De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 30 januari pagina 5

30 januari 1926 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

W1539 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND STADSJONGENS IN DEN LANDBOUW door C. F. ROOSENSCHOON DUITSCHLAND EN ZIJN VORSTENHUIZEN Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Jordaan MENIGEEN, die zijn zomervacantie buiten heeft doorgebracht, zal bij zijn terugkeer in de stad verzucht hebben: Wat is het landleven toch mooi !" en dan even later: Als ik nog eens overnieuw kon beginnen, ?Werd ik ook boer." De verbeelding van de menschen, geprepareerd ?door CurWood en Jack London, en gevoed door de suggestieve reclame voor emigratie naar Canada, toovert hun kostbare akkers en gedijend vee voor, 2e voelen een lichten,koelen, zomerwind om de slapen spelen en denken zich jong en gezond, gebruind, .gespierd, gelukkig. Die technisch is aangelegd, hoort ,al het ronken van den tractor, de sentimenteele ziet ?den rook omhoog krinkelen uit den schoorsteen van .zijn huisje aan den boschrand.... Maar afgezien van deze menschen, die eerder stadzmoe zijn, dan dat ze verlangen boer te worden, zijn ?er heel wat jongeren, die er graag hun vak van zouden anaken. Het is zeker, dat er zoetjes aan meer waar?deering komt voor het landleven en het beroep van 4>oer. Een middelbare, of zelfs een academische op leiding voert niet meer automatisch tot een vaste positie, terwijl het platteland uit zijn isolement verlost, zich snel moderniseert. Auto en radio voor .het verkeer, electriciteit en waterleiding voor het toedrijf. Het leven kan comfortabeler worden, goede scholen worden bereikbaar, moderne begrippen van hygièrie vinden meer en meer toepassing. Intusschen wordt de stadsjongen, die boer wil ?Worden, op het land met een scheef oog aangekeken. En geen wonder: hoe vaak gebeurt het niet, dat een jongen waar niets meer mee te beginnen valt, die lui, ?dom, achterlijk, of onhandelbaar is, maar naar de boeren gestuurd Wordt? Als hij dan nergens voor deugt, moet hij in hemels naam maar boer worden. Een even groote domheid is het, jongens met een teer gestel voor den landfcouw te bestemmen. De buitenlucht zal hem goed doen, zegt men dan, en vergeet, dat boerenwerk 2ware handenarbeid is. Wie boer wil worden, moet gezond zijn en sterk, hij moet bereid zijn hard en vaak onaangenaam werk te verrichten in onverschillig wat voor weer: 's zomers 3n de gloeiende zon, 's Winters in de kou, in den iguren snijdenden wind, als de plassen op het land staan en de paarden er tot aan de hakken in de modder trappen. -Verder moet hij afstand doen van lange vacanties, van vrije zomermaanden. Hij muet er aan wennen alle Zondagen gebonden te zijn, om 's morgens in stikdonker op te staan en 's avonds om half negen al naar bed te gaan. Dit doet alleen iemand, die pleizier in het werk Jieeft, en die met liefde op het land leeft. Jongens, ?die op school te levendig, te speelsch, of te werkgraag zijn, hebben vaak dat plezier in het boerenwerk, ?dat hen, eenmaal op het land, tot de beste werkers maakt. Het gezonde, weinig-vormelijke leven op de tioerderij pakt hen dadelijk.Op het land hebben ze eerst al hun aandacht bij de kraaien en de meeuwen. -Ze vinden een hazenspoortje, overvallen een koppel patrijzen en verschrikken de konijntjes. Ze krijgen paarden te besturen en moeten met motoren en ma chines omgaan. Ze leeren gereedschappen hanteeren ?en allerlei reparatietjes uitvoeren. Dan moet zoo'n jongen eens een heelen dagalleen ploegen,een nieuwen ?akker beginnen, een slootkantje afploegen. Het Werk ?dwingt hem zelf te beslissen en te oordeelen. Het resultaat heeft hij steeds voor oogen en dit leert hem zijn taak netjes en in de puntjes af te Werken. Zoo ontwikkelt zich zijn oordeel en zijn plichtsge voel. Zijn lichaam Wordt sterker en krijgt meer uit.houdingsvermogen en aldus vormt zich uit den slunigelachtigen schooljongen een rustige, stevige werker. Doorgaans beseft zoo'n jongen al gauw, dat hij op de landbouwschool veel te weten kan komen, Wat de dagelijksche arbeid hem niet leert. Hij zal dus .tiaar de landbouw-winterschool gaan. En het is merkwaardig, dat dezelfde jongen, die vroeger elke school verafschuwde, zich op de landbouwschool zoo 4*oed thuis voelt en flink werkt. Wat hij daar leert, verdiept zijn inzicht in het vak; wat hem door boeren en arbeiders is verteld, wordt hem hier ver klaard. Alles wat hij leert, houdt onmiddellijk ver band met zijn eigen ervaringen. De jongen leert nu niet omdat het moet, maar omdat zijn weetgierigheid is opgewekt. Een boerderij is een eenvoudig bedrijf, er is een 4)aas en er zijn arbeiders. Tusschen hen is niemand. .Boven den baas is niemand, onder de ardeibers is ,WAS MAN AUS LIE-IUE-BE TUT ,DAS KIIT DOCH MAL SO (JUT ....!' niemand, op een enkel bedrijf mag eens een onderbaas of een voorman zijn, dit maakt weinig verschil voor een stadsjongen, die altijd gehoord heeft van gelei delijke stijging in rang en van periodieke salarisverhoogingen. Maar op een boerderij blijft hij arbeiden zoolang hij geen eigen bedrijf heeft of zetboer Wordt. Heeft hij geld, dan kan hij, als zijn tijd gekomen is, een boerderij koopen of pachten. Maar voor de jongens zonder geld is het verbazend moeilijk om een behoor lijke positie te krijgen. De kans daarop is in Holland nihil. Er zijn hier meer boeren dan boerderijen, zetboeren worden dus niet gevraagd. Zij, die met eigen geld werken, kunnen er met hard werken net komen. Als men echter zijn bedrijf moest voeren met uitsluitend geleend kapitaal (gesteld, dat een geldschieter hiervoor te vinden was) dan zou óf de rentebetaling, óf het bestaan van den boer in het gedrang komen. Een betere kans hebben zulke jongens in landen als Frankrijk, waar veel groote bedrijven zijn en menschen te kort komen. Hier zijn bedrijfsleiders, die ten minste op de be langrijkere boerderijen een heel behoorlijk salaris verdienen. Deze werkelijk goede posities zijn echter ook zeldzaam en om ze te krijgen moet men geheel ingeburgerd zijn. De mooiste toekomst ligt voor onze jongens in de nieuwe landen, als bijv. Canada en Ztiid-Afrika. Standsverschillen zijn daar onbekend. Iedereen kan arbeiderswerk doen, zonder zich daarmee in de oogen van de menschen te verlagen, terwijl hij aan alle kanten op hulp kan rekenen, als hij, wanneer zijn goede wil en capaciteiten gebleken zijn, voor zich zelf wil beginnen. Geheel West-Europa is overbevolkt, en niet met ouden van dagen, maar met jonge, sterke menschen. Nieuwe landen liggen open. In de eerste plaats Canada, dan Zuid-Afrika en Australië, Zuid-Amerika, en wie weet of Zuid-Rusland en Siberiëook nog niet cc n s een kolonisatiegebied worden. Niemand kan verlangen, dat ze daar hun toekomst zoo nauwkeurig geregeld vinden, als die van een ambteiiaaraan een ministerie. Niemand kan hun succes garandeeren, maar een ieder is daar in de gelegenheid te presteeren, wat in zijn vermogen ligt, en dat is juist wat den stadsjongens zonder geld, die boer willen Worden iti Holland, mankeert. Maar voor hen die wegtrekken met niets dan een grondige kennis van hun vak en een gezonden arbeidslust is de Nieuwe Wereld. Wil WETEN WAT U VERLANGT Vraagt ons advies tot geheele of gedeeltelijke meu bileering van uwe woning. P E E K & G L O P P E N BURG

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl