De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 13 februari pagina 13

13 februari 1926 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

No. 2541 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 Teekening voor de Groene Amsterdammer" door E. P. MR. J. LIMBURG NIEUWE FRANSCHE BOEKEN DOOR JOH. TIKLROOY PANAIT ISTRATI Kyra Kyralina, 6 fr. 75, ncle Anghet, 6 fr. 75, Présentation des Haïdoucs, 7 fr. 50. Bij Riedcr, Parijs. T N het begin van Januari 1921", verhaalt Romain 551 Rolland in de korte inleiding tot het eerste van deze ?drie boeken, ,,ontving ik een brief, gevonden op het lichaam van een wanhopige, die zich de keel had doorgesneden. Ik las, en werd aangegrepen door het geweld van het genie. Het was de biecht van een nieuwen Qorki, een Oorki van den Balkan. Hij werd gered; weldra waren we vrienden". Istrati, deelt Rolland dan verder mee, is te Braïla. in Roemenië, geboren, in 1884. Zijn vader was een Griek en een smokkelaar, zijn moeder een Roemeen.sche boerin. Twintig jaar heeft hij gezworven, avon turen beleefd, gewerkt bezeten van hartstocht en stervend van ellende. Achtereenvolgens is hij kellner, bakker, slotenmaker, ketellapper, mécanicien, aard werker, losser, huisknecht, sandwich-man, huis schilder, journalist, fotograaf geweest. Hij reist in Egypte, Syrië, Griekenland, Italië. Niets bezit hij, maar hij verzamelt een menigte herinneringen, en dikwijls verdrijft hij den honger door gulzig te lezen, vooral in de boeken der Russische meesters en der -schrijvers van het Westen". Hij blijkt een geboren verteller; eenige jaren tevoren heeft hij Fransch geleerd: Rolland zet hem .aan het schrijven. En nu liggen hier drie ongelooflijk knappe, oorspronkelijke (eigenlijk weinig op het werk van Gorki lijkende), passioneerende boeken voor mij. In eenige zittingen slechts heb ik ze gelezen; uren en uren hebben ze mij weggehouden van intellectueele kennis en theorie; met een dwingende macht .als zelden van eenig boek uitgaat, deden ze mij een tijdelijk leven leiden van hartstocht en gevaar, van woede en liefde, en toch van verheffing boven dit alles. Overtuigd dat een ieder ze moet kennen, wetende, trouwens, dat reeds tienduizenden in de heele wereld ze lazen, wil ik van hun zeker duurzame beteekenis hier getuigen. Het eerst maakt de lezer kennis met den jongen Adrien Zograffi, in vvien ongetwijfeld Istrati zelf gezien moet worden. Begaafd met een nooit te be vredigen belangstelling in zijn medenienschen, laat ?deze zich een heele reeks van verhalen doen, waarin aan de personen op hun beurt andere verhalen gedaan worden, zoodat die vertelsels als de deelen van een telescoop in elkander sluiten. Voeg daarbij dat er meer dan n telescoop is, en dat de deelen van de eene soms uo'< wel in de andere passen. Kortom, een kunstig samenstel waarvan de drie tot nu toe ver schenen boeken nog maar een gedeelte vormen en dat ons op de meest natuurlijke wijze inleidt binnen een geheel nieuwe wereld. In Kvru Kyruiinti wordt ons de geschiedenis verteld van den ouden markt venter Stavro, wiens kortstondig huwelijk een tragedie is, waaraan niemand schuld heelt dan de onverbid delijke en onbegrijpelijke Natuur. Dan stelt Zograffi ons voor aan Stavro's vroegere familie, sindsdien verspreid in den dood of in Stamboelsche harems: zijn vader den smid, zijn pretlievende moeder en .zuster, zijn grootvader, den Turk, die niet een firman wan de Verheven Forte aan het einde van de 18e eeuw in Braïla een han" was komen stichten en hier mee treedt de lezer reeds de nationale geschiedenis binnen van het ongelukkig Roemenië, dat tot over de helft van de 19e eeuw bevolkt was met Turksche uitzuigers, met hun Grieksche handlangers, met inheemsche grootgrondbezitters, die hun vrienden en mede-uitzuigers waren, en dan natuurlijk met een eenvormig- en eentonig-ellendige massa van gekne velde en berustende boeren. Maar het eerste boek opent het gordijn, dat dit wijde land verhuld houdt, nog maar enkele malen voor een enkel moment. Het bepaalt zich nog tot een gering getal personen. Stavro's en Kyra's moeder heeft twee broers, Cosma en Elia, die reeds hier een soort van sympathieke smokkelaars, eerherstellers, menschenrédders en moordenaars schijnen; maar men ziet ze nog maar nauwelijks buiten de coulissen. Kyra's moeder be rooft zich van het leven omdat haar gelaat ge schonden is; Kyra zelf verdwijnt in Stamboel, na haar beide ooms tot moord te hebben aangezet en haar broeders nasporingen slagen er niet in hem die geliefde zuster terug te geven. ,,Het stond geschreven" dat Stavro (die trouwens eigenlijk Dragomir heet) haar nooit zou weerzien, en het werd de oorzaak van zijn onnoemelijk verdriet. Ook stond het geschreven dat hijzelf de prooi van eenige knapenmiimende ef f endi's zou worden, en levenslang tot een normale liefde onbekwaam zou blijven. Getroost zou hij door niemand worden dan door een braven ouden riekschen koopman, Barba Yani, en door een hond te Stamboel, een dier dat waardiger en nobeler was dan de meeste mannen en minder gevaarlijk voor weerloozc jongens en vrouwen. De aanvang van het tweede bock 1) is een van de verschrikkelijkste, tegelijk van de schoonste stukken litteratuur die men te lezen kan krijgen. Hier gaan de zinnen rustiger voort, de vizie wordt breeder, het is niet meer een reeks van Duizeud-en-Een-nachtvertellingen al waren ze ook in het eerste boek al gevoeliger geweest dan deze het wordt hier het kort maar veel omspannend, het eenvoudig maar diepgaand relaas van een afschuwelijk menschenleven. Vingt ans de hitte", zoo vertelt de stervende Anghel in weinig woorden wat een ondoorgrondelijke hoogere macht over hem beschikt en meedoogenloos aan hem voltrokken heeft, ,,vingt ans de hitte pour acquérir une femme belle qui s'endort en mangeant; une maison prétcntieiise qui bn'ile comme de la paille; du bétail qui disparaït; des enfants qui meurent; de l'or qui attire les coups de matraque et une chcmise propre qui est sale Ie lendemain. Tont ca, pour ce corps qui s'est détachéde ma tête, qui m'est aussi tranger que les sacs qui Ie couvrent, pour ce corps qui pourrit maintenant, qui n'est plus que de la char, gne". Een rottend lichaam: want het gevolg van Anghel's (inverdienden rampspoed is niet alleen dat hii zijn vroeger geloof vervloekt, zijn hart als verwekker aanklaagt van al zijn lijden, maar ook dat hij zich moedwillig aan den alkohol verslaaft, zijn lichaam balsturig tot ontbinding laat overgaan en niets meer doet dan denken, denken over het pijnigend raadsel van zooveel afgrijselijk* waarmee n weerloos mensen is geslagen. Het uitgevaste lichaam, waar de beenderen letterlijk uitsteken, de piepende stem ze zijn een persoonlijke smart voor wie dit goed heeft gelezen, d.i. gezien en gehoord. Anghel is een oom van den verteller, Adrien Zograffi. En hij heeft een vriend die hem overleeft, Jeremia. Jeremia is de zoon van Cosma - eu zoo hervinden wij de familie van Stavro en Kyra Kyralina. Volgt de geschiedenis van Cosma, den na cf-hartstochtelijken bandiet, en de eerste bij wien wij duidelijk de bedoeling zien om met slechts zichzelf, maar ook als niets ontziend opstandeling zijn volk te dienen. Zoo verbreedt zich liet verhaal; zoo gaan wij heter dan tevoren begrijpen in welk een droevig tijdperk van de Roemeensc'he geschiedenis wij langzamerhand, van den verteller, onzen tijdgenoot, teruggaand tot het geslacht van zijn vader, en van dit tor vroegere geslachten, zijn terechtgekomen. Toch blijft Cosma, als alle personen bij Istrati, een individu. \Vij zien hem. Hij heeft b.v. veel last van zijn broer Elia, omdat deze, die een wijze is onder de bandieten, zoo dikwijls «dijk licclt, en hijzelf, de mensen van harts tocht, zoo dikwijls ongelijk. Hij laat dan zijn broer wel spreken, maar springt licin op den rwj,, om hem te kwellen en zich over zijn vernedering te wreken. Hij houdt van de vrouwen, hevig en kort houdt hij van ze, en als hij te weten komt dat Bloempje, zijn laatste lief (Eloritchica), al aan vele mannen heeft toebehoord, laat hij zich uit razernij door paardcnpooten doodelijk trappen. Hij is zeker geen onper soonlijk ,,held der vrijheid", en zijn volk dient hij vooral met daden die door een onontwarbaar kluwen van motieven zijn ingegeven, waarbij evenveel egoïstische als vaderlandslievende, en nog meer die hemzelf volkomen onbewust zijn. Maar dit neemt niet weg. dat het vaderland, in het hoofdstuk dat Cosma's naam draagt, voor hei eerst een der personen is. en er, niet minder dan over Cosma zelf, gesproken wordt over 's sultans politie tie ,,1'otera", over de middeleeuwsche heersehers die ..archonlen" heetten, over de slavernij, over den wellust van hel bevelen, en ook over wellust /onder meer. l.n daarteiieiiox er ziet men er dan roekcluozen moord en brandstichting. uit wraak en woede volbracht door de ..haidockkcn". THB quAmy CAR IMPORTEUR Want zoo heeten de roovcrs-opstandelingen waarvan Cosma er een is, ofschoon nog niet de zuiverste. Over de zuivere haidoekken" zal, naar het schijnt, Istrati nu voortaan uitvoerig gaan schrijven. Echter niet zonder ons op homerische wijze de voornaamste van zijn helden te hebben voorgesteld: in l'rcxcntation des HuïiloHCS verhalen zes leden van een bende eik in het kort hoe zij ertoe gekomen zijn om ,,in haidoekia te gaan" --? zoo luidt de technische term. Bij den een zat 't in de familie, bij den ander was het roeping: een derde - en dat is Eloritchica, moeder van Jeremia, geliefde van Cosma ? - leerde 't van haar eersten minnaar: Elia is haidoek omdat hij er het recht mee denkt te dienen. En bij Jeremia is het.... l'art pour l'art. Maar d ze op vatting vindt iu de wereld der haidoekia al evenmin louter waardeering als in die der kunst: een laatste spreker betuigt, l'art pour l'art in dezen niet te kunnen aanvaarden en verklaart zijn gevaarlijken en romantischen staat gekozen te hebben om de slavernij te verdelgen. En ook hier toont de auteur de onschatbare deugden die reeds de twee eerste boeken tot zulke kostelijke lectuur gemaakt hadden. Onomschrijfbaar-zonderlinge personen zet hij vóór ons op zijn tooneel (Joakime !); landschappen die we, eenmaal even gezien, onmogelijk weer kunnen vergeten, wisselen af met sprekend gelijkende" dialogen. Bovenal is er in den gang van elk der tallooze verhalen, die door deze boeken bezwaarlijk binnen hun grenzen schijnen te worden gehouden want door het springend en gespannen leven dat ze bezielt puilen ze er als het ware uit, en de gegeven verhalen doen er den lezer zelf weer nieuwe tantazeeren iets onnaspeurlijks dat een staken der lectuur middenin bijna ondoenlijk, en de laatste bladzij van het laatste deel tot iets zeer onwelkoms maakt. Istrati is geen studeerend schrijver die met langzame stappen grootere volmaking bereikt; hij is een totaal natuurlijk talent zooals er wellicht in geen jaren .gezien is. Tot onze vreugde is Istrati behept met een aangeboren hynertrophie van de ader der vertelling. Daarbij is itet ITansch dat hij schrijft voor iemand die het pas een 10 jaar geleden leerde, verbazingwekkend. Aan niets bemerkt men dat het zijn moedertaal niet is ! Zelfs de enkele foutjes die hij maakt (,,dont je me rappelle" voor que je me rappelle" e.a.) zijn de typische tekort komingen van niet zeer wel onderwezen Eranscheii. En een evocatie-vermogen dat deze taal bezit! Ik zon vele lange bladzijden kunnen aanhalen die als genre-schilderijtjes zijn, van bojaren en hun slaven, van ellendige dorpen, van Dostersche binnenhuizen; maar omdat hij op zooveel plaatsen blijk geeft van een zuiver zien en diep genieten der natuur, wil ik bij voorkeur dit enkele zinnetje overschrijven, waar door ik eens en vooral, midden in een met geheel andere dingen gevuld verhaal, op mijn beurt den Donan van nabij i;c.:/c;j heb: Soudain, en approchant au bord du plateau, Ie Danube apparut a mis yenx, tont bas, tont loin, grisatre, touft'u. solitaire et anti de riiotnme libre". (Onde .\n«/ifl p. 210). liet is in den letterlijken zin een geheim waarom deze een voudige woorden ons onweerstaanbaar nooden tot stilstaan, tot herlezing, tot oproepen van het beeld. Toch blijft het altijd de vraag, waarom verhalen ons zoo bezig kunnen honden. Dat ze niet veel be kwaamheid gecomponeerd zijn, is evenmin een vol doende antwoord, als dat ze beelden doen zien. kennis verschaften, op de werkelijkheid lijken. Ook hier was het noodig, dat het wonderbaarlijk talent van uit voering samenging met een bijzonderen geest. Reeds is het bijzonder van een schrijver, om het uitzonderlijk belang in te zien van een schildering juist dezer Roenieensche wereld. Minder beschaafd immers dan de onze, doch reeds oneindig ingewikkelder en tijner van geleding dan de samenlevingen der wilden, toont deze l'.ic-eeuwsche wereld van den Balkan ons dezelfde krachten als er leven bij ons en in onze dagen, maar dan: in vrijheid. v\,i' bij on-, onderdrukt en geregu lariseerd word i, had m dat land en in dien tijd een vee! vrijer, een daardoor beter zichtbaar spel: Istrati laat ons als het ware beleven wat het in onze lauden zijn zou indien we mochten en konden. Maar boven dien schijnt in 's schrijvers geest ein nog opmerkelijker voortdurend debat gehouden te worden tussclicn de hartstochten eener/ijds (ze zijn het leven zelt) en aan den anderen kant de neiging tot hun uiteindelijke vernietiging, die misschie tevens, hij ia.atste on'leding. k-vuist teekent, liet i:- niet name daard liel't van ',)ndi' .\n^lh' zoo bij uil l'ijz.oiidcre. ue'iladige bijtoneu. iuele \\erk door \\orikn vernomen, met den mu iseh. d< d.'.t er a! deze ellende v ii^dell ^. H':Y *! /] 111. lomt en waartoe'.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl