwicht, voor de rijkgeaardheid van een zoodanig bestaan oprechte waardeering, al doet de wijze van reizen en onder zoeken soms eenigermate aan ons aller vriend Pickwick denken. De heeren Douglas Freshfield en Montagnier hebben verleden jaar bij Atar een keurige biografie van de Saussure uitgegeven, als lectuur zeer de moeite waard. De geheele Mont-Blanc-historie alsmede de levensloop en de entourage te Genève, Saussure's verschillende reizen, zijn talrijke en uitnemende buitenlandsche relatie's, het geheele bevoorrechte leven van eenen gegoeden, beschaafden Genèver uit de 18e eeuw, heeft er een belangwekkend relaas gevonden. Zijn dagboeken boden daarvoor een welvoorzienen grondslag. Maar hier en daar hebben de schrijvers iets minder omstandig weergegeven; en dit is ook het geval met de reis die De Saussure, jonggetrouwd, met haar die hij in zijn notitie's als maf." (ma femme) aanduidt, in 1768 naar Holland heeft gemaakt. Het interesseerde mij natuurlijk, daarvan nauw keuriger kennis te nemen; en de tegenwoordige re presentant van het geslacht, de heer Horace de Saussure, was zoo vriendelijk mij in staat te stellen het dagboek zelf in te zien. Het boekje ligt daar, uiterst klein en soms bijna onleesbaar geschreven, in het, familiemuseumpje waar zich o.a. ook de baro meters en kooktoestellen bevinden waarin De Saussure op zijn tochten op allerlei plekken water placht te koken teneinde den luchtdruk te bepalen, en de reusachtige glazen bollen, met schouderriemeti en ADIEU, wij MOETEN . ELKANDER GROETEN, ADIEU, VAARWEL TOT WEDEKZIENS. draagstel voorzien, waarin hij de lucht van bovenop den Mont Blanc mee naar beneden heeft laten nemen. Gelukkig heeft een schriftkundig Bernsch archivaris van het memoriaal een afschrift gemaakt, zoodat ook de niet-schriftkundige het kan verstaan. Alleen heeft deze bewerker niet altijd met plaats- en familienamen raad geweten, en in dit opzicht zou het op Holland betrekking hebbende gedeelte nog wel eens zorgvuldig verdienen te worden bijgewerkt en aangevuld. Amu sant is b.v. de radeloosheid waarmede de bewerker De Saussure's herhaalde bezoeken aan een stad ,,Turgon" vermeldt, die hij in geen enkel aardrijkskundig woordenboek gevonden heeft, maar waarvoor zeer blijkbaar Ter Gou" moet worden gelezen: Gouda, waar de reiziger de beroemde kerkramen bewonderde en uitvoerig de pijpenmakerij beschrijft. De reis der De Saussures in ons vaderland levert geen buitengewoon verbazende gezichtspunten op. Zij reisden gemakkelijk en met goed voorziene beurs. hadden uitstekende introductie s bij de beste familie's en in geleerde kringen, werden overal goed ontvangen, ook bij den Prins in Den Haag gezien. De Saussure be keek alles met een opmerkzaam, niei onkritisch oog. Nieuw licht op de toestanden van dien tijd werpt hij niet. Maar het kwam mij belangwekkend genoeg voor van een en ander even melding te maken, ik doe dit met des te meer genoegen, omdat het mij, Neder lander, tevens de gelegenheid biedt aan Genève een blijk te geven dat ik, in andere functie geroepen, de stad niet uit de gedachten verliezen kan en haar werkelijke sympathie en zin tot wederzien blijf toedragen. Men zegt dikwijls dat het Geneefsche gemeenebest en Holland veel gemeen hebben. Dit is slechts ten deele waar. Er is tusschen deze twee brandpunten van het calvinistische protestantisme, van oligarchischen burgergeest, van zin voor onafhankelijkheid, van liefde voor wetenschappen en kunsten, van materieele degelijkheid, toch meer vreemd dan eigen. Het zijn wellicht gcTma/n-nichten, maar 't verschil in levens omstandigheden heeft den familietrek bij beiden anders gevormd. Mag ik het in een korte formule uit drukken, zoo zou ik zeggen dat men nooit zoo sterk als te Genève voelt, hoe de zee een stempel op een volk als het onze drukt, en welk verschil 't maakt wanneer die ontbreekt; omgekeerd, dat de nabuur schap van het zuiden de republiek aan het Lac Lénian in haar geheele wezen beïnvloedt en van een land als 't onze, het moge dan óók zijn issu de Calvin", onderscheidt. Maar bieden wij aan den lust om op deze ,,nichtenzaak" in te gaan, weerstand; voor ditmaal kan zij een nevenzaak blijven. Er komt echter iets van terug in den indruk, die de meest opvallende is wanneer wij De Saussure over zijne kennismaking met de Hollanders hooren ver halen. Het blijkt uit de opmerkingen van den Genèver weer eens, hoe merkwaardig rijk, en tevens hoe primitief het leven van onze voorouders opviel. Wel in vier of vijf gevallen, in verschillende steden, keert zijne ervaring terug, van de wonderlijk mooie collecties oudheden, schilderijen, naturalia, sieraden, lakwerken. porcelein, die hij in de woningen aantrof en dan tevens, zooals b.v. hij den ouden heer Bisschop te Rotterdam: ,,zaken van een schoonheid zooals ik ze nog nooit had gezien, en dit alles in oude kasten en zolderkamertjes bijeengebracht, vertoond door een oude meid en den eigenaar in een slordige kamerjapon en een leelijke pruik, gelijk bij ons de kruideniers". Te Amsterdam, het prachtige kabinet van den heer Van den Oudermeulen, planten, mineralen, steenen van onmetelijken rijkdom, en dit alles in de handen van een eerzamen, eenvoudigen mijnheer, die alleen Hollandsch sprak en allicht weinig ontwikkeld was, zijn vrouw ook vrij grof, en echt typisch gaf men ons om 't half uur te eten en te drinken". Die maaltijden waarbij ,,alles tegelijk op tafel wordt gezet" ! (irappig is het aan den anderen kant de verbaasde weetgierigheid gade te slaan, waarmede de Geneefsche academiker de grondbeginselen van den speculatieven goederenhandel op termijn beschrijft, en de instel lingen van afmijncn" en trekgeld" der vendutie's! Of wanneer hij voor 't eerst een schip ziet laveeren, waar de schippers op onze kleine meertjes niets van weten", of de oorlogsschepen op het IJ bespeurt. Professor Burman, te Amsterdam, met een grove pruik, spreekt alleen latijn en is van een ..bataafsche veelwetendheid"; bij den heer Boreel, op Bekestein bij Velzen, is het welvoorziene ontbijt vergezeld van die eeuwige thee", en slechts Den Haag lijkt wat minder oer-soliede: veel jaloezie, nieuwsgierigheid, weinig gehechtheid; eerzucht, spel- en pretlust, late uitgangen en veel ceremonieel...." Niet altijd krijgen wij een even grooten dunk van De Saussure's oordeel; zoo wanneer hij aan de Groote Statenzaal, nu de Eerste Kamer niets te zien vindt. Wij waardeeren hem, wanneer hij op lange zwerf tochten uitgaat in den Amsterdamschen Hortus, of in den Leidschcn plantentuin, en vol bewondering thuis komt. Wij krijgen een zonderlingen indruk van den dag boekschrijver, die zooveel tijd en ruimte geeft aan de beschrijving van 'n dag en 'n nacht kiespijn. Maar lief wordt hij ons, wanneer wij telkens en telkens weer bij zijn kruistochten door 't geheele land, schier dag aan dai> in het journaal destille betoovering terugvinden die \an dat weergalooze landschap uitgaat: beau pays" ; joli-pays" ; ..pays magnifiqiie". Inderdaad: lief land, beelderig land, dit is altijd weer de stemming, die de gedachte aan de in de zomerzon wegwazende weiden en wateren en wilgen wakker roept. De man uit het Alpcnland, uit de wellicht iets meer verfijnde wereld, heeft er ook even de aandoening van oudergaan, evenzeer als de heer lijke natuur van zijn land en van het romantische Savoyc óns steeds opnieuw verrukken zal. Het aan trekkelijkste in 't leven van De Saussure is zijn intense liefde voor de natuur, zijn fanalisch opgaan daarin geweest. En in dit opzicht is tusschen hem en 't kalme Holland een band gevormd. Dit moge hier aangestipt zijn, aangaanden den Genèver in Holland, dooreenen l lollaiider in Genève. Genève, Januari 192t>

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl