Historisch Archief 1877-1940
No. 2541
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
NIEUWE GEDICHTEN
DOOR MR. J. C. BLOEM
I
Erts. Almanak 1926.
(Amsterdam. S. L. van Looy).
T T ET Was een gelukkige gedachte van de
(onge?*??*? noemde) samenstellers, deze letterkundige alma
nak Erts", die op ruimer schaal immers zich
niet alleen tot de lyrische poëzie beperkend het
in den oorlog helaas gesneuvelde Jaar der Dichters
van J. Greshoff voortzet, en het is zeer te hopen,
dat de weinigen, die ten onzent belang in poëzie
stellen,nog zoovelen zullen blijken, dat een duurzame
verschijning ervan mogelijk wordt. Dan pas immers
krijgen dergelijke verzamelingen hun volle waarde
als spiegel van wat er in een zeker tijdsbestek aan
letterkundig leven in ons land Was. Elk deel op zichzelf
is daarvoor nog te veel van allerlei omstandigheden,
waaraan geen samensteller iets kan doen, afhankelijk.
Een almanak als deze is namelijk geen bloemlezing,
misschien deels nog Wel Wat de keuze der
uitgenoodigden betreft, zeker niet wat betreft hun bijdragen.
Er werd immers speciaal ongepubliceerds gevraagd en
dus, wat men toevallig had, gegeven. De een trof
het daarbij, den ander verging het juist omgekeerd.
Nijhoff, met Roland Holst en Werumeus Buning,
ongetwijfeld de belangrijkste der inzenders, is
bijvoorbeeld niet volgens zijn meesterschap ver
tegenwoordigd met Het lied der dwaze bijen".
Daarentegen heeft Martien Beversluis, een dichter
van wel is waar talent, maar toch niet te vergelijken
met de besten der jongsten, zichzelf overtroffen met
zijn Zeelantaren", dat een van de mooiste gedichten
van den heelen bundel is geworden. Zulke onvermij
delijke onbillijkheden corrigeeren zichzelf echter in
den loop der jaren, die daarom deze uitgave mogen
zijn toegewenscht.
Wat de keuze der medewerkers betreft, hebben de
samenstellers zich op een zoo ruim mogelijk standpunt
gesteld, en hun eigen voorkeur zooveel doenlijk
en wenschelijk (immers een zekere schifting is na
tuurlijk onvermijdelijk) op zij gezet. Zij zijn
daarin voortreffelijk geslaagd. Enkele lacunes, zooals
Aart van der Leeuw, Jo de Wit, Emmy van
Lockhorst en Elizabeth Zernike zijn misschien buiten
hun schuld veroorzaakt, en in elk geval een volgend
jaar te herstellen.
De samenstellers zijn om dit standpunt niet ge
noeg te prijzen. Een boek als ,,Erts" ontleent immers
zijn belangrijkheid nu eens niet, althans niet in
de eerste plaats, aan zijn selectie (bloemlezingen
zijn er al te over) maar aan zijn compleetheid een
absolute eisch voor dengene, die een overzicht wil
hebben over Wat de tegenwoordige schrijvers maken.
Later mag en moet hij dan voor zich zelf een keus
doen, maar hij zal den samenstellers dank weten, dat
zij die niet bij voorbaat voor hem gedaan hebben.
Het doen van die keuze is echter voor den criticus
??in tegenstelling met den belangeloozen lezer
niet het voornaamste. Hij zal zich in de eerste plaats
afvragen, welken indruk het geheel op hem maakt.
En dan lijkt het mij, dat, afgezien van alle individueele
waarden, drie dingen in het bijzonder naar voren
springen.
Ten eerste, wat de poëzie betreft, een zekere reactie.
Het spreekt vanzelf, dat dit alleen ten aanzien van
de jongsten geldt, maar dezen zijn uitteraard in
boeken als Erts" degenen, waar het om draait,
al zitten er ook ouderen aan den litterairen dischaan,
ongeveer als vaders en ooms aan promotiepartijen.
Nu zijn er niet alleen op het gebied der kunst
ten allen tijde twee soorten van reactie, een goede
en een verkeerde (welke laatste ir.i. beter conserva
tisme is te noemen). Deze is in wezen negatief en sta
tisch. Zij bestaat uit het hangen aan het oude, omdat
men het nieuwe niet durft of kan. De ware reactie
is actief en kinetisch. Zij richt zich tegen de
zinnclooze nieuwlichters, die ai wat nieuw is daarom alleen
reeds goedkeuren (en omgekeerd). Zij aanvaardt
het verleden cm wat het eeuwige, het wezen daarvan
uitmaakt, maar zij is er zich voortdurend van bewust,
dat dit onveranderlijke wezen zich in steeds veran
derende vormen uitdrukt en staat dus even vijandig
tegen elk epigonisme als de modernste der modernen;
misschien zelfs nog vijandiger, omdat een epigoon
de caricatuur is juist van wat zij het meest bewondert.
De reactie op de, grootendeels onder Diiitschcn
invloed ontstane, poëzie van een jaar of vijf geleden,
wier voornaamste oorzaak de goedkoope mark was,
en die daarom dooreen onzer dichters t\en geestig als
juist valuta-poëzie werd genoemd, lijkt mij in dit
boek grootendeels van goed allooi. Zeker, de vrees
bestaat natuurlijk altijd, dat men al te gemakkelijk
binnen de gewende banen zal terugvallen. Maar zoo
is er altijd Wat te duchten. Men meet echter wel een
modernist a outrance zijn om bijv. Marsman in zijn
eerste periode te verkiezen boven den dichter van
Penthesileia en het in Erts" opgenomen ge
dicht. Trouwens, de reactie van dezen dichter
tegen zijn expressionistisch (om uit de tallooze epi
theta der modernen een keus te doen, die even veel
en even weinig zegt als elke andere) zelf, beteekent
volstrekt geen terugval naar de poëzie van bijv. de
generatie van De Beweging. (Ik hoop hier later nog
eens, in dit weekblad, uitvoeriger op terug te komen).
K R A M A T i)
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door J. G. Sinia
Te midden der sawah's, in eindlooze volging,
Zich uitstrekkend tot waar het ge bergt'
Steil zich verheft uit de zonnige vlakt'en
In 't tintelend azuiir van 't onmeet'lijk ruim
Trots verheft zijn gekartelde kam,
Ligt het kramat.
De boomen staan roerloos en welven zich wijd
Over het eenzame graf.
En de brand, ;die het oog van den dag schiet
omlaag,
Verzengend de aard, onbarmhartig en fel,
Deert het niet.
Geen windeke suizelt en kemoening 2)geurt zwaar,
Als wierook den heilige gewijd,
Die eins in 't graf werd te ruste gelegd,
En de juichende kreet van een bèttèt 3),die wiekt,
Als een blinkend ji.weel, naar omlaag,
Is 't eenigst, wat men hooit.
Zwaar hangt de stilte om 't grauwe gesteent,'
Waar het volk getrouw en devoot:
Brengt zijn offers, maar
(leen meiischelijke stem waagt
Te storen des heiligen rust.
J. G. S i N i A
1) Kramat heilig graf. 2) kemoeiiing -- wit bloempje, dat sterk geurt. 3) Belt et soort parkiet.
Het tweede wat in Erts" treft is dat, voor het eerst
wellicht sinds vele eeuwen, het proza (al blijft het
aantal belangrijke prosateurs nog altijd verre beneden
dat van de dichters) zich tot de gelijke van de poëzie
weet op te heffen. De fragmenten van R. van Genderen
Stort en Gabriëlle van Loenen, en heel anders weer,
de short story" van Trits Hopman, behooren tot
het beste wat er in den bundel staat.
Het derde eindelijk, wat in dezen almanak opvalt,
is een prijzenswaardige bezinning, zich uitend in
interessante kritische stukken,onder de jongeren. Hoe
prijzenswaardig dit overigens ook zij, rijst echter
daarnevens de vraag, of deze' kritische gezindheid
hen niet ook te zeer verlamt, doordat zij zoozeer
van de Volmaaktheid bezeten zijn, dat zij geen regel
durven schrijven, die niet tot in ieder leesteeken
toe te verdedigen is. Bezinning over zijn werk is in
den kunstenaar een voortreffelijk iets - ? maar
achterna. Frimum scribere, deinde philosophari"
zou men het bekende gezegde ten aanzien van velen
der jongsten willen varieeren.
Het Was, zooals ik reeds schreef, mijn deel, dezen
almanak als een geheel te beschouwen, maar ik wil
toch niet nalaten, enkele van de bijdragen, die mij van
de allerbeste schijnen, te vernielden, zij het dao ook
met niet meer dan den titel. Het zijn, behalve de
reeds genoemde:
Gerard Bruning: Hans Holbein de jongere,
J. W. F. Werumeus Buning: In memoriam patris.
Anthonie Donker: De' violist, Anton van Duinkerken :
Lof der zeevaarders, P. N. van Eyck : De tuinman en
de dood, Gerard van Klinkenbcrg: Vroege lente.
H. Marsman: De vreemdeling, Hendrik de Vries:
Naar de duisternis en Vietor li. van Vriesland :
Derde samen spraak.
En ten leste neg een enkel woord over de
materieelc verschijning van Erts". Het boek is keurig ge
drukt, de omslag is zoo zoo, maar vanwaar de malle
gedachte', dien los van het bul, te maken, als een
publisl'.ei's jackit, waaronder geen band zit, znodat
het voortdurend naar beneden of naar boven glijd! V
Dit moge het volgend jaar verbeterd worden.
Verder verdient vermelding, dat de almanak ge
llustreerd is met portretten van de medewerkers.
Ik voor mij houd daar allerminst van. Voor een ge
storven kunstenaar, die dus aan de historie behoort.
is dat wat anders, omdat de gedachte aan diens
uiterlijke verschijning als het v.are door den dood
güinmaterialisecrd is. Maar voor levenden vind ik
hoofden, om 't even of /ij knap of leelijk zijn, met hun
bijbehnorcndc brillen, boordjes en dasjes, een uiterst
saugrenue (Illustratie van de uit die hoofden ontsproten
werken.
Het publiek schijnt er evenwel anders over te den
ken en 't is dus maar te hopen, dat vele ontvankelijke
meisjcsliarteo zich zullen openen bij liet zien van de
beeltenissen van A tien Doolaard, met levensgroote
haardos en schillerkraag, Marnix Gijscn, vermomd
als ! )r. J. Goris (en smoking, s'il vons piait), Marsman,
door het vaardige penseel van Van l'ytvanck nog
juist op den stc.cl betrapt, maar op het punt van
zijn diali gue bachiMue sous la table" voort te ze t te P
enz., enz.
N.v. % F. VAN DER HEIDE
HILVERSUM
'SGRAVELANUiCHEWEG. TEL. 1150.
VRAAGT U EENS TEEKENINGEN
EN P R IJ S O P G A A F VOOR HET
SMAAKVOL INRICHTEN VAN
uw LANDHUIS OF VILLA.
BEKNOPT PROSPECTUS FRANCO.