Historisch Archief 1877-1940
Ho. 2539
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
UI T DE NATUUR:
NATUURBESCHERMING IN ENGELAND
DOOR DR. JAC. P. THIJSSE
HET GEDENKBOEK
DOOR DR. JOH. C. BREEN
(Slot)
IN de omgeving van Londen wemelt het van natuur
monumenten. Het klassieke natuurmonument
van de hoofdstad is Epping Forest, maar dat is
geen bezitting van de Trust. Deze laatste verwierf
in 1924 een ander woudgebied en Wel Hatfield Forest
in de buurt van Bishop's Storford. Dit gebied is
tegen de 5,0 H.A. groot en werd aan de Trust ge
schonken door de eigenaars, de familie Buxton, die
zjudcende het ongerept voortbestaan van dit land
schap wilden verzekeren. Het bevat woud en water
en is sedert de Tudors onderhouden als een herte
park.
Ten Zuiden van Londen is menige strijd gestreden
?om het behoud van het natuurschoon van de Downs
«n de Trust bezit daar thans een dozijn of zoo groote
«n kleine natuurmonumenten, waaronder Box-hill
?en Hindhead de voornaamste zijn. Op Box-hill
groeien werkelijk veel buksboomen en een bezoeker
Jieeft verleden jaar nog een bekeuring gehad, omdat
hij een arm vol palmtakjes had meegenomen. Het
natuurmonument is een kleine 300 H.A. groot,
ongeveer de helft is een geschenk van Leopold
Salomons, de rest is bekostigd uit bijdragen van
het publiek. Zoo is het ook gegaan met Hindhead
waar ruim 700 H.A. zijn behouden. Zoowel Box-hill
als Hindhead liepen gevaar om als bouwterrein te
Worden versnipperd, 't is ongeveer hetzelfde vraag
stuk als van Amsterdam met het Gooi. Alleen zijn
die Londenaren nu al een heel eind op streek, terwijl
voor de Amsterdammers een open Gooi hoe langer
hoe onwaarschijnlijker Wordt.
Een zeer bijzonder contract sloot de Trust met
Wijlen Sir Thomas Adand, de eigenaar van
Holni?cote Estate Exmoor," die haar ongeveer 3500
H.A. woud en moer verpachtte voor den tijd van
?eventjes vijfhonderd jaren. De pachtsom vind ik
niet vermeld, maar die zal wel nominaal geweest zijn.
Dit natuurmonument ligt onder Dunkerry Beacon,
?welbekend uit Lorna Doone en ongetwijfeld heeft
Bfackmore's prachtige roman er veel toe bijge
dragen, om belangstelling te wekken voor dit land
schap.Dit romantisch-sentimenteele vinden we telkens
Weer in het werk van de Engelsche natuurbescher
mers. Ze zijn voor het menschelijk en historisch ele
ment zeer gevoelig en zoo begroeten We in de Trust
dan ook de bezitster van Coleridge's huisje bij Nether
Stowey in de buurt van Bridgewater bij Bristol.
Ook op de klassieke kust van Devonshire in het land
van Westwardho heeft de Trust bezittingen o.a.
JMorte Point tusschen Ilfracombe en Barnstaple en
Mount Pleasant bij Clovelly. Al die namen komen
u stellig bekend voor. Mor te Point is aan de Trust
geschonken door Miss Chichester als een aandenken
aan haar ouders, Mount Pleasant is bedoeld als een
gedenkteeken voor de mannen van Clovelly die in
den oorlog gevallen zijn. De gevallen staan niet op
zichzelf. Als wij de lijst der bezittingen van de Trust
nagaan, dan vinden wij wel een twintigtal natuur
monumenten, groot en klein, die meteen getuigenissen
zijn van genegenheid of vereering voor personen.
't Is een vorm, die bij ons ook wel aanbeveling zou
verdienen.
Boven alles is in Engeland beroemd de streek
der meren, Cumberland, the Lake district. Keswick,
Borrowdale, Ullswater, Derwentwater,
Windermere, Skiddaw, Scawfell, wie heeft er niet van
gehoord. Als ge er niet gereisd hebt, dan doen de
namen u toch wel denken aan mooie ouderwetsche
houtsneden of koperplaten uit uitgaven van
Wordsworth's gedichten en misschien neemt ge ze nog eens
ter hand, om enkele der kleinere gedichten te lezen
of u te wagen aan stukken uit Excursion of Preludes.
In ieder geval kunt ge er van verzekerd zijn, dat de
verbazingwekkende grifheid waarmeer de natuur
monumenten in Cumberland zijn tot stand gekomen,
voor een groot deel te danken is aan den dichter,
die het speenkruid bezong en de reine sneeuw op de
bergen. Nog zeer onlangs is de beteekenis van
Wordsworth als vertolker van de natuur uiteengezet
in een zeer belangwekkende rede door prof. Walter
Garstang, zelf een bioloog-dichter, die o.a. een heel
aardig boek over vogelzang heeft geschreven. Gar
stang beweert dat het maar zus of zoo gescheeld
had, of Wordsworth was bioloog geworden en hij
stelt daarbij de ijdele vraag of de wereld daardoor
gewonnen zou hebben of verloren.
VAN NELLE'S TABAK
KWAÜITEIT
ALOM VERKRIJGBAAR
De natuurmonumenten in Cumberland vormen twee
groote groepen: the Derwentwater properties en
de Ullswater properties en beide bestaan hoofd
zakelijk uit toppen van de bergen en oevers van de
meren dus wat we zouden kunnen noemen het
touristisch natuurschoon. De eerste aankoop gold een
vijftig hektaren langs den westoever van Derwent
water, die aangekocht werden voor 6500 pond sterling,
verkregen bij openbare inschrijving. Dan volgt de
Druid's Circle bij Keswick en nog andere
oeverstrooken langs Derwentwater. De oorlog brengt weer
eenige memorials" o.a. een groot aantal berg
toppen, door de Feil and Rock Climbing Club
aangekocht als een aandenken aan de leden der Club die
in den oorlog zijn gevallen. Zoo worden ook de mannen
van Keswick herdacht door Peace Howe en de
mannen van het Lake District door Scawfell Pikes
Summet, omvattend alles wat van dezen berg ligt
boven de duizend meter, een geschenk van Lord
Leconfield. De aangrenzende, bijna gelijkluidende
De voornaamste natuurmonumenten in Engeland.
l Wieken Fe n (> Box Hill
2 Hatfield Forest 7 Hindhead
3 Scolt Head 8 Exmoor
4 Blakeney Point O Chadwich
5 Farne Islands 10 Lake District
De zwarte stippen duiden kleinere bezittingen van
The National Trust aan.
top Scafell werd aan de Trust aangeboden door A. C.
Benson en Cordon Wordsworth, een kleinzoon van
den dichter.
De Ullswater Properties zijn minder uitgestrekt
maar bevatten toch een gebied van bij de vierhonderd
H.A. en met den aankoop was 13000 pond sterling
gemoeid. Mooi werk In het geheel zijn er thans in
Cumberland ongeveer drieduizend H.A. gered en dat
wel in hoofdzaak door bewoners van de streek zelve.
Het behoeft geen betoog, dat hee! Engeland er mee
gebaat is en ook menig vastelander, die Cumberland
heeft leeren waardeeren.
Ik vraag mij af of Wij Zuid-Limburg ook op deze
Wijze zouden kunnen behandelen, maar dan goddank
zonder gevallenen in den oorlog. Maar ook zonder
dichter, doch stellig in het belang van de Limburgers
en de andere Nederlanders. Zou de oude Staring ons
nog eens te pas kunnen komen voor het behoud van
natuurschoon in den Achterhoek. Helaas hebben wij
zijn bosschen van den Wildcnborch niet kunnen
behouden, toen waren we nog te jong, nu zou het
Wel gaan. Zou de Kleine Johannes nog wat vermogen
in Kenncmerland? Het jachtveld van Teun de Jager
is Wel veilig en naar wij hopen het slot Loevestein
ook. Intusschen behoeven wij niet te werken op de
Engelsche manier, wij gaan getroost ons eigen weg
maar het verheugt ons, dat onze buren van c! e n over
kant, waaronder wij vele zeer goede vrienden tellen,
in zoo korten tijd zooveel bereikt hebben en wij
wenschen hun van harte verderen voorspoed.
HET ZILVEREN GETIJ. Gedenkboek, uitgegeven
bij het 25-jarig huwelijk van H. M. de Koningin.
Onder redactie van prof. dr. H. Brugmans,
Van Holkema en Warendorf, Amsterdam.
HET lag voor de hand, dat bij het zilveren huwelijks
feest van ons koninklijk Echtpaar een Gedenk
boek" niet zou ontbreken, en het is ook geen wonder
dat de uitgevers de redactie daarvan opdroegen aan
prof. Brugmans, die als redacteur van dergelijke
verzamelwerken zijne sporen voorzeker heeft verdiend. De
keuze van den titel lijkt mij zeer gelukkig: het
zilveren getij" klinkt poëtisch, zooals dit bij een
huwelijksfeest past. Ik zou echter in den ondertite
eene Wijziging willen voorstellen: m.i. dient hij te
luiden: Gedenkboek, uitgegeven bij het 25-jarig
huwelijk van H.M. de Koningin en Z.K.H, den Prins
der Nederlanden". Deze noodzakelijke aanvulling
zal nog wel mogelijk zijn, aangezien de laatste afleve
ring nog niet verschenen is.
Achter den titel vindt men een welgelijkend portret
van H. M. de Koningin, geteekend door B. van
Vlijmen. Weer zou ik willen vragen: waarom volgt
niet eene dergelijke afbeelding van prins Hendrik?
Het was eene goede gedachte van de uitgevers om
het Gedenkboek te openen met een facsimile van de
huwelijksacte van 7 Februari 1901, waarbij de toen
malige Minister van Justitie Cort van der Linden als
ambtenaar van den Burgerlijken Stand fungeerde;
niet zonder aandoening zal menig lezer het oog
richten op dit merkwaardig stuk, met de
handteekeningen van de compareerende partijen en hunne
getuigen.
Als eerste artikel volgt dan een sympathiek ge
schreven stuk van den redacteur over de Prinsessen
van Oranje, waarop ik geene andere aanmerking kan
maken, dan dat ik het gaarne iets uitvoeriger had
gezien. Toch is prof. Brugmans er in geslaagd in korte
trekken de vorstinnen zoo te typeeren, dat de lezer
zich een levendigen indruk van hare persoonlijkheden
kan vormen. De hr Balbian Verster wijdt een volgend
hoofdstuk aan Koningin Wilhelmina. Met
weiversneden pen teekent hij ons menig aardig trekje, zoowel
in de meisjesjaren als uit het latere leven van onze
Koningin. Wij worden herinnerd aan de plechtige
inhuldiging in de Nieuwe Kerk der Hoofdstad op
(i September 1898, welke voor ieder, die haar mocht
bijwonen, onvergetelijk zal blijven; aan het optreden
van de Koningin tegenover Paul Kniger, aan de
verloving, de huwelijkssluiting (waarbij over de
plechtigheid in de Groote Kerk Wei iets meer had
kunnen Worden gezegd), het eerste bezoek der
jonggehuwden aan Amsterdam, enz. Met instemming
neemt de schrijver de Woorden van den Oud-Minister
Treub over: De Koningin voelt zich niet slechts als
het hoofd, maar als de moeder van het Nederlandsche
volk". Hoe waar dit is, hebben de gebeurtenissen der
laatste weken weder bewezen.
Jhr. A. W. G. van Riemsdijk vertelt ons van prins
Hendrik, van diens Werk voor het Roode Kruis,
maar vooral van zijn reizen in de Zwitsersche bergen,
waar hij bij de degelijke nuchtere, Zwitsers eene groote
populariteit verwierf. Het eerste stuk sluit met eui
artikel van Jan Feith over de Koningin-Moeder,
Waarin terecht veel aandacht wordt gewijd aan de
uitstekende opvoeding, die de Moeder haar koninklijk
Kind heeft gegeven, doch ook de politieke gebeurte
nissen tijdens het regentschap niet zijn vergeten,
De tweede aflevering begint met een schets van
Marie C. van Zeggelen over H. K. H. Prinses Juliana,
of juister naar aanleiding" van de Prinses. Want
over deze zelve staat er maar weinig in. Dan volgen
vier artikelen van meer wetenschappelijke!! aard.
De archivaris van H.M. de Koningin, prof dr. F. J. L.
Kramer schrijft over de afkomst van het geslacht van
Nassau en toont daarbij de onhoudbaarheid aan van
de door generaal De Bas weder opgerakelde bewering,
dat de Nassau's zouden afstammen van graven van
Zutphen", Prof. Pont teekent prins Willem III als
een godsdienstig karakter", een man des geloofs,
zich bewust van eene goddelijke roeping; iets over
het kerkelijk optreden van den Prins, hier te lande ten
opzichte der bij de meerderheid der Regenten gehate
Voetianen, en in Engeland ten gunste der dissenters
ware m.i in die artikel niet misplaatst geweest. Prof.
Blok wijdt eene beschouwing aan de Gouvernante
.Anna, wier politiek hij niet gunstig beoordeelt en
achterstelt bij die van onze Koningin in nog moeilijker
dagen. De tweede aflevering Wordt besloten door een
artikel van prof. van Schelven over drie belangrijke
jaren uit de jeugd van PrinsFrcderik 1813--1815,",
naar aanleiding van een in 1922 verschenen, doch hier
te lande weinig opgemerkt boekje van Granier
Prinzenbriefe aus den Freiheitskriegen". Uit 's Prin
sen brieven spreekt de vroolijkheid der jeugd en ook
zijn tegenzin om van Pruis Nederlander te worden !
Het derde stuk, dat nog verschijnen moet, zal
opstellen bevatten over de portretten, de paleizen
en de penningen der Oranjes.
Een groot aantal goed gekozen afbeeldingen
illustreert het boek. Ook daardoor zal het een waarde
vol aandenken aan het Vorstelijk huwelijksfeest
blijven.