Historisch Archief 1877-1940
W1539
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
STADSJONGENS IN DEN
LANDBOUW
door C. F. ROOSENSCHOON
DUITSCHLAND EN ZIJN VORSTENHUIZEN
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Jordaan
MENIGEEN, die zijn zomervacantie buiten heeft
doorgebracht, zal bij zijn terugkeer in de stad
verzucht hebben:
Wat is het landleven toch mooi !" en dan even
later: Als ik nog eens overnieuw kon beginnen,
?Werd ik ook boer."
De verbeelding van de menschen, geprepareerd
?door CurWood en Jack London, en gevoed door de
suggestieve reclame voor emigratie naar Canada,
toovert hun kostbare akkers en gedijend vee voor,
2e voelen een lichten,koelen, zomerwind om de slapen
spelen en denken zich jong en gezond, gebruind,
.gespierd, gelukkig. Die technisch is aangelegd, hoort
,al het ronken van den tractor, de sentimenteele ziet
?den rook omhoog krinkelen uit den schoorsteen van
.zijn huisje aan den boschrand....
Maar afgezien van deze menschen, die eerder
stadzmoe zijn, dan dat ze verlangen boer te worden, zijn
?er heel wat jongeren, die er graag hun vak van zouden
anaken. Het is zeker, dat er zoetjes aan meer
waar?deering komt voor het landleven en het beroep van
4>oer. Een middelbare, of zelfs een academische op
leiding voert niet meer automatisch tot een vaste
positie, terwijl het platteland uit zijn isolement
verlost, zich snel moderniseert. Auto en radio voor
.het verkeer, electriciteit en waterleiding voor het
toedrijf. Het leven kan comfortabeler worden, goede
scholen worden bereikbaar, moderne begrippen van
hygièrie vinden meer en meer toepassing.
Intusschen wordt de stadsjongen, die boer wil
?Worden, op het land met een scheef oog aangekeken.
En geen wonder: hoe vaak gebeurt het niet, dat een
jongen waar niets meer mee te beginnen valt, die lui,
?dom, achterlijk, of onhandelbaar is, maar naar de
boeren gestuurd Wordt?
Als hij dan nergens voor deugt, moet hij in hemels
naam maar boer worden. Een even groote domheid
is het, jongens met een teer gestel voor den
landfcouw te bestemmen. De buitenlucht zal hem goed
doen, zegt men dan, en vergeet, dat boerenwerk
2ware handenarbeid is.
Wie boer wil worden, moet gezond zijn en sterk,
hij moet bereid zijn hard en vaak onaangenaam werk
te verrichten in onverschillig wat voor weer: 's zomers
3n de gloeiende zon, 's Winters in de kou, in den
iguren snijdenden wind, als de plassen op het land
staan en de paarden er tot aan de hakken in de
modder trappen.
-Verder moet hij afstand doen van lange vacanties,
van vrije zomermaanden. Hij muet er aan wennen
alle Zondagen gebonden te zijn, om 's morgens in
stikdonker op te staan en 's avonds om half negen al
naar bed te gaan.
Dit doet alleen iemand, die pleizier in het werk
Jieeft, en die met liefde op het land leeft. Jongens,
?die op school te levendig, te speelsch, of te
werkgraag zijn, hebben vaak dat plezier in het boerenwerk,
?dat hen, eenmaal op het land, tot de beste werkers
maakt. Het gezonde, weinig-vormelijke leven op de
tioerderij pakt hen dadelijk.Op het land hebben ze eerst
al hun aandacht bij de kraaien en de meeuwen.
-Ze vinden een hazenspoortje, overvallen een koppel
patrijzen en verschrikken de konijntjes. Ze krijgen
paarden te besturen en moeten met motoren en ma
chines omgaan. Ze leeren gereedschappen hanteeren
?en allerlei reparatietjes uitvoeren. Dan moet zoo'n
jongen eens een heelen dagalleen ploegen,een nieuwen
?akker beginnen, een slootkantje afploegen. Het Werk
?dwingt hem zelf te beslissen en te oordeelen. Het
resultaat heeft hij steeds voor oogen en dit leert hem
zijn taak netjes en in de puntjes af te Werken.
Zoo ontwikkelt zich zijn oordeel en zijn plichtsge
voel. Zijn lichaam Wordt sterker en krijgt meer
uit.houdingsvermogen en aldus vormt zich uit den
slunigelachtigen schooljongen een rustige, stevige werker.
Doorgaans beseft zoo'n jongen al gauw, dat hij
op de landbouwschool veel te weten kan komen, Wat
de dagelijksche arbeid hem niet leert. Hij zal dus
.tiaar de landbouw-winterschool gaan. En het is
merkwaardig, dat dezelfde jongen, die vroeger elke
school verafschuwde, zich op de landbouwschool zoo
4*oed thuis voelt en flink werkt. Wat hij daar leert,
verdiept zijn inzicht in het vak; wat hem door
boeren en arbeiders is verteld, wordt hem hier ver
klaard. Alles wat hij leert, houdt onmiddellijk ver
band met zijn eigen ervaringen.
De jongen leert nu niet omdat het moet, maar
omdat zijn weetgierigheid is opgewekt.
Een boerderij is een eenvoudig bedrijf, er is een
4)aas en er zijn arbeiders. Tusschen hen is niemand.
.Boven den baas is niemand, onder de ardeibers is
,WAS MAN AUS LIE-IUE-BE TUT
,DAS KIIT DOCH MAL SO (JUT ....!'
niemand, op een enkel bedrijf mag eens een onderbaas
of een voorman zijn, dit maakt weinig verschil voor
een stadsjongen, die altijd gehoord heeft van gelei
delijke stijging in rang en van periodieke
salarisverhoogingen. Maar op een boerderij blijft hij arbeiden
zoolang hij geen eigen bedrijf heeft of zetboer Wordt.
Heeft hij geld, dan kan hij, als zijn tijd gekomen is,
een boerderij koopen of pachten. Maar voor de jongens
zonder geld is het verbazend moeilijk om een behoor
lijke positie te krijgen. De kans daarop is in Holland
nihil. Er zijn hier meer boeren dan boerderijen,
zetboeren worden dus niet gevraagd.
Zij, die met eigen geld werken, kunnen er met
hard werken net komen. Als men echter zijn bedrijf
moest voeren met uitsluitend geleend kapitaal
(gesteld, dat een geldschieter hiervoor te vinden was)
dan zou óf de rentebetaling, óf het bestaan van den
boer in het gedrang komen.
Een betere kans hebben zulke jongens in landen
als Frankrijk, waar veel groote bedrijven zijn en
menschen te kort komen.
Hier zijn bedrijfsleiders, die ten minste op de be
langrijkere boerderijen een heel behoorlijk salaris
verdienen. Deze werkelijk goede posities zijn echter
ook zeldzaam en om ze te krijgen moet men geheel
ingeburgerd zijn.
De mooiste toekomst ligt voor onze jongens in
de nieuwe landen, als bijv. Canada en Ztiid-Afrika.
Standsverschillen zijn daar onbekend. Iedereen kan
arbeiderswerk doen, zonder zich daarmee in de oogen
van de menschen te verlagen, terwijl hij aan
alle kanten op hulp kan rekenen, als hij, wanneer
zijn goede wil en capaciteiten gebleken zijn, voor
zich zelf wil beginnen.
Geheel West-Europa is overbevolkt, en niet
met ouden van dagen, maar met jonge, sterke
menschen. Nieuwe landen liggen open. In de eerste
plaats Canada, dan Zuid-Afrika en Australië,
Zuid-Amerika, en wie weet of Zuid-Rusland en
Siberiëook nog niet cc n s een kolonisatiegebied worden.
Niemand kan verlangen, dat ze daar hun toekomst
zoo nauwkeurig geregeld vinden, als die van een
ambteiiaaraan een ministerie. Niemand kan hun succes
garandeeren, maar een ieder is daar in de gelegenheid
te presteeren, wat in zijn vermogen ligt, en dat is
juist wat den stadsjongens zonder geld, die boer
willen Worden iti Holland, mankeert. Maar voor hen
die wegtrekken met niets dan een grondige kennis
van hun vak en een gezonden arbeidslust is de Nieuwe
Wereld.
Wil WETEN WAT U VERLANGT
Vraagt ons advies
tot geheele of
gedeeltelijke meu
bileering van uwe
woning.
P E E K & G L O P P E N BURG