Historisch Archief 1877-1940
2540
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
BOEKBESPREKING
Jo van Ammers Kuiler, De Opstandigen.
J. M. Meulenhoff, Amsterdam 1925.
Stijn Streuvels, Herinneringen uit het ver
leden. L. J. Veen, Amsterdam, zonder jaar.
Het boek van Jo van Ammers-Küller kan op den
duur een historisch document worden, ten deele is
het al een historische roman, geen drieluik, maar
drie gelijkwaardige tafereelen, beelden uit het
Hollandsche wereldje tegenover het vraagstuk der eman
cipatie, omstreeks 1840, 1872 en nu. Het boek be
handelt een maatschappelijk probleem om dat pro
bleem zelve, Voor ieder tijdperk heeft zij voortreffelijk
den eigen toon getroffen, met groote kennis en liefde
teekende zij sommige van haar typen.
Vooral het Leidsche maatschappijtje, het Leidsche
gezin van omstreeks 184Ümet zijn Lodewijk
Coornvelt, den wever-patroon, oppermachtig heerscher en
gebieder in zijn fabriek en in zijn gezin van vrouw en
kinderen, zijn jonge meisjes, die heimelijk op Klaas
Beets verliefd zijn, maar overigens zich verkniezen
in een suf, dor bestaan van huiselijke Werkzaamheden,
tot ze op bevel van hun vader kunnen trouwen of
aan de Weldadigheid van broers en ooms worden over
gelaten, daar Werken schande is; de tijd, waarin het
liberalisme even gevaarlijk werd beschouwd als later
"het socialisme;dat alles is geworden een rustig, strak,
Weldoorwerkt doek, zooals de tijd rustig en strak was.
En wanneer het tafereel van onzen tijd meer rammelt
en onsamenhangend lijkt, dan is dat uitstekend in
overeenstemming met den toon van die periode zelf.
Het is een ernstig boek, dat ook hem, die cynisch
staat tegenover heel deze beweging, doordringt van
het onvermijdelijke in de verschijnselen. Men voelt,
dat achter dit alles een onverbiddelijke, geheimzinnige
brute macht Werkt, Waar geen ontkomen aan is,
Waar geen individuen iets aan kunnen toe-of afdoen.
Het moét, en voert tot verderen groei of dieper ver
wording en verrotting. Wie zal het zeggen?
Zooals Mevr. van Ammers het ge val geteekend heef t,
heeft ze er vtijwel het bankroet der zoogenaamde
ontslaving der vrouw in uitgedrukt. Als in de laatste
periode de heldin uit de tweede, dokter Wijsman, met
voldoening constateert: Jullie meisjes van tegen
woordig hebt inderdaad de wereld voor je open", dan
antwoordt de jonge Puck Coornvelt met een
moedeloozen, schamperen trek om den mond: De heele wereld
.... en wat heb je dan neg.... ?" Een andere ver
tegenwoordigster van het jongste geslacht ontstelt
de oude dokter met haar: Neen, lieve tante, ik doe"
op het oogenblik niets, ik ben beu van die onnoodige
energie-verspilling geworden". De vrouw, die met
zooveel tranen en zorgen eenmaal haar recht op
Werken had betaald, moet nu hooren: Sprak u er
nog dikwijls een, die het een geluk" noemde, dat ze
mocht werken?"
En dan van de jongste kinderen uit het geslacht
.Coornvelt: Zij hadden alle denkbare vrijheid, de
kostelijkste mogelijkheden om hun geest te ver
rijken, geen ouderlijk gezag drong zich aan hen op,
zij konden zooveel genoegens en pleziertjes hebben
als zij wenschten.... en toch schenen zij zelden te
vreden en opgewekt, toch scheen elk van hen gedrukt
te zijn door moeilijkheden en stelde de een na den
ander een onoplosbaar probleem voor haar uit".
Van haar oude leidsvrouw Sylvia" moet de dokter
verklaren: dat zij juist op den goeden tijd was heen
gegaan, zij had nog beleefd, dat de pioniersters, die
zooveel verguizing en minachting hadden gekend, de
kroon op hun werk zagen gezet ,den terugslag....
de verslapping van het hooggestemd idealisme, de
gemakzucht en de onverschilligheid van wie zoo groot
en hoog een verantwoording droegen, had zij niet
meer gezien".
De eenige toonbare figuur uit deze moderne
vrouWenwereld, Mr. in de rechten en Kamerlid, getrouwd
en moeder, moet ten opzichte van haar man de ver
zuchting van het hart: In het diepst van mijn hart
heb ik altijd geweten dat het voor hem een leegte
liet als ik uitging naar vergaderingen of heele avonden
op mijn kamer zat te werken, dat ik er iets van het
beste tusschen ons mee prijs gaf, dat door geen geeste
lijke voldoeningen, geen succes of wierook viel te
dekken". En al haar kinderen, op n na, waarin
het oude ras sterk voortleeft, zijn een vooze bende
van fraseurs over alles en nog wat, die zich de zotste
en misdadigste vrijheden veroorloven.
De oude Coornvelt zegt ergens tegen zijn zoon
David, den professor van de tweede periode: Leer
n ding van mij, zoon, voor heel uw volgend leven,
argumenteer nooit met een vrouw. Zeg haar waar
het op staat en laat het daarmee gedaan zijn. Dat
is een raad, dien mijn vader mij in mijn jeugd heeft
gegeven en waarbij ik mij altijd wél bevonden heb".
Ja, kijk eens of neen, laat ik hier maar niet
verder op ingaan: de harpijen mochten mij op een
onbewaakt oogenblik verscheuren".
Maar bij een ander punt, dat er misschien slechts
een onderdeel van is, Wil ik toch wel even stilstaan.
De groote, sympathieke pionierster Miebetje beweert
in verschillende vormen: dat de vrouwen geen slech
ter hersens of zwakkere zenuwen hebben dan de man
nen". Wat de zenuwen betreft, Weet ik het nog zoo
net niet; maar wat de hersens aangaat, zij kunnen
zeer zeker het gewone, dagelijksche werk van een
advocaat, klerk aan de posterijen, kamerlid, medicus,
leeraar etc. verrichten. Dat is waarachtig ook zoo'n
heksentoer niet. En daar is weinig tegen, als ze er dan
absoluut plezier in hebben. In het trouw en zorgvuldig
verzamelen van het stomme weten, zooals ze vroeger
trouw en zorgvuldig de tafellakcns en hemden in de
linnenkast rangeerden, overtreffen zij de mannen
misschien, zelfs in het eerste vlug inzicht van het ver
band tusschen dien noodzakelijken wetenschappelijke!!
pakhuisrommel, omdat ze dien als hoofdzaak voelen.
En er zijn door alle eeuwen heen, met of zonder
emancipatie, vrouwen geweest, die door kennis, ener
gie, temperament, groote figuren Werden, van Judith
en Aspasia tot Mme Curie. Tesseltje had al tot lijf
spreuk ,,Elck sijn waerom"; Fa Roemer schijnt er
niets tegen gehad te hebben en de dames zwommen
extra urbem". Er zijn duizenden vrouwen geweest,
die op allerlei gebied, als Reygersberg duizend man
nen te erg" waren. Doch met dat al blijft de vrouw
in het algemeen inferieur tegenover den man. Dat
kan al het Water van de zee niet afwasschen. Van
gelijkheid is geen sprake.
Nimmer is ooit eenige vrouw in de termen van het
genieschap gevallen. Door heel de wereldgeschiedenis
heen is geen vrouw aan te wijzen, die ook maar in
de verte kan genoemd Worden naast Shakespeare,
Rembrandt, Lorentz, Mozart, Napoleon, Michel
Angelo. In het hoogste, de geestelijke compositie,
in de procreatie, in het scheppen blijven allen ver
beneden den man.
Doch met dit alles hebben we hier eigenlijk niets
te maken. Hier geldt enkel de vraag: wat is de
schoonheid in het boek van Jo van Ammers?Kuiler?
In wat ik hierboven argeloos neerschreef, ligt het
oordeel al opgesloten. Hoe komt het, dat gedurende
de dagen dat ik dit boek las, twee vijandige geesten
in mij, die heel die emanicipatiegeschiedenis niet
interessant vind, voortdurend in heftig debat zijn
geweest, zoo heftig, dat er hier, tegen mijn bedoeling,
enkele brokjes uit wegrolden en ik niet in de eerste
plaats door de schoonheid van haar werk werd ge
troffen? Het komt doordat dit boek niet in de eerste
plaats geworden is uit schoonheidsdrang. Zij heeft
vóór alles haar ideeën willen geven over het verschijn
sel der emancipatie. Dat deed ze meestal litterair
knap en vaardig, doordat ze niet anders kou als
knap en vaardig artiste. Maar daardoor werd haar
boek toch bovenal voorbestemd tot historisch
document, zooals Uncle Torn's Cabin en Hilda van
Suylenburg nog enkel dat zijn. Als zoodanig zal
het blijven leven. Niet als werk van zuivere, heer
lijke, bloeiende schoonheid.
De groote scheppende kracht in Stijn Streuvels
lijkt uitgedoofd te zijn. In de laatste jaren geeft hij
ons enkel dagboeken, topografie, navertelde volks
verhalen, memoires enz. Hier krijgen we voor een
deel vroeger werk bij elkaar gebracht in een bundel.
Voorop komt een opstel uit 1010. Daar is nog de
directe, simpe! heerschende inwerking van de natuur,
het groote natuur-enthousiasme, de breede, wijde
visie, de machtige lyriek. Dan volgt van 1023 de
overpeinzing, reflexie, historie, over Damme, met
gemoedelijke praat over wat hij er ziet en beleeft.
Er zijn ook oorlogsherinneringeii, litteraire beschou
wing over vrouwe Courtmans, waarbij zich vooral de
vraag op den voorgrond dringt, Wat de schrijfster
voor het Vlaamsche volk is geweest. Hij praat over
kinderlectuur en zoowaar ook al over Rabindranath
Ta go re.
En nu We het toch zoo over de vrouw gehad hebben,
even deze karakteristiek uit een specchje, waarmee
hij een siort studentinneiiboud toesprak: Een
meisje afzonderlijk genomen, is van natuur liefelijk,
bewust of onbewust ('t laatste vooral!), schuchter,
bedeesd, met een tikje preutschheid, uitbundig
toeschietend echter als zij iets bekomen wil, maar altijd
er op uit een zekeren" indruk na te laten, om 't even
of die indruk goed is of slecht, alles heel onschul
dige dingen die door de bekoorlijkheid der jeugd goed
gemaakt worden.
Doch dat zelfde schuchter nufje van zestien jaar,
ontpopt zich tot een onbarmhartige plaaggeest als gij
het ontmoet op een kransje, op koffie- of thee-visite,
of ergens anders in gezelschap van zijns gelijken;
onderling vereenigd worden zij bewust van hunne
superioriteit, stellen zich aan als dwingelanden en
vinden er vooral een wreedaardig genoegen in den
schuchteren man te duivelen en te doen zweeten,
dan kennen zij geen genade !"
Stijn Streuvels is nog een ouderwetse)! man; hij
meent, dat krachtige opwelling eigen is aan de vrouw,
uithoudingsvermogen eigenschap van den man.
Mannen leven naar buiten; vrouwen leven naar
binnen". Hij heeft dit opstelletje den titel gegeven:
De schoonste deugd. En die is? Bescheidenheid !
Prof. Dr. J. PRINSEN J.Lzx
Inleiding tot de philosophie der samenleving, door
Dr. Clara Meijer-Wichrnann. 2de druk.
Met een levensschets van de schrijfster door
J. B. Meyer. Haarlem. De Erven F. Bohn. 1925.
Deze inleiding is gegroeid uit drie Amersfoort sche
voordrachten in 1016 op de internationale school
gehouden, en een jaar later verschenen, kuit nadat
de schrijf ster een ingrijpende verandering had gebracht
in haar houding tegenover de samenleving. Niet dat
GOEDKOOPE
EUBELS
MOETEN JUIST SOLIDE ZIJN.
WIJ MAKEN NU O.M. EEN
HUISKAMER BESTAANDE UIT
TAFEL, 4 STOELEN, 2 ARM. f O1Q
STOELEN EN BUFFET . . . .1*1*»
ZITKAMER BEST. UIT TAFELTJE,
3 ARMSTOËLEN, 2 STOELEN, f 1QO
THEEKAST EN BOEKENKASTJE ? l"0
SLAAPKAMEReEST.uiTSPiEGEL.
KAST, LITS JUMEAUX.2NACHT- f OOI
KASTJES, 2 STOELEN EN TAFEL ' *»*»!
TOILETTAFEL f 57
ALLES GEMAAKTVAN MOOI
EIKENHOUT
EN ONTWORPEN DOOR
CORN.r.SLUYS
DEN HAAG - NOORDEINDE 162A
haar wijsgeerige kijk op de historfe der samenleving
hierdoor veranderd is: dit boekje is een warm pleidooi
voor de nieuwe richtingen, de ketterijen aller tijden
en hun goed recht tegenover de oude vormen
't zij van huwelijk of strafrecht, verhoudingen op
't gebied van arbeid of wetgeving waarvan de
redelijkheid tevens erkend Wordt.
Voor een geest, die 't recht van beide partijen
duidelijk beseft, die ware verzoening en vrede vindt
in het beiderzijdsch erkennen van eigen tekortkoming,
is het wel buitengemeen moeilijk eigen houding te
bepalen in de aktiviteit, in den strijd der samenleving,
waarin wc toeschouwers en medespelers te gelijk zijn.
(p. 134) Het duidelijk besef dezer tweeledigheid
voert tot de eigenaardige taak onze philosophische
overwegingen in de samenleving te uiten, met de
bedoeling om te bemiddelen en te verzoenen".
(p. 173 -174).
Van dit standpunt van verzoenen door begrijpen.
van rechtvaardiging van het nieuwe tegenover het
oude, van de komende tegenover de heerschende
phase, tot liet standpunt van aktief deelnemen aan
den strijd om de samenleving tot de/e nieuwe phase
óp te wentelen, is de schrijfster gekomen iu het jaar
na het uitspreken dezer Voordrachten. In de levens
schets lezen We, hoe ze in de aktiviteit tot het Ver
werkelijken der nieuwe inzichten, steeds hare wijs
geerige overtuiging van liet betrekkelijk recht der
heerschende verhoudingen trouw is gebleven, hoe
heel haai' propagandistisch streven doortrokken
was van haar zuiver wijsgeerig inzicht.
De levensschets, die aan deze herdrukte studiën
voorafgaat, heeft zijn betrekkelijke waarde; vurt
waarde is ze, omdat hier in kort bestek fragmenten
en citaten zijn gegeven uit de ontwikkeling van dit
zeld/.aam rijke geestesleven. lictre/Ja l:j/; is de waarde
van deze levensschets, omdat ze ondanks de toe
wijding, de vereering en de liefde, die er uit spreken,
toch mist de nauwkeurigheid in detail, het
ingeleefdzijn in de verschillende fasen van haar leven; cisclicn,
die Clara Wichmann zelve zeker aan een biografie
gesteld zou hebben.
De zoo uiterst belangrijke studententijd komt
niet tot zijn recht. Hier wreekt het zich, dat de
schrijver Wel een clubspeech van Clara en eeuige
herinneringen van Clara's medestudenten kan
mededeelen, maar dat hij niet in staat is, het zoo intense
studentenleven dier jaren te schetsen. Ook de feiten
zijn slordig meegedeeld : reeds vóór haar staatsexamen
volgde Clara colleges in geschiedenis en hoorde zij
Bolland, hare z.gen. prae-historische historische
periode. Ook toen maakte ze vriendinnen in de club,
waarvan ze in de jaren 1002 en 1003 lid was.
Met de Christen-Socialisten kwam ze in aanraking
doordat een studievriendin haarin 't voorjaarvan 1017
Opwaarts gaf, de Ligt leerde ze kennen op een cursus
te Amersfoort, in den zomer van 101 /: hij kwam in
de gehoorzaal, waar ze sprak c;i /iin eerste woorden
waren: Dat is een buitengewone vrouw".
Van de School voor Wijsbegeerte was zij mede
oprichtster en bewindvoerster -- bestuurslid is zij
nooit geweest.
Kleine trekken, die van haar in deze levensschets
zijn meegedeeld, zijn soms psychisch verkeerd ge
nterpreteerd.
Zoo geven de citaten uit dagboeken, brieven en
opstellen wel de grootste waarde aan dit stuk, dat
zoo levendig de wensch doet koesteren, dat in een
uitvoerige biographie de ontwikkeling van deze zér
bizondere vrouw in wisselwerking met haar l 'trechtsch
milieu, en de opkomende maatschappelijke en geeste
lijke strooiningen van haren tijd beschreven moge
worden.
Dr. J. VAN DKX BlCRGH VAX
KYSIXGA E LI AS