Historisch Archief 1877-1940
16
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
DE WATERSNOOD-COLLECTE TE AMSTERDAM
Teckening voor ,,de Groene Amsterdammer" door B. van V/i/me
ffl
ra ^
No. 254
^]K ^r^x /iv\
fLA,}> ^
A >-^xC^nb ^
MUZIEK
DOOR CONSTANT VAN \VESSK.M
Concertgebouw: ,,Das Lied von der Erde"
STEEDS meer worden de menschen van de meest
uiteenloopende meeningen omtrent Manier het er
over eens, dat Mahler tenminste in zijn Lied von
der Erde" een werk van onsterfelijke schoonheid
heeft gegeven, en de gelukkig geregelde uitvoe
ringen van dit werk blijven feesten voor de enthou
siasten. Ik ken een heer, die naar iedere uitvoering
van das Lied von der Erde" reist, die hij maar
eenigszins kan bereiken.
Inderdaad heeft Mahler in deze muziek iets gegeven
dat wij de Eeuwige Schoonheid noemen (om dat
onbenoembare wonder in een ontroerende, edele
muziek een naam te geven). Merkwaardig, deze muziek
is tevens Mahler's wellicht onpersoonlijkste werk,
een werk, waarin het minst duidelijk een opzet"
is aangegeven, een minst beredeneerbaar verband
in de opbouw der deelen is gelegd. Het zijn tafereelen
in volgorde van een symphonie geplaatst, doch
slechts voorzoover een symphonie een evenwichtsvorm
is en dan nog wel een evenwichtsvorm zooals Mahler
die dikwijls gebruikt, nml. besluitend met een lang
zaam deel. Het is Mahler's onpersoonlijkste werk,
omdat hij hier niet in de eerste plaats die Mahler is,
die actief en strijdend door het geestelijke leven
van zijn tijd heen trekt, die hevig alle emoties als
kosmische symbolen beleeft: de liefde als al-liefde,
de rust de hemel (de Middeleeuwsche idylle), de
smart, de hellegang op de wijze van een Apocalyps.
,,Das Lied von der Erde" is feitelijk de eenige maal,
dat Mahler het leven rechtstreeksch, zonder ander
geleide dan de exotische schoonheid van een
chineesch dichter, in muziek bracht en het tegen het
milde licht van een bezinning en een overgave,
zich decoratief in tafereelen laat ontwikkelen. Hier
is een Mahler, van het leven afscheid nemend meer
zegenend dan verliefd", hier is een muziek, die
Mahler zelf niet langer met zijn heftigste gebaren
blijft begeleiden. De wondere werking van deze
fluidieke muziek valt iedere maal weer te constateeren.
Een stampvolle zaal heeft ook Donderdag deze
werking weer ondergaan. Een prachtige uitvoering
ook ditmaal onder Mengelberg's uiterst gespannen
leiding en warme bezieling, met prachtige solisten
als Ilona Durigo en Jac Urlus. Durigo, zingend
menschelijk bewogen, groot, niet de open zwellende
vokalen, waaronder de geheele luisterende ziel
siddert, Urlus episch vaak, met vaart en dreunende
overmoed en vertwijfelende uitgelatenheid, met ach
ter alles een niet te vergeten weemoedige soms tra
gische toon, maar dit en sordine" gelijk ook de
muziek deze tragische tonen en sordine" laat hooren.
Met dit alles werd weer een volmaaktheid bewerkt,
die herinnerde aan de vroegere dagen der groote
Amsterdamsche Mahler-glorie die reeds begint te
verbleeken nu onze tijd om nieuwere" werken,
zijn eigen werken meer en meer gaat vragen en
bij een muziek als die van Mahler's reusachtige,
uit problemen geboren symphonieen, niet meer zijn
bevrediging vindt.
Wtllern Kes 70 jaar
' Van de oprichting af, d. i. 1888?1895, leidde
Willem Kes het Concertgebouw-orkest, en al is het
publiek van het Concertgebouw Kes' arbeid te
spoedig vergeten en wordt meestal alleen Mengel
berg's naam aan de glorie van het orkest verbonden,
het is niettemin een feit, dat, als Mengelberg in 1805
hier uitstekend materiaal heeft gevonden, waarop hij
voort kon bouwen, Kes gedurende de zeven jaren
van zijn dirigentschap van het orkest dit materiaal
voor hem heeft klaargemaakt". Men moet de con
certtoestanden van dien tijd hebben gekend om te
weten hoe standvastig en disciplinair Kes had te werken
vóór hij zulk een orkest had gesoneerd", niet alleen,
doch hoe hij ook het publiek, dat op de concerten
kwam, had opgevoed tot de juiste aandacht voor de
te spelen muziek. Wanneer men weet, dat indertijd
op de Park-concerten", die toen tot de beroemdste
concerten van de hoofdstad behoorden, het publiek
zijn muziek genoot aan tafeltjes, terwijl kellnersdoor
de zaal rondliepen en bedienden, en, naar
Hntschenruyter geestig vertelt, een buffet achter in de zaal
de muziek met het gerinkel van koppen en schotels
begeleidde, kan gerust aangenomen worden, dat de
man, die tegen zulke ingeburgerde gewoonten"
op dorst tornen, het hard te verantwoorden heeft
gehad. Maar niet alleen ten opzichte van het publiek
trad Kes streng op, ook den musici leerde hij wat
stiptheid beduidde, stiptheid in de uitvoering der
muziek, stiptheid in de repetitié'n ook. Wie te laat
op de repetitie kwam werd beboet en wie slecht
speelde moest ,,na blijven". Er wordt van Kes ver
teld, dat hij de alt-solisten, die een passage slecht
gespeeld hadden n voor n in de directeurskamer
hun partij liet overstudeeren. -- Maar deze strengheid
was noodig in een tijd, dat de muzikale discipline nog
veel te wenschen overliet. Zóó heeft Kes het orkest
opgevoed".
Maar Kes had ervaring van orkesten. Sinds 1876
speelde hij mee in orkesten, in 1883 leidde hij de
Parkschouwburg-concerten; doch na de concertge
bouwjaren verliet hij ons land, en dirigeerde te
lascow het Scottisch Orchestra. Vervolgens was hij
te Moskou, en in andere plaatsen, totdat hij ten slotte
het directeurschap van het Conservatorium in
Coblenz op zich nam, welke post hij heden ten dage nog
bezet en als hoedanig hij ook zijn 7(!sten verjaardag
gaat vieren, die op 10 Februari a.s. valt.
Willem Kes moge zich er dan van verzekerd houden,
dat zijn reeds lange afwezigheid uit ons land niet zal
verhinderen, dat vele Nederlanders op dien datum
wederom met sympathie aan hem zullen denken.
JAN FEITH EN ZIJN
VOORBIJGANGERS"
DOOR M A L'RITS \VAGKNVOORT
INDIEN het in mijn geaardheid lag iemand te
be^ nijden, dan zou het misschien Jan Feith zijn. Zonder
dat hij een groot talent toont in n kunst, lijkt hij
mij een vriendelijk talent te bezitten in vele, welke
tezamen rijken aanleg geven voor een alles
overheerschende: de moeilijke kunst van te leven. Heeft
Jan Feith vijanden? Het is haast ondenkbaar, maar
ik mag zijn beteekenis niet verkleinen door openlijk
te veronderstellen, dat er niet, althans eenige menschen
zijn, die hem voor dit of voor dat niet zoozeer mogen,
al zullen zij dit misschien niet ronduit zeggen, wijl
zij overal vrienden van hem zouden vinden om harte
lijk partij voor hem te trekken. Neen. Hij mag in vele
maatschappelijke opzichten dan door het leven
begunstigd wezen, zijn natuurlijke aanleg is te rijk
van aangename karaktereigenschappen om te ver
onderstellen, dat iemand ernstig tegen hem zou zijn
ingenomen. Jan Feith, dien ik naar aanleiding van zijn
onderhoudende journalistieke herinneringen, ver
zameld onder den titel Voorbijgangers", bij Schellens
en Cültay te Amsterdam uitgekomen en door Willy
Sluiter met overeenkomstige teekeningeii voorzien,
hier alleen wil bespreken als schrijver, en alleen van
dit boek, is, wanneer men hem persoonlijk kent, niet
geheel los te maken van dit werk. Want wat Walt
Whitman van zijn Leuves of grass zei, geldt er van:
wie het aanraakt, raakt een mensch aan".
Jan Feith's overheerschende karaktereigenschap is
Jovialiteit, doch als ik in een woordenboek vind, dat
dit slechts blijgeestigheid" of dartelheid" zou
beteekenen, sommige woordenboeken verminderen
haar zelfs tot koddigheid", dan doe ik hem te kort.
Ik denk, dat de Ouden" er de meest kenmerkende
eigenschap mee bedoelden van Jupiter, den oppergod,
bewijs, dat zij Jovialiteit" veel hooger stelden dan
dit. Of ik mij hierin vergis komt er ook niet op aan,
want ik erken in wat men Jovialiteit" noemt een
benijdenswaardige eigenschap om de menschen, hoog
of laag, geletterd of niet, begaafd of gewoon voor /icli
in te nemen. Ik denk, dat Jovialiteit de eigenschap is.
door Lessing bedoeld in de fabel van ...\'ul/Kiii der
W ei se" en de n'/.1»", en dat ook Jan Feith dien ring
mee geërfd heeft. Jovialiteit lijkt mij de
mecsteressceigenschap van h.et leven, in waarheid veel. veel
hooger te waardeeren dan meester te zijn in eenige
kunst, allereerst die der letteren, waarin niemand
waarachtig meester kan /.ij n of worden, /.onder een
schare bevitters of benijders om y.ich heen op te
roepen, terwijl de posthnme roem van een groot
schrijver te /.ij n geweest, mijns in/Jens niet vergeleken
kan worden met het levensgeluk y.ich vele vrienden
te hebben gemaakt en in vele vriendelijke oogen te
hebben gekeken.
In zijn gevarieerd en veel bereisd leven heeft
Jan Feith tal van opmerkelijke menschen ontmoet en
eenige zeer gewichtige gebeurtenissen bijgewoond. In
dit boek, Voorbijgangers", waarin men spot of hekel
te vergeefs yal zoeken, immers een werk van Jan
Feith, toont hij wel humorist te zijn met een kijk op
menschen, dingen in voorvallen, welke ook we eens
den sprankel van ondeugendheid bezit, (leen groot
schrijver, neen. Maar bij uitstek een onderhoudend
schrijver. Ik geloof niet, dat iemand in ons land hem
overtreft als sprekend causeur. Wanneer men hem
eenige malen heeft gehoord, vindt men anecdoten
van y.ijn ervaringen, door hem vertéld met een natuur
lijkheid, welke een verfijnde kunst voortreffelijk
verheelt, in zijn ,, Voorbijgangers" terug. Zou
geeft hij ons een beeld van den mensch, /.ij 't
ook niet van den gehélen mensch: van Jo/.et
Israels, dr. A. Kuyper, Louis Bouwmeester, Is.
Querido, l.odewijk van Deyssel, Louis Couperus,
Sarah Bernhardt, den staatsraad Asser en vele
anderen, en hun mogelijke geschiedschrijver zou een.
gebrekkig werk leveren, indien hij dit boek van
I-Vit h niet raadpleegde. Fc'lh mag dan, vluchtig
schrijver, zijn licht laten vallen op maar eui y.ijde
hnnnei persoonlijkheid, terwijl hij hun grootheid als
algemeen erkend veronderstelt, aan dien kant komen
/.ij dan toch typisch uit. Welke grootheid wordt
echter algemeen erkend? Ik geef uit zijn journalistieke
herinneringen een anecdote, welke mij een goed
voorbeeld lijkt van zijn gemoedelijke!! geest: daarin
juist komt aardig hel feit uit der tegenstelling van
iemands beteekenis en de onwetendheid dienaan
gaande van een ander. I-'eith heeft het dan nvei
Lodewijk van Deyssel en o. m. ook over zijn ervaring.
toen ook hij rondging om bijdragen te garen voor liet
Van I)eyssel"-fonds, dat een dankbare schare den
grooten auteur wilde aanbieden, l lij kwam daarbij.
vertelt hij, bij een meer \velgestelden dan
weibelezen kennis". Lerst keek die zuinig; dan vroeg
hij, om tijd te winnen voor zijn uitvlucht:
- Wat doet die Van Deyssel voor den kost?"
-- Hij is schrijver: vandaar zijn nooddruftige
toestand. Eigenlijk heet hij Alberdingk Th.ijm,
misschien /egt die naam l' meer?"
Waarom verbergt die man zich achter 'r
pseudoniem als ie 'n fatsoenlijken naam draagt.
zit daar wat achter?"
-?,, Niets ! De verklaring is, dat hij /ich als jonge
ling van nauwelijks zestien jaar reeds aan het hoofd
plaatste der onder de Nederlandsche schrijvers nu nog
bekend gebleven beweging der mannen van tachtig"
Blijkbaar had hij inmiddels zijn uitvlucht gevonden,
Hij sprak:
Ik voel niets voor jullie schrijverij. Ik lees
Nick Cartei ,iK ik me 's verpoozcn wil. Bovendien.
lijkt 't me ongepast als 'n kwajongen van zestien zich
aan het hoofd durft plaatsen van mannen van
tachtig !"
Is de/.e aardigheid werkelijke waarheid? Wat komt
het er op aan? Zij kenmerkt Jan Feith's talenten
geheel dit onderhoudende boek.
H D AH D
l 1. Ivr\l irv
. MUZIEKHANDEL
| Violen U Snaren
Adlter S t. Pi e t er 4
Utrecht J Tel. 443
D T A T\T O ' Q
L i f\ i N \J O
PEEK & CLOPPENBURG