De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 6 februari pagina 4

6 februari 1926 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2540 Plattegrond met welwillende toestemming ontleend aan het Algemeen Handelsblad" 5CHELLIN6WOUDE mm VOORNAAMSTE TE MAKEN WEGEN KT3 WOONKWflRTIEREN OPEN BEBOUW HE* VOORNAAMSTE PLANTSOENEN. PARKEN ENZ,. ITTTm TERREINEN VOOR INDUSTRIE *'"*"e8m NIEUWE HAVENS IÉMËW fflffl VOORLOOPIG IN BEUlt STAANOEN.TOESTAND TE HANDHAVEN SPOORLIJNEN WATERGRAAFSMEER UITBREIDINGSPLAN VOOR GROOT-AMSTERDAM door H. J. M. WALENKAMP CZN. Lang gewacht En stil gezwegen. de nu volgende regel van het al-oude rijm is hier niet van toepassing. Want dat het plan eindelijk komen zou, sprak wel van zelf. Hoe lang «n hoe dikwerf werd door de velen, wien de toekomst ?der Hoofdstad ter harte gaat, op publicatie ervan -aangedrongen. En nu het dan betrekkelijk nog onverwacht verscheen, is de eerste en voornaamste Vraag welke zich onmiddellijk opwerpt, natuurlijk deze: ?of het mee- of tegenvalt? Deze vraag in haar vollen omvang kan maar niet zoo even beantwoord worden. Daarvoor is zij te ?ernstig. Het zou van meer dan gewone oppervlakkig heid getuigen, dit nu reeds, dw.z. slechts eenige dagen na het verschijnen van het plan, te beproeven. Enkele terloopsche algemeene beschouwingen mogen echter voorloopig volgen. Onder bovengeuit voorbehoud kan dan al daadlijk worden gezegd, dat de eerste indruk van dit gewichtig, verstrekkend voorstel van Burgemeester en Wethou ders aan den Raad gunstig is; en wel om de voor name reden, dat het voorgelegde plan zich uit de bestaande gegevens, de in de stad zich openbarende, reeds aanwezige tendcnzen, natuurlijk en als geleidelijk ontwikkeld heeft. In zooverre We het nu reeds hebben kunnen overzien, bevat het niets onnatuurlijks, niets gedwongens, gemaakts of kunstmatigs. Het Uitbreidingsplan voor Groot-Amsterdam. Wat ligt er niet besloten binnen die weinige woorden ! Hoe hangt de geheele toekomst der Hoofdstad, het wel-en-wee van duizenden harer bewoners, van het al-of-niet rationeele, het al-of-niet doeltreffende Van dit Voorstel af ! Van zóó groot gewicht voor het toekomstig bestaan en het welzijn van Amsterdam is het, dat men zelfs huivert het te bespreken. Van algemeene bekendheid kan het thans worden geacht, hoe de, zoowel praktisch als aesthetisch, afschuwelijke uitbreidingen der stad welke zich gedurende den loop der 19e eeuw voltrokken, het schoone en rationeele ter wereld nige Centraalplan voor altoos verminkten. Bij de verschillende uitbreidingen der laatste jaren, en vooral in Zuid en in West, isernaargestreefd deze stedeschennis zoo goed mooglijk te verbeteren en te ontwijken. Deze latere uitbreidingen echter, daar zij op het wanstaltige bestaande dienden aan t^stuiten,. moesten daardoor wel halfslachtig blijven. cn dient volmondig erkend te Worden, dat men gemaakt heeft wat ervan te maken was. i echter geldt helaas geenszins voor de groote tbreiding van Amsterdam aan de Overzijde van het IJ. Hier, inderdaad, deed zich de zeldzame gele genheid voor, een geheel nieuw stadsdeel te scheppen, een uitleg van een uitgebreidheid als de reeds be staande. Men had daartoe den on-vergelijklijken planvorm (den Halvc-maanvorm) in groote trekken (en natuurlijk bij toepassing tevens aan de nieuwe eisenen), slechts te completeeren gehad; een geheel nieuwe stad dus, liet waardig pendant van de Oude. 1 Een onzer dichters der vorige eeuw, sprak als zijn vurige wensen uit: de Halve-maan van Amsterdam te zien wassen tot een volle. Het heeft niet zoo mogen zijn. Ook deze illusie vervloog; hetgeen te betreurenswaardiger is, daar het aan tijdige ernstige waarschuwingen niet ontbrak. Men sloeg deze goede wenken in den wind, met het gevolg, dat de thans ontstane planindeeling der Over zijde de onsamenhangendste is die zich denken laat. De verbrokkeling aldaar is moeilijk bedroevender denkbaar. Dit wordt wel eenigszins door den toegepasten laagbouw", welke altijd iets aantrekke lijks en landelijks heeft, gecamoufleerd; doch het planlooze van het geheel wordt door deze gelukkige omstandigheid niet te niet gedaan. Het gemis aan eenheid, aan compositievermogen, springt hier on middellijk in het oog; en is te onbegrijpelijker, daar deze uitbreiding ontstond juist in het tijdperk der allerwege weer oplevende belangstelling inden Stcdebomv. Het thans ingediende Uitbreidingsplan is geen uitbreidingsplan in den eigenlijken zin van 't v oord. Het geeft geen straten-, wegen- en pleinenindeelingcn enz. zooals we dit van eigenlijke uitbreidingsplannen verwachten; slechts geeft het in groote vlakken en omgrenzingen de bestemmingen aan voor de verschil lende stadsgebieden naar alle zijden in de toekomst. Het is dus slechts een Schema"; en men had het dan ook, meer eigenlijk, aldus kunnen noemen. Afgescheiden van deze min-juiste benaming dient onmiddellijk erkend, dat de hier gevolgde wegd'eeenig ware en doeltreffende is. Want eerst en vóór alles dienen de verschillende bestemmingen der onder scheiden stadsgebieden in groote lijnen voorgoed vastgesteld te zijn, alvorens tot de uitwerking en indeeling in blokken, straten en pleinen, enz. kan worden overgegaan. Hierover in de eerste plaats dient geen verschil van meening in den grooten gedachtengang meer mooglijk te zijn. Vóór alles dient men te weten uaar men naartoe roeit; de onderscheiden bestemmingen en doeleinden dienen alzijdig op hechte grondslagen gefundeerd. We mogen het Gemeentebestuur gelukweiischeii, dat het dezen eenig juisten weg volgde. Terecht meen den B. en W. geen opdracht tot het ontwerpen van een volledig uitgewerkt plan te moeten geven, vóór dat gebleken zou zijn, dat de Raad met het thans gepubliceerde concept zich vereenigen kan. Immers, het zou kunnen gebeuren, dat de Raad ten aanzien van misschien gewichtige onderdeelen wijzigingen wenscht; hetgeen bij een volkomen uitgewerkt plan het gevolg hebben zou, dat een schat van belang rijk werk nutteloos zou verricht zijn. Als een groot voordeel voor hun voorstel mag het echter nu reeds aangemerkt worden, dat de Commissie van Bijstand in het beheer der Publieke Werken en de Commissie van Bijstand in het beheer der /.aken van Volkshuisvesting zich met het plan vereenigd hebben. Dit beteekent een groote stoot in de goede richting. Gelijk gezegd, bepaalt het ingediende project nog slechts de plaatsen of sfeeren waarin men zich voor stelt in de toekomst den onderscheiden stadgcbieden hun bepaalde afzonderlijke bestemmingen te verleenen. Daarenboven geeft het de onmisbare ruime llonf iirgcvi aan, die deze verschillende centra dienen te verbinden. Maar juist het vaststellen dezer eentra met de hun verbindende hoofdverkcersw'egen is al daadlijk van de grootste beteekenis voor liet algemeen karakter van het geheele plan, daar het onherroepelijk tevens het karakter van al het daaruit volgende bepalen DE KON.FABR.F.W.BRAAT-DELFT VERZIN KT.VERLOODT, VERKOPERT ONAFHANKELIJK. VAN VORM EN AFMETING TEGEN BILLIJKE PRIJZEN. LOONSCHOOPEERAFDEELING. zal. Het is het geraamte, de innerlijke ondeigrond, de vaste onderbouw, de hoofdstructuur waarvan in den kern al het overige zal afhangen. Dit nader te beschouwen dient vóór alles het hoofd doel eener studie van eenige beteekenis te zijn. Een van de belangrijkste zich daarbij voordoende vraagstukken is ook dit: in hoever de reeds vastgestelde Ceintmirspoorwegbaan om de stad en het geprojecteerde Kingkanaal aan de Noordzijde van het Y de mogelijkheid scheppen, de unikf en historische Ccntrual-aanleg voor Groot-Am sterdam weer te herstellen en te vervolgen. jNederlandsche Munt i Holland's beste 10 cents sigaar NIEUWE UITGAVEN Ambacht of Nijverheid". (Uitgave Dordrechtsche Drukkerij en Uitgevers Mij.) De schrijver van dit pamflet, de heer Koos van Eybergen, noemt het in een ondertitel: Een pleidooi voor de Ambachtskunst". Ik las het reeds eerder in eene reeks dagblad-artikelen en mijn eerste indruk Wordt thans bij het herlezen der gebundelde bijdragen bevestigd: het boekje heeft, goed bedoeld intusschen, niet veel om het lijf.... En welk een taal! Men oordeele zelf, De toegepaste kunst, zijnde de uiting van een artist in een meer of min practischen vorm vastgelegd. ..." Maar wie beweert dat in onzen tijd de machine als vijandige macht ten opzichte van het kunst-object dient te Worden beschouwd is waarlijk aan den Nieuwen Tijd verre ten achter. Het is alsof men den braven Morris de machine hoort hekelen, alleen. . . . hij zeide het feller, sterker, levendiger en met heel Wat meer kennis van zaken. Daarenboven verstout de heer van Eybergen zich te beweren, ook daar waar hij toejuicht dat de directie van een glasfabriek bekwame kunstctiaren in den arm (sic. l v. T.) genomen heeft, die haar producten wisten te verfijnen tot gracieuse gebruiks-en siervoorwerpen, <'at niette min , een inniger samenhang met de ontwerpers" nooit is aangetoond ! Ik zou nu slechts n naam willen noemen : de Bazel. . . . Wat deze beginselvaste, wilskrachtige en begaafde op initiatief van den kunstzinnigen heer Cochius bereikte is dus slechtsn ddelmatig massaproduct ! Neen, wie zóó vluchtig over de dingen heengaat als de/.e auteur, mag, ook al kan men de goede be doeling waardeeren, gerust rekenen opeen zeer koele ontvangst van zijn, al te zwak,pleidooi. Ik heb nog een acsthetisch-uitgevuerde prulleinand van de Rijksriet vlechtschool.... Meiibiiccrini/ en Inrichting der iiwii'm;, (Niji/h en i'iin Ditmar's Uitgevers Mij. K'tl^in.) Een boekje, vlot geschreven, met iets huiselijke en zelfs iets heel vriendelijks, hier en daar. Een niet diep gaand maar logisch ingedeeld praatje over het huis, de verschillende vertrekken enz. door A. E. van deiTol,dat vooral in hoofdstuk V Hoe onze voorouders. woonden" gaat lijken op den tekst van een vroolijk schimmenspel en daarin nu is m.i. de schrijver het meest zichzelf gebleven. Sprakeloos, geslagen door smart, Was Hatasa, gisteren nog de gelukkigste der aanzienlijke vrouwen van Egypte, nu de eenzame weduwe van Hophra,dcn machtigsten en rijksten der meest be/onnenen van alle Wij/en". En dan volgt rene beschrijving van de doodenbaar... Men ziet het, de auteur houdt van vertellen, maar wat mij betreft is dit boekje wat al te zeer aan den buitenkant der dingen gebleven. O.ik de keuze der afbeeldingen is niet altijd gelukkig, men mist er de sterkste werken der jongeren, hoewel inderdaad vo0r een volkomen leek zoo'n uitgave toch nut kan hebben. OQKTFREDJPOESKE ZANDBLAD - SIGAREN 8 cnlO cfs.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl