De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 6 februari pagina 12

6 februari 1926 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12' DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR;NEDERLAND ?No. 2540 DRAMATISCHE KRONIEK door TOP NAEFF Magda Janssens ET tooneelfeest, dat Magda Janssens dezer dagen viert, is verbonden aan het hoogtij onzer tooneelkunst, aan een bloeiperiode, die, afgesloten en overleefd, thans achter ons ligt. Met de enkele opsomming der voorstellingen, welke, naar wij in de circulaire vinden vermeld, den roem van Magda Janssens door geheel Nederland hebben verbreid" .(?Electra", Driekoningenavond", Doodendans", Ik dien....") herleeft een brok tooneelgeschiedenis van hooge cultureele Waarde, waaraan ongetwijfeld deze begaafde en ontvankelijke tooneelspeelster haar eervol deel heeft gehad. Gekomen uit een land, waar vooral vóór den oorlog het tooneel op een ongeletterd, en weinig beschaafd peil stond, doch dat daartegenover op eenige gemakkejk-aansprekende natuurtalenten mocht bogen, had .zij het geluk in Dr. Royaards den tooneelleider te vinden, die begreep hoeveel schoone mogelijkheden er in haar te ontwikkelen zouden zijn, die haar talent een gevoelig instrument stemde, en haar -als kunstenares bijbracht wat zij noodig had om zich te kunnen verheffen boven het alledaagse)! reper toire. Weinig zal Magda Janssens zelve, toen zij als het bekoorlijk Fientje" over de grens stapte, ge droomd hebben, welke dramatische grenzen zij ?daarbij stond te overschrijden, dat zij nog eens .geroepen zou zijn de hoofdrol in een treurspel van ?Sophocleste dragen te dragen naar haar persoonlijke vermogens, die niet die eener geboren tragedienne waren, maar langs moderne wegen leidden tot een schepping, edel van warm-doorleefde menschelijktieid en door zou dringen in de donkere schachten van Strindberg's psychologie. Niet al haar rollen in de leerschool van het groote repertoire boden loon naar werken, het melo-dramatische bleef haar een altijd dreigend gevaar; maar ?des te boeiender werd dan vaak wat zij, zich gewetensVol houdend aan de regie daar, waar haar eigen midde len te kort schoten, nochtans van elke opgave terecht bracht, zoodat de vraag: welke tooneelspeelster in Nederland zou het er beter hebben afgebracht? onmiddellijk aan de gedachte sloot, dat hier de over winning niet volledig was behaald. Een voorbeeld van dit loffelijk, maar onvoldoende treffen, was de kapiteinsvrouw in Doodendans". Doch zelfs in een ongunstig geval bleef zij niet beneden den eisch, gesteld om de opvoering van het werk mogelijk te maken, en op hoe menige plaats steeg zij, ook in «en rol die haar niet lag, fragmentarisch tot het ontroerend-overtuigende. Voor de rol van Beatrys in ,,,Ik dien...." had zij, wat het eerste en laatste bedrijf betreft, alles tegen. Doch onvergetelijk 'blijft ons uit het middenbedrijf dat ne tooneel ;bij, waar zij, indringend als een Steinlen-teeketiiug, ?den zondenval beeldde in het rossig vrouwefiguurtje met den omslagdoek, dat haar prooi zocht vóór ?de kroeg. En tot welk een hoogte wist ze in Een Roes" het aangrijpend tooneel: Jardin de Luxem'bourg" mede op te voeren ! Twee ten doode gekwelde en elkander dood kwellende menschcn op een bank, dn het van alle kanten door de politie van hun geweten doorloerd donker; niets dan de heesche fluistering hunner verhitte stemmen, huiveringwekkend ! De ?stem van Magda Janssens, van een fluweelig timbre, hoe zeldzaam zacht is van haar het aanzetten van den toon leent zich op oogenblikkeii van bezieling tot de diepste tragiek. Bij de herdenking harer best geslaagde scheppingen .komen mij de in de circulaire genoemde werken niet het eerst in de gedachte. In de eerste plaats zou ik ?dan meenen te moeten onderscheiden: De duivel in de vrouw", een buitengewoon gave en sterke uitbeelding, mede gedragen en gecompleteerd door het gespannen spel der beide mannen, in dit, slechts ,op drie personen gebouwd, werk. In het bijzonder bekoord heeft mij, in het begin harer carrière bij Het Tooneel", een eveneens op drie figuren berustend looneelwerk, dat als tegenhanger van het drama Van Schönherr zou kunnen gelden: La Parisienne" van Henri Becquc. Het viel.... omdat men toen ?meende, dat de Vlaamsche" geen Panische" was, volgens het beeld (het tooiieelbeeld) dat wij ons van een Parisienne" maken, en het mondaine Magda Janssens inderdaad niet best afgaat. Dit was echter een vergissing. Aan hetgeen hier gevraagd werd: ?een vrouwtje uit den Parijschen burgerstand met ?wereldsche allures, beantwoordde Magda Janssens, ?die de rol tintelend van leven speelde, Volkomen. Het zal mij altijd bijblijven, hoe deze kleine bourgeoise als een kwikstaartie door het opzichtig kooitje van haar chique" etage fladderde, en zich tusschen beide mannen als vrouw" deed gelden. Juist het ras was hier zoo kostelijk getypeerd ! En dan moet men bij dit feest der herinnering vooral niet vergeten het klein tooneel Vóór de Coticiergerie" in Danton's dood", waar zij als de vrouw van Danton, in een optreden van nauwelijks vijf minuten, in enkele woorden, in een zucht..'., al het leed van de revolutie en al de poëzie van Biichner's hoogst dichterlijk Werk over ons bracht. Weinig creaties" van Magda Janssens 'hebben mij zoo van haar begaafdheid overtuigd als dit 21ste tafereel", dat niet meer was dan een lichtende ?stem in het half-donker: Zeg hem, dat hij niet alleen 23! gaan...." MAGDA JANSSENS IN HAAR JUBILEUMROL IN LEVEND BEGRAVEN" Deze nobele sterfscène is tevens haar zWanenzang geweest op dit niveau der hoogere tooueelkunst. Daarnaast heeft de knappe actrice nog tal van vlotte successen te boeken, waaraan hier niet herinnerd behoeft te worden aangezien zij aan de oppervlakte liggen. Wij hebben haar in liet bijzonder hulde willen brengen om hetgeen zij heeft kunnen toevoegen aan de illusie van het harmonisch tooiieelbeeld, in de jaren, dat de tooneelkunst daarvoor streed. lu dit verband heeft Nederland haar evenveel te danken als zij haar tweede vaderland en het milieu, waarin gedurende ruim tien jaren haar talent zichzelf leerde kennen en tot schoone ontplooiing kwam. Tilla Durieux, .,Hedda Gafe/er", Der Schallen" Aan het firmament, dat Herr Helm in de laatste jaren voor ons schitteren deed, dunkt mij Tilla Durieux niet een ster van dcallereerste groote, tenzij men een buitengewoon vaardige techniek op gelijken rang met de aben Oottes" stellen wil. Daar komt bij dat liet nooit voordeelig werkt wanneer eeu tooiieelkunstenaar voor de te vervullen rol in zijn natuur lijk Wezen zooals dat heet: Veel meebrengt" - - gelijk in dit geval Frau Durieux het geprononceerd de monische Voor de figuur van l ledda (iabler het leidt dan al gauw tot een zekere overlading en onwillekeurige aanzetting in een richting; iu de richting Strindberg zouden We hier kunnen zeggen. Het tweede stuk, waarin de Duitsehe tuoiicelspeelster optrad: De Schaduw" van Dario Niccodemi, kwam mij iutusscheii eeu nog minder gelukkige keuze voor. Bij de opvoering van dit Haliaansch drama in het Nederlandse!! hebben wij er voldoende den nadruk op gelegd welk een smaakbedervend, valsch product hier de zakdoeken in beweging brengt, en ook het, naar den eisch melo dramatisch, sterk spel van Tilla Durieux heeft mij niet kunnen Verzoenen niet deze aartsdoinme liysterica, die na drie jaren verlamd in haar stoel te heb ben gezeten, haar man gaat verrassen" in zijn afge legen atelier, waar hij bij tijden ook den nacht pleegt door te brengen, met alle gevolgen van dien.... Met een ietsje vrouwelijke intuïtie op het gebied der echtelijke verrassingen ware dit plompe spel, met zijn den hemel verzoekend slot: de vrouw gaat na de catastrophe, waarbij zij haar niau's dubbel leven" ontdekte, maar weder in haar rolstoel zitten, biddend dat God haar opnieuw met lamheid moge slaan ongeschreven gebleven. Belangrijk en belangwekkend was naast deze sensatie in elk geval Ibseti's werk met den fieren, wreeden naam: Hedda (ïabler", bloeiend van het begin tot het einde de vertolking. Dat, wat om den naam der rampzalige generaalsdochter hangt, heeft Tilla Durieux glansrijk uitge beeld. Nader tot het stuk gebracht heeft zij ons daar mede echter niet. Van dit huwelijk uit dépit en raison dat in de praktijk zelfs Hcdda's krachten te bnvvii ging, heb ik de sloopeiide macht nauwelijks begrepen, zóó Weinig greep het samenspel der Verregaand ongelijken: Hedda (iabler en Jörgen Tesnian, in elkaar .In den verscheurt uden strijd van het individu: om eindelijk zich nieiix'li" te voelen, d.w.z. in harmonie, in vrede met liet heelal, bleef de tegenwer kende kracht van dit degradeerend verbond-voorhet-leven te anecdotisch, al te ver buiten Hedda's sfeer. En het ontging ons, dat juist deze strijd met zijn, haar dagelijks, in duizenderlei vormen besluipende onlustgevoelens, zijn totaal gebrek aan eenige eigen voldoening, zijn hopeloosheid, de laatste horden van wreekende instincten in haar opwoelt, en haar ten slotte in de koele meren des doods drijft, waar de ziel aan alle kwellingen van het aardsch te kort" ontstijgt. Tot de uiterste consequenties is Ibsen gegaan in dit bitter Werk, waarmede hij oogenschijnlijk om de meedoogenlooze karakteriseering der vrouw in haar uiterlijke gedragingen het dkhtst Strind berg nadert, doch innerlijk misschien het verst van hem verwijderd blijft. Want nigt om de humaniteit ging het Ibsen ooit, maar om de persoonlijkheid", die hij in Hedda te vuur en te zwaard verdedigd heeft. Niet om het ethische, maar om het aesthetische, om de poëzie. Zijn demonische vrouw", is niet daar om haar-zelfs-wil, maar om gestalte te geven aan des dichters hunkeren naar het ideaal : zich n te gevoelen met de schepping, de natuur te beJiecrschcn. Het lijden van Hedda is het lijden van den dichter, door eigen meiischelijke zwaartekracht gebonden aan de aarde, gescheiden van de eeuwigheid, die hij in zich Voelt, het lijden van den heerscher, machteloos tegenover de elementen. En wij voelen dit lijden nog des te heviger omdat Hedda, die dezen trek naar het groote en volkomene in zich draagt, als mensch een onbegaafde" is, die dus geen enkelen uitweg vindt voor haar hooge droomen, en in de praktijk des levens, wegens dezen aanleg, voor niets deugt". Zelfs het moederschap dat het redmiddel ook voor haar zou kunnen worden kan de zelfbewuste, vleugellamme mensch in Hedda niet meer verzoenen en opheffen. Want dit kind, is het kind van Jörgen Tesman, den nuchtcrling, het symbool der innigste vereeniging met den tegenstrijdige!! geest. Het zou haar dagelijks herinneren hoe jammerlijk zij het diepste in zichzelve heeft miskend en misvormd, toen zij, moegedanst en ten einde raad, haar toevlucht zocht in dit huwelijk zonder liefde nocli lust. Zooals haar correctie-vermogen in verwende jeugd onont wikkeld bleef, zoo wist zij in dit later levenssta dium het vermogen zich aan te passen aan den burgerlijken eisch: qu'il faut aimer ce qu'on a. Het vermogen niet alleen, bovenal: den wil tot elke transactie. Zij verkiest het bloeiend graf bovui de lappendeken van den goeden wil, waaronder de ziel zich langzaam verstikt. Aldus voelde het de romanticus Ibsen, toen hij aan deze van den duivel bezeten" vrouwenge stalte Hedda ebler", zijn dichterlijk idealisme toevertrouwde. Mevrouw Tartaud heeft vóóreenige jaren, de rol in groote lijnen aangevend, de grootschheid, de poëzie van dit smachtend vrouwenhart doen gevoelen, zij hief Hedda hovende realiteit, Waarin de hoed van tantejulie en zelfs het manuscript van Lövberg een naar ver houding te importante plaats innemen. Tilla Durieux, Vee! meer detailleerend, ontnam Voor mijn gevoelen juist doordien overvloed van uiterlijke kenschetsing, aan de rol het geheime leven, het dicliterlijk-abstracte Waarvoor moeilijk een Woord te vinden is. l let was een voortdurend" - - en verbazend knap ! - - wraak zuchtig ivageereii, Waarmede zij een hopelooze sfeer om zich schiep, doeli zonder honger motief" schijn baar dan zich. uit te vieren, /onder te stijgen naar den Verzoenenden dood. Den dood in schoonheid. . . . Een onvoldoende Jörgen Tesman (Otto Schmöle) stond haar ter zijde, liet lag ook veel aan hem, dat wii bij deze mensehen nauwelijks dachten aan eeu eciitverbond. Alle nadruk viel op zijn prubige lief hebberijen, niets gevoelden wij van de hulpeloo/e vereering, die hij nochtans liedda toedraagt , van zijn teleurstelling, waar zij hem als eeu lastig kind af scheept ---prachtig trof Mevrouw Durieux daarbij den toon van zijn opgetogen toenadering bij den minsten schijn van belangstelling harerzijds, Van het langzaam in hem ontwakend bewustzijn: voor een vijandig raadsel te staan. Jörgen Tesman houdt in zijn onbewustheid, zijn gelukkige argeloosheid, niet minder eeu Wereld in dan lledda, zijn seluildelooze schuld is tragisch op een ander plan. Beiden, zoowel mevrouw Durieux als Otto Schmöle hadden te kampen met eeu mevrouw Elosted, die Voor haar taak (de romantiek-in-fcuilletonvorm vertegenwoor digt zij) geheel oiilierekend bleek en telkens de stemming verstoorde. Duur haar bleef deze ver dienstelijke. ..-'k dank zij de regie (Ernst StahlNachbanr) boeiende opvoering, beneden den eisch, dien men aan een Ibsen-opvocring moet stellen. Boven allen en alles uit ginu voor mij Paul Mcderow, een prachtige Ejlert l.övhorg. Hoe fantastisch innerlijk en hoe fascineeivnd! bij uiterlijk - - in tegenstelling eren - - de innigste soberheid. Op het ik, dat lledda, met haar boveumenschelijk instinct voor het waarachtige, hem liet pistool, als een geschenk, o Venvik te, beeldde heel zijn wezen reeds: di- verlossing. Door hem, den dichter, zagen wij I ledda's daad die een misdaad schijnen kon op lager niveau - in het hooger licht, dar aan haar eigen vrijen dood voorafgaat. Dit wasén hoogtepunt in de vertooning, waarnaast i'.uu onmiddellijk gesteld moet worden het aangrijpend stil spel van Tilla Durieux toen lledda daarop moest vernemen, dat zelfs Ejlcrt I.ovber» niet nog in nos; niet zichzelf gestorven was, maar in tien roes der vergetelheid, in de armen eener Diana" zus of zoo. mi-t de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl