De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 13 februari pagina 11

13 februari 1926 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No. 2541 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND NIEUWE GEDICHTEN DOOR MR. J. C. BLOEM I Erts. Almanak 1926. (Amsterdam. S. L. van Looy). T T ET Was een gelukkige gedachte van de (onge?*??*? noemde) samenstellers, deze letterkundige alma nak Erts", die op ruimer schaal immers zich niet alleen tot de lyrische poëzie beperkend het in den oorlog helaas gesneuvelde Jaar der Dichters van J. Greshoff voortzet, en het is zeer te hopen, dat de weinigen, die ten onzent belang in poëzie stellen,nog zoovelen zullen blijken, dat een duurzame verschijning ervan mogelijk wordt. Dan pas immers krijgen dergelijke verzamelingen hun volle waarde als spiegel van wat er in een zeker tijdsbestek aan letterkundig leven in ons land Was. Elk deel op zichzelf is daarvoor nog te veel van allerlei omstandigheden, waaraan geen samensteller iets kan doen, afhankelijk. Een almanak als deze is namelijk geen bloemlezing, misschien deels nog Wel Wat de keuze der uitgenoodigden betreft, zeker niet wat betreft hun bijdragen. Er werd immers speciaal ongepubliceerds gevraagd en dus, wat men toevallig had, gegeven. De een trof het daarbij, den ander verging het juist omgekeerd. Nijhoff, met Roland Holst en Werumeus Buning, ongetwijfeld de belangrijkste der inzenders, is bijvoorbeeld niet volgens zijn meesterschap ver tegenwoordigd met Het lied der dwaze bijen". Daarentegen heeft Martien Beversluis, een dichter van wel is waar talent, maar toch niet te vergelijken met de besten der jongsten, zichzelf overtroffen met zijn Zeelantaren", dat een van de mooiste gedichten van den heelen bundel is geworden. Zulke onvermij delijke onbillijkheden corrigeeren zichzelf echter in den loop der jaren, die daarom deze uitgave mogen zijn toegewenscht. Wat de keuze der medewerkers betreft, hebben de samenstellers zich op een zoo ruim mogelijk standpunt gesteld, en hun eigen voorkeur zooveel doenlijk en wenschelijk (immers een zekere schifting is na tuurlijk onvermijdelijk) op zij gezet. Zij zijn daarin voortreffelijk geslaagd. Enkele lacunes, zooals Aart van der Leeuw, Jo de Wit, Emmy van Lockhorst en Elizabeth Zernike zijn misschien buiten hun schuld veroorzaakt, en in elk geval een volgend jaar te herstellen. De samenstellers zijn om dit standpunt niet ge noeg te prijzen. Een boek als ,,Erts" ontleent immers zijn belangrijkheid nu eens niet, althans niet in de eerste plaats, aan zijn selectie (bloemlezingen zijn er al te over) maar aan zijn compleetheid een absolute eisch voor dengene, die een overzicht wil hebben over Wat de tegenwoordige schrijvers maken. Later mag en moet hij dan voor zich zelf een keus doen, maar hij zal den samenstellers dank weten, dat zij die niet bij voorbaat voor hem gedaan hebben. Het doen van die keuze is echter voor den criticus ??in tegenstelling met den belangeloozen lezer niet het voornaamste. Hij zal zich in de eerste plaats afvragen, welken indruk het geheel op hem maakt. En dan lijkt het mij, dat, afgezien van alle individueele waarden, drie dingen in het bijzonder naar voren springen. Ten eerste, wat de poëzie betreft, een zekere reactie. Het spreekt vanzelf, dat dit alleen ten aanzien van de jongsten geldt, maar dezen zijn uitteraard in boeken als Erts" degenen, waar het om draait, al zitten er ook ouderen aan den litterairen dischaan, ongeveer als vaders en ooms aan promotiepartijen. Nu zijn er niet alleen op het gebied der kunst ten allen tijde twee soorten van reactie, een goede en een verkeerde (welke laatste ir.i. beter conserva tisme is te noemen). Deze is in wezen negatief en sta tisch. Zij bestaat uit het hangen aan het oude, omdat men het nieuwe niet durft of kan. De ware reactie is actief en kinetisch. Zij richt zich tegen de zinnclooze nieuwlichters, die ai wat nieuw is daarom alleen reeds goedkeuren (en omgekeerd). Zij aanvaardt het verleden cm wat het eeuwige, het wezen daarvan uitmaakt, maar zij is er zich voortdurend van bewust, dat dit onveranderlijke wezen zich in steeds veran derende vormen uitdrukt en staat dus even vijandig tegen elk epigonisme als de modernste der modernen; misschien zelfs nog vijandiger, omdat een epigoon de caricatuur is juist van wat zij het meest bewondert. De reactie op de, grootendeels onder Diiitschcn invloed ontstane, poëzie van een jaar of vijf geleden, wier voornaamste oorzaak de goedkoope mark was, en die daarom dooreen onzer dichters t\en geestig als juist valuta-poëzie werd genoemd, lijkt mij in dit boek grootendeels van goed allooi. Zeker, de vrees bestaat natuurlijk altijd, dat men al te gemakkelijk binnen de gewende banen zal terugvallen. Maar zoo is er altijd Wat te duchten. Men meet echter wel een modernist a outrance zijn om bijv. Marsman in zijn eerste periode te verkiezen boven den dichter van Penthesileia en het in Erts" opgenomen ge dicht. Trouwens, de reactie van dezen dichter tegen zijn expressionistisch (om uit de tallooze epi theta der modernen een keus te doen, die even veel en even weinig zegt als elke andere) zelf, beteekent volstrekt geen terugval naar de poëzie van bijv. de generatie van De Beweging. (Ik hoop hier later nog eens, in dit weekblad, uitvoeriger op terug te komen). K R A M A T i) Teekening voor de Groene Amsterdammer" door J. G. Sinia Te midden der sawah's, in eindlooze volging, Zich uitstrekkend tot waar het ge bergt' Steil zich verheft uit de zonnige vlakt'en In 't tintelend azuiir van 't onmeet'lijk ruim Trots verheft zijn gekartelde kam, Ligt het kramat. De boomen staan roerloos en welven zich wijd Over het eenzame graf. En de brand, ;die het oog van den dag schiet omlaag, Verzengend de aard, onbarmhartig en fel, Deert het niet. Geen windeke suizelt en kemoening 2)geurt zwaar, Als wierook den heilige gewijd, Die eins in 't graf werd te ruste gelegd, En de juichende kreet van een bèttèt 3),die wiekt, Als een blinkend ji.weel, naar omlaag, Is 't eenigst, wat men hooit. Zwaar hangt de stilte om 't grauwe gesteent,' Waar het volk getrouw en devoot: Brengt zijn offers, maar (leen meiischelijke stem waagt Te storen des heiligen rust. J. G. S i N i A 1) Kramat heilig graf. 2) kemoeiiing -- wit bloempje, dat sterk geurt. 3) Belt et soort parkiet. Het tweede wat in Erts" treft is dat, voor het eerst wellicht sinds vele eeuwen, het proza (al blijft het aantal belangrijke prosateurs nog altijd verre beneden dat van de dichters) zich tot de gelijke van de poëzie weet op te heffen. De fragmenten van R. van Genderen Stort en Gabriëlle van Loenen, en heel anders weer, de short story" van Trits Hopman, behooren tot het beste wat er in den bundel staat. Het derde eindelijk, wat in dezen almanak opvalt, is een prijzenswaardige bezinning, zich uitend in interessante kritische stukken,onder de jongeren. Hoe prijzenswaardig dit overigens ook zij, rijst echter daarnevens de vraag, of deze' kritische gezindheid hen niet ook te zeer verlamt, doordat zij zoozeer van de Volmaaktheid bezeten zijn, dat zij geen regel durven schrijven, die niet tot in ieder leesteeken toe te verdedigen is. Bezinning over zijn werk is in den kunstenaar een voortreffelijk iets - ? maar achterna. Frimum scribere, deinde philosophari" zou men het bekende gezegde ten aanzien van velen der jongsten willen varieeren. Het Was, zooals ik reeds schreef, mijn deel, dezen almanak als een geheel te beschouwen, maar ik wil toch niet nalaten, enkele van de bijdragen, die mij van de allerbeste schijnen, te vernielden, zij het dao ook met niet meer dan den titel. Het zijn, behalve de reeds genoemde: Gerard Bruning: Hans Holbein de jongere, J. W. F. Werumeus Buning: In memoriam patris. Anthonie Donker: De' violist, Anton van Duinkerken : Lof der zeevaarders, P. N. van Eyck : De tuinman en de dood, Gerard van Klinkenbcrg: Vroege lente. H. Marsman: De vreemdeling, Hendrik de Vries: Naar de duisternis en Vietor li. van Vriesland : Derde samen spraak. En ten leste neg een enkel woord over de materieelc verschijning van Erts". Het boek is keurig ge drukt, de omslag is zoo zoo, maar vanwaar de malle gedachte', dien los van het bul, te maken, als een publisl'.ei's jackit, waaronder geen band zit, znodat het voortdurend naar beneden of naar boven glijd! V Dit moge het volgend jaar verbeterd worden. Verder verdient vermelding, dat de almanak ge llustreerd is met portretten van de medewerkers. Ik voor mij houd daar allerminst van. Voor een ge storven kunstenaar, die dus aan de historie behoort. is dat wat anders, omdat de gedachte aan diens uiterlijke verschijning als het v.are door den dood güinmaterialisecrd is. Maar voor levenden vind ik hoofden, om 't even of /ij knap of leelijk zijn, met hun bijbehnorcndc brillen, boordjes en dasjes, een uiterst saugrenue (Illustratie van de uit die hoofden ontsproten werken. Het publiek schijnt er evenwel anders over te den ken en 't is dus maar te hopen, dat vele ontvankelijke meisjcsliarteo zich zullen openen bij liet zien van de beeltenissen van A tien Doolaard, met levensgroote haardos en schillerkraag, Marnix Gijscn, vermomd als ! )r. J. Goris (en smoking, s'il vons piait), Marsman, door het vaardige penseel van Van l'ytvanck nog juist op den stc.cl betrapt, maar op het punt van zijn diali gue bachiMue sous la table" voort te ze t te P enz., enz. N.v. % F. VAN DER HEIDE HILVERSUM 'SGRAVELANUiCHEWEG. TEL. 1150. VRAAGT U EENS TEEKENINGEN EN P R IJ S O P G A A F VOOR HET SMAAKVOL INRICHTEN VAN uw LANDHUIS OF VILLA. BEKNOPT PROSPECTUS FRANCO.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl