Historisch Archief 1877-1940
No. 2540
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
17
Teekening voor de Groene Amsterdammer"
door B, van Vlijmen
HENRI TER HALL
werd 5 Februari jl. 60 jaar
JONAS DANIËL MEIJER
door HERMAN MIDDENDORP
Mr. N. de Beneditty. Leven en werken Vi.n
Mr. Jonas Daniël Meijer, (1780 1834).
Haarlem 1925. H. D. Tjeenk Willink en Zn.
. Jonas Daniël Meyer was ccn juridisch wonder
kind. Ik weet tenminste geen passender benaming
voor iemand, die Latijn kent op den leeftijd, dat een
gewoon mensen de bewaarschool verlaat; die op zijn
elfde jaar met onderscheiding van het gymnasium
komt; als hij zestien is, den graad haalt van doctor
in de beide rechten (alleen Hugo de Groot was hem
vóór: die speelde het klaar toen hij vijftien was);
op dienzelfden leeftijd als advocaat Wordt
geadmitteerd, en vóór z'n twintigste jaar z'n roem als pleiter
blijvend heeft gevestigd. Hij was de eerste Jood,
wien het lukte, tot de Nederlancsche balie te Worden
toegelaten. Mr. de Beneditty schrijft er over: Hoe
zeer toch de Joden in de Republiek der Verecnigde
Nederlanders een vrijheid genoten als nergens
welhaast bestond, officieel als ,,waarlijke onderdanen
van deze Republiek" werden gequalüiceerd, in den
handel, als geneesheeren, in diplomatieke betrek
kingen, als bewindvoerders der Oost-en West-Indische
Compagnieën uitmuntten, was nochtans de halie
voor hen gesloten. Toen een lid van het bekend
Portugeesch-lsraëlietisch geslacht Da Costa zijn te
Harderwijk verkregen promotiebrief bij het Hof van
Holland had ingeleverd met verzoek om als advocaat
den eed te doen, ontving hij dezen van den griffier,
ingevolge de toen gevallen en tot 1792 van kracht
gebleven resolutie van het Hof van 19 October 1658,
zonder eenige bijvoeging terug. Wel leverde de gods
dienst geen bezwaar op, om de functie van procureur
voor de lagere vierschaar waar te nemen en te Amster
dam ook nietom voorde Kamers van Zee- en
Assurantiezaken, onder de benaming van solliciteurs, te
occupeeren."
Een van de vele voordeden der Joden in ons land
is geweest, dat zij de vrijheid van het gedachtenleven,
door het Calvinisme eeuwen lang beperkt (dat deze
beperking in andere landen nog sterker was, heeft
men waarlijk al te vaak als een argument ter ver
dediging van het Nederlandscli-Calvinistische regiem
aangevoerd !) hebben helpen bevestigen. Dat zij dit
voor een goed deel hebben gedaan om hun eigen
positie in het maatschappelijke verband te bevestigen,
Was hun recht. Meyer heeft als Joodsch advocaat
in dit gebeuren al dadelijk zijn taak vervuld, door als
verdediger op te treden in het merkw'aardige proces
tegen Marcel, die in 18CO door de Dordtsche rechtbank
veroordeeld w'as tot vijftig jaren tuchthuisstraf en
vervolgens tot eeuwige verbanning, omdat hij de
goddelijkheid van den bijbel ontkend en zich over dat
boek verder in zeer afkeurenden zin had uitgelaten.
Meyer kreeg z'n cliënt vrij, maar bij zijn pleidooi
had hij voor, dat hij zich kon beroepen op een wets
wijziging van zeer recenten datum, de staatsregeling
van 1798.
Dit nu is maar episodisch. Meyer heeft gelegenheid
gehad, op breedei basis de vrijwording van het
gedachtenleven te bevorderen. Wat deze man heeft
bijgedragen aan de omvorming van het strafbegrip,
is Werkelijk bewonderenswaardig. Ik zelf ben volstrekt
niet competent, om dit in het licht te stellen, maar de
auteur van dit boeiende boek maakt het ten volle
duidelijk.
De grootheid van de menschelijke persoonlijkheid
Wordt zeker niet door de omstandigheden bepaald,
maar wel kunnen de omstandigheden machtig mee
werken om een mensch in de gelegenheid te stellen,
de waarde van zijn persoonlijkheid aan zijn
medemenschen te openbaren. In dit opzicht zijn de om
standigheden Mr. Jonas Daniël Meyer gedeeltelijk
gunstig geweest. Hij beleefde tijden, waarin men het
niet af kon met iemand, die minder geniaal was dan
hij. Want aan die omstandigheid zal hij het zeker
voor een deel te danken hebben gehad, dat hij in
1815 benoemd w'erd tot secretaris van de Staats
commissie Voor de nieuwe Grondwet, een commissie,
Waarin hij, als de onpartijdige Israëliet, de
traitd'union vormde tusschen de twaalf Protcstantsche
Hollanders en de twaalf katholieke Belgen. Later,
toen alles gladder begon te loopen, toen men den
genialen Jood niet zoozeer meer noodig had, toen
gingen hem ook verschillende ambten, waarop zijn
persoonlijkheid hem recht gaf, voorbij. Van 1811
1817 was hij rccnter in Amsterdam; daarna vatte
hij zijn oorspronkelijke!! werkkring, dien van advocaat,
weer op. De Joodsche advocaten in Nederland
hadden een slechteren voortrekker kunnen treffen.
Een samenvattende studie over de beteekenis van
Mcycr hadden we tot nu toe nog niet. Mr. de Bene
ditty heeft daar nu in een overzichtelijk en onder
houdend geschrift voor gezorgd. Zijn werk lijkt mij
in drie opzichten van een moeilijk te onderschatten
beteekenis. In de eerste plaats is het een belangrijke
bladzijde in de geschiedenis van de rechtswetenschap.
Daarnaast brengt het Wetenswaardige gegevens voor
de geschiedenis van Amsterdam. En ten derde Werpt
het het volle licht op een goed en groot mensch
dat laatste zou al voldoende zijn om dit nauwkeurig
gedocumenteerde boek met blijdschap te begroeten.
SCHILDERKUNSTKRONIEK
EEN EXPLOSIE!-" SCIIIIJ.EK TL: DEURNE (IN
NOORD-BKABANT).
Ik had wel eens ieis van hem gehoord; hij was
een dokter, een zoon van een doMer, een Kleinzoon
van een dokter; hij was in de streek van Deurne
bekend als een bruiisx en fameus geneesheer, vol
onverwachte behandelingen, en vol onverwachte
handelingen. Sommige schilders en letterkundigen
kenden hem als een welgezind Kameraad, en als
iemand, die niet alleen genoot van wat hij verdiende.
Ik kende hem niet; ik wist alleen, dat een buiten
gewoon scherpzinnig kritikus (wie weet ik niet
meer) hem een te kort had verweten aan anatomische
kennis in een schilderij. Alles is mogelijk; dat een
dokter schildert is mogelijk, maar dat te kort aan
anatomie was toch eer bezwaarlijk, leek mij, voor
hem, die over den schilderenden dokter schreef.
Ik kende dat schilderwerk niet, maar ik ho trde te
veel van hem, dat ik niet eens zou gaan kijken.
Ik ging. Deurne is een Brabantsen dorp, geen klein
dorp; niet ver van Nuenen, en ik vond er den schil
derenden dokter. Dadelijk begreep ik, dat hier een
uitbarstend wezen voor me stond, een uitberslende
natuur, een explosieve gezindheid; hij, de dokter, leek
op Erich Wichmann, maar hij was jongensachtiger
en met een eigenaardig gebaar, dikwijls, van schouder
en arm te gelijk; vrij lang; gebrild; blond; met een
friesehen naam, Wiegersma; achter al het bruuske
goedhartig; met een pose van kracht tegen innerlijke
gevoeligheid, teederheid, en zelfs zwakheid in. Ik
was gegaan met iemand die Wiegersma goed kende;
ik kon dus alleen bezinnen; zij praatten wel. 's Av, nds
werden de schilderijen vertoond, die hij in gro, ten
getale reeds had gemaakt: portret, figuur, groepen
figuren, landschap, stilleven; alles eer groote dan
kleine doeken. En dit waren de explosies", waarom
ik was gaan kijken; dit waren de dingen, die als
uitbarstingen van een phantasie meestal waren
ontstaan. Kr waren dadelijk twee soorten te erkennen:
die me niet konden schelen dan om een venassende
vaardigheid voor den korten tijd van schilderen,
en andere, die om iets anders me aantrokken. Er
was een intocht bijv. in Jeruzalem, en een laatste
av« ndmaal. Het laatste avondmaal deed te veel
denken aan renaissance-Italianen, het was meer
conventioneel als schilderij, als samenstelling, licht
te begrijpen, omdat allen, die het zien, er meer van
dergelijke kennen, en er was de intocht in Jeru
zalem, met den stillen Jezus op den ezel. Hier was
Wiegersma 't meest eigen. Ik zal niet zeggen, dat het
schilderij als specifiek-christelijk aandeed, maar het
was levend, boersch, en menschelijk.
Elk schilderij is een ontploffing" en in weinig
uren geschilderd. Lukt het, dan leeft het, is
boersch en menschelijk; lukt het niet, dan is het
nog dramatisch, maar kan je het cadeau krijgen!
Maar zoo'n intocht in Jeruzalem is met al de onregel
matigheden, toch iets. Niet alleen om den stillen Jezus,
maar ook om den bewogen stoet rond hem, en om een
eenzaam figuurtje. Het is onschoolsch, onvolledig,
Kunstzaal VAN LIER
G\5 G\5 naast het Postkantoor te Laren (N.-H.) ffsS C\D
ANTIQUITEITEN OOSTERSCHE KUNST
SCHILDERIJEN NEGERPLASTIEK
Dagelijks ook des Zondags geopend
echt. Het heeft in die drie elementen het leven aan
zich. Het kan al doende alleen sterker worden.
Dit is een soort kunst, die zich scholen moet in
ontploffing na ontploffing; het leven zelf moet
hier raad schaffen voor het leven; niet de tucht van
een school is hier noodzakelijk, maar het harmonisch
worden van den hartstocht en daarnaar kunt ge
verlangen, daarop wilt ge wachten, dat is hier af te
wachten.
PLASSCHAKRT
IN m-:N KUNSTHANDEL. BUI-FA, MAK, Oi'GANGt
VAN nUUNF..
Het Werk dat mevrouw Westendorp hij Buffa laa,
zien heeft, hoe bescheiden ook, een verschillend
karakter. Links hangen teckcningen te Parijs in de
omgeving van het Luxemhonrg of in het Musée
Carnavaltt gemaakt. Deze teekeningen hebben een
achttiend'eeiiwschen bijsmaak. Ken naiade, een
balustrade, een hek, een monumentale trap zijn los,
zonder nadruk, op het papier gezet en soms even
gekleurd. Dit werk heeft een flair en een smakelijkheid
uit vroeger tijd. Weinig wordt geaccentueerd, veel
gesuggereerd. Het schijnt gezien dooreene herinnering
heen. Dit ligt in de lijn van de latere Mevrouw Westen
dorp die, meer dan andere Aiiisterdamsche juffers,
buiten het zuivere realisme een Weg zoekt. Aan den
rechterwand is dat nog duidelijker. Daar treedt naar
moderner trant, de opzet om eerder de sensatie der
Werkelijkheid te geven dan de Werkelijkheid zelf,
meer naar Voren. n die Werkelijkheid is vooral van
de kleur uit beleefd. Kr is een streven naar tegen
stellingen van ongebroken kleuren, die klinken.
Muzikale schilderkunst. Deze opzet moge nog vaag
zijn en liet resultaat meer 1,111 de bedoeling dan om
zich zelve van belang, men kan het experiment als
teeken van leven, als poging tot vernieuwing, waar
deeren. Dat is hel juist wat Mevrouw Brocdelct mist.
Kr is in haar werk geen evelntie. Wel heeft zij haar
repevti i re niet eioi.de vogeltjes en vischjes verrijkt,
maar eie visie is dezelfde gebleven. Haar ei l.;riet is
gevarieerd, maar m eh fijn, noch levend. Ke'ii ver
zameling van haar schilderijtjes maakt, t.ndanks de
kleurigheid, een cgaleii indruk. Slechts spi radisch
----in de schildering van een tinnen kar.netje bijvoor
beeld -- breekt haar temperament zich baan. Dan
kunt er phantaisie in de kleur en beweging in de lijn.
Doorgaans zoekt ge tevergeefs een emotie achter de
beproefde combinaties van Vormen en kleuren.
Diezelfde eim tie ontbreekt totaal in de enorme
inzending die Roet, If Bunnct in de kunst/aal Mak
tertoonstclt. Niemand /.al zeggen dat deze neg jonge man
niet kan leekenen. Hij teekeiit te goed. Zijn vaardigheid
staat Voor niets en de hoeveelheid en de omvang van
papier die hij vult zijn beide respectabel, even respec
tabel als zijn toewijding en zijn geduld. Maar het is
droevig cm te zien hoe Weinig al die goede eigen
schappen op zich zelf Vermogen. Men zegt dat de
groote meesters instinctief den verschijningsvorm
herscheppen. Deze man herschept niets. Hij houdt op
waar de kunst begint, zijn uiting heeft noch
intcllectueele, noch enii tioiieele beteekenis. Alles is hem
eenerlei; aan alles schenkt hij gelijke aandacht. Indien
ge hier of daar in een enkele figuur, of in twee figuren
(terug van de markt) sporen van bewogenheid meent
te ontdekken, twijfelt ge of het toeval u parten speelt.
Zoo heeft dit omvangrijke werk uitsluitend belang
voor wie als de teekenaar in de sabijnsche bergen
thuis is en hier een pompoen, daar een omslagdoek,
gindseh een bekoorlijk gelaat herkent.
Paul Determeyer - - in den kunsthandel Opgang
laat zien hoeveel woningen er zijn in 't huis der kunst.
Naar Welke Voorgangers heeft deze kunstenaar ge
keken? Naar fresco's uit de school van iotto, naar
den Angelieo uit het San-Mareo klooster, naar
uelDuitsehe hout-sculpturen? In elk geval ontleent hij
in zijn schepping, zijn offerbelofte, zijn annunciatie,
zijn afscheid, naar den geest en den vorm aan voor
gangers die leefden in een geheel anderen tijd. Hij
vult zijn papier mei groot gehouden en zuiv.T ge
trokken contouren die een fraaie arabeske vormen
maar waar geen scheppingsdrang achter zit. Zijn werk
is hoogstens Wel-uVerWogeti. Smaak en gevoel voor
rythme kunnen de emotie niet vervangen. Zijn
gnxiteipgezette arbeid overtuigt niet. Beter slaagde hij
welk een tegenstelling in dierstudies uit Artis op
zeer kleine schaal, in de bekoring waarvan echter
het toeval een rol kan spelen, ook in gewasschei!
landschapjes uit Frankrijk die aan Cezame herinneren.
Doch dit alles bewijst vooral hoe moeizaam
Hetermeyer in dezen chaotischen kunsttijd een weg vindt.
Dan deed de Hollander F. Klein misschien ver
standiger, die goed en wel naar Cagnes getrokken \f,
er Znid-fransjhe landschappen schildert in Zi
idfranscheii trant en wiens dikwijls goed klinkend en
rijk geschakeerd palet ge bij den heer van Deene
kunt bewonderen.
H E XX e* 3