De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 13 februari pagina 7

13 februari 1926 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 2541 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND UI T DE NATUUR: DE TERUGKEER DER VOGELS DOOR DR. JAC. P. THIJSSE Het eerste bedrijf DAT begint al lang voor de eerste zwaluw, maar wanneer het begint en hoe, dat is bij ons niet zoo gemakkelijk uit te maken. Als in ?den herfst onze eigen vogels, d.w.z., de vogels ?die hier gebroed hebben ons verlaten, dan wordt .hun plaats ingenomen door andere vogels, dikwijls van dezelfde soort en die blijven dan overwinteren ?of trekken door al naar hun aard en gelegenheid. Sommige doen dat, omdat zij het niet kunnen laten en daarover hebben wij dan ook verder niets anders <lan min of meer vernuftige gissingen, andere hande len onder invloed van een voor ons tamelijk wel naspeurlijke oorzaak. Maar de uitkomst van dit alles :is, dat ons land in den winter kan bogen op een sterke vogelbevolking, die her- en der zwerft langs onze .gastvrije stranden of in de nabijheid van voedselrijke oorden eenige maanden lang haar vaste ver blijfplaats houdt. Dit Noordwest-Europeesch winterverblijf is niet beperkt tot ons eigen land, maar ;strekt zich uit van Ierland tot Zuid-Scandinavi «n in dit gebied beginnen nu al in Januari de woelin gen en zwerfpartijen, waar gaandeweg richting in komt en die eindelijk overgaan in den "werkelijken voorjaarstrek. Je zoudt kun nen zeggen in Januari begint het te stneu.len, in de tweede helft van April staat ?alles in lichtelaaie. Het begint met de leeuweriken, de sprecu'wen, de groote lijsters en de zanglijsters «en aan het strand met plevieren en strand.loopercjes. Den heelen winter zie je ze rondscharrelen in kleine troepjes, zonder slot of samenhang en dan op een mooien dag beginnen ze zich te concentreeren, of, al blijven de troepjes klein, dan houden ze toch n en dezelfde richting. Op een :strandwandeling van eenige uren bijv,, van Bergen naar IJmuiden, van Den Haag naar Hoek van Holland kunt ge in Fe bruari vaak heel mooi de voorhoede van ?de lentedrommen ontmoeten. Verleden week is een groote bende van die kleine \\it met grijze strandloopertjes en pleviertjes ^gesignaleerd op den nieuwen afsluitdam tusschen Ewijcksluis en Wieringen, het nieuwe strand, dat al lang door de vogels s ingewijd. Ze loopen nu nog dood bij <len Oever, maar over een paar jaar, als ?de afsluitdijk gereed is tot Zurig toe, dan zullen we zeker heerlijk kunnen profiteeren van allerlei aardig en leerzaam vogelleven Jangs de nieuwe stranden; het zoute sttand aan de eenc, het zoete strand aan de an- j dere zijde van den dijk. i Als daar kwelders ontstaan en boezem- l g> landen, dan krijgen we daar ook een ' ?goede gelegenheid om nog wat meer van ?onze akkerleeuwerik te weten te komen. Van een leeuwerik die je in Januari ontmoet kun je maar zelden uitmaken of het een wintergasl is of een lentebode. Zelfs niet als hij zingt, want ik heb wel in Decembsr op de buitenlanden langs de Zuider zee bij Amsterdam gewandeld bij leeuweriken, dat stellig overwinteraars waren en wier angstgeluidjes gaandeweg aangroeiden tot een brok echt ]eeuweriklied, dat ook al vliegend werd voorgedragen. De leeuweriken echter, die zongen op Vrijdag 5 Februari,waren wel echt de teruggekeerde trekkers. die proclameerden, dat ze hun broedperceel weer 3n bezit hadden genomen. Evenzoo de groote lijster, ?die nu al sinds 31 Januari zingt en de vele zanglijsters, die afweer het talrijkst zijn bij Overbeek en De Beek, ?waar de Parkweg uitkomt op den Bloeniendaalschen straatweg. We weten zeker, dat dit trekkers zijn, want in den winter zien wij daar slechts af en toe een «nkel zanglijstertje. Waar ze precies vandaan komen weten we niet, 't kan Engeland zijn, maar ook wel -Zuid-Frankrijk. Ze komen niet allen tegelijk en ik heb er dezer dagen veel aardigheid aan om langs de tuinen en buitens te loopen en te constateeren, wie zijn lijster alweer is teruggekomen. Met de spreeuwen is het net zoo. Wie de groote spreeuwentroepen in Maart ziet of zelfs nog in April, :zou licht denken dat die samengesteld zijn uit de bevolkingen van een heel gewest. Wie echter goed ?oplet in Januari of in Februari zal ontdekken dat de «preeuwtjes van Verschillende erven lang niet tegelijk terugkeeren. Ieder jaar heb ik onder mijn pannen ?een stuk of vijf spreeuwenhuishoudens. Ze zijn nu nog niet komen opdagen, terwijl de spreeuwen van Willemshoeve, een kleine tien minuten van mijn huis af, al teruggekeerd zijn sinds een dag of veertien. 't Is heel gemakkelijk om na te gaan of de spreeuwen van een bepaalde buurt al aanwezig zijn. Ze hebben namelijk de gewoonte om even voor zonsondergang met elkaar in de hoogste toppen der boomen te gaan zitten joelen en kwetteren en fluiten en dat is een van de mooiste dingen van dezen tijd. De slanke populier staat strak en recht tegen de heldere avond lucht en in de bovenste takken, als waren ze er neergeplakt zitten de spreeuwen bij bosjes, een enkele hoog op het uiterste twijgje. Ze rateljn druk van allerlei, maar af en toe valt uit de hoogte de heldere lang gerekte fluittoon, waarvan de spreeuw het monopolie heeft. Zoo zien we ze overal langs den langen weg en langs den boschrand allemaal spikke'tjes in den klaren avondhemel. Als er zoo niet meer dan een stuk of tien bijeen zitten kunnen we wel veilig aannemen, dat het de broedgasten van die buurt zijn. Maar anders wordt het wanneer hun aantal hooger is, wanneer het gaat bij honderden of duizenden of millioenen. Dat zijn de reizigers, die nog verder moeten of die zich nog moeten verstrooien en nu voorloopig gemeenschappslijk de geschiktste slaapplaatsen be trekken. In 't najaar zien we iets dergelijks, denk maar aan de beroemde spreeuwenboomcn in de steden. De jonge denneboschjes in de Haagsche duinen bij Poot zijn op het oogenblik nog al in trek en ge kunt er lederen avond de spreeuwtjes hun speel- en oefenvluchten zien verrichten, buitengewoon mooi en onderhoudend. De beroemdste spreeuwenboomen in de buurt van Amsterdam zij'n de hooge iepen en esschen van een boerderij aan de Vecht bij Uitermeer, dus aan ons dierbaar Zandpad. Daar zien binnenkort de boomen weer zwart van de spreeuwen. Ze komen aanzetten van alle kanten, zingen een poos in die boo men en zwenken dan trocpsgewijs het Naardermeer in. Onmiddellijk zitten de boomen weer vol met niemv-aangekomenen en dat duurt zoo een groot halt' uur voort en ten slotte zitten er in het Meer hon derdduizenden in het riet, dat buigt en breekt onder hun gewicht. Ik heb wel verscholen gelegen in die rietvelden en ge zien hoe z lo'n zwarte wolk al kweelend kwam a.'insuizen, hoe de spreeuwen bij zes of acht tegelijk neerstreken op een rechten rietstengel boven elkaar en hoe die stengel dan neerknapte, terwijl de spreemvtjes zich eraan bleven vastklem men, aldoor nog zingend, l let riet Wordt natuurlijk waardeloos. De/e groote sprecuwvnzwvrmen zien We pas over eenige weken. De derde week van Februari is gemiddeld de tijd van de drukste spreeuwentreken ge moet maar denken dat dagen nacht,maar vooral des nachts, de zwarte drommen der spreeuwen zich reppen laag o ver de Noordzee. Daar krijgen we genoeg van te zien. want meer dan andere vogels geraken ze onderde betouvering van IK t schijn sel van vuurtoren se n lichtschepen. Zielliereen bericht van Bardsey Lighthouse over den nacht van 2M op 24 Februari l'.HI'J: ,,V'an tien uur 's avond tot het aanbreken van den dag vlogen duizenden vogels (merels, spreeuwen, leeuweriken en groote lijsters) rondom het licht., 's Morgens vonden wij de velden bij den vuurtoren een k\vart mijl ver bestrooid met doode vogels, 't Waren meest merels en zanglijsters, ofschoon in den nacht het meest spreeuwen waren ge zien. Tot middernacht trokken er ook nog honderden kieviten voorbij, maar geen daarvan vloog tegen de lamp." Tegenwoordig wordt ook op lichtschepen en vuur torens aanteekening gehouden van den vogeltrek. Ge weet dat door doelmatige inrichtingen het doods gevaar voor de vogels belangrijk is verminderd. Met de aankomst der kieviten is het eerste bedrijf afgeloopen. SCHILDERKUNST R. HYNCKES (geb. in ISlKi) TE AMSTERDAM Op de vorige tentoonstelling van den Hollandscheii Kunstenaarskring te Amsterdam waren een aantal schilderijen, stillevens, van Raoul Hynckes te zien. En dadelijk is te erkennen, dat deze stillevens eigenSparen wil zeggen: goede meubelen voordeelig koopen* MUIS Dit kunt U bij MEEQEIÏGBACHT 5OO AM5TEQDAM tl AARD schappen bezaten, w'aardoor ge ze onthieldt: z-i waren strak-gewild; er was getracht naar een wankellooze formuleering en formeering; naar een felle en toch ruime bepaling van den vorm alles overeen komstig de eisenen der schilderkunst. Het waren werken en Werkjes, die daar, op die tentoonstelling, een zekere eenzaamheid om zich heen hadden die aangenaam is te ondervinden voor den nauwkeurig-nagaanden Beschouwer. Oe begreept tevens, dat Hynckes verder kon en zou gaan op deze hem nieuwe wijze van zich uitdrukken. Want het was een nieuwe manier van zich te uiten. Hynckes, die een moeilijken tijd van overgang heeft doorgemaakt, was vroeger een geheel ander schilder -- hij was een gemakkelijk-aatigeclane, die getn kkelijk die aan doening weergaf. Hij was vlot, van die vlotheid, die een gevaar kan worden, en dikwijls wordt. Maar hij heeft zich ten halve gekeerd, en de schilderijen op de tentoonstelling te Amsterdam waren voor mij daarvan het eerste en openbaar bewijs. En zij bleven niet alleen daarvan het bewijs. Laatst moest ik Hynclus spreken, en op zijn atelier zag ik een paar schil derijen, die daarvan een later en sterker bewijs waren. (ie vondt daar eveneens de lust tot kantigheid, zooals schcrp-gevouwen papier kantig kan zijn in de plooien en g: vondt daar een neiging tot straffe subtiliteit, niet alleen in de schaduwen, die tegen zoo 'n strafgevouwvn plooi hun ijl leven leiden, maar evenzeer was die zucht naar zulke straffe subtiliteit te vinden in het gehecle gamma van zoo'n schilderij. En mis schien vondt ge dat subtiele gamma, den subtielen toch levenden vorm, de ijle schaduwvn bij de scherpe plooien, het zuiverst in een stilleven met visschen. Hoewel daar misschien nog wel te debatteercn was over bepaalde inzichten van den schilder, begreept ge, dat hier een eerbaar inzicht in het wezen der ding..jn was ,,geschilderd", liet wei'k trof mij dadelijk, en ik meende dadelijk, dat er meer bekendheid aan gegeven moest worden, l let was het beste werk, dat ik van Hynckes zag, en het was een werk vul hardnekkigheid en zonder afwijken vollooid. l let was voltooid, zoover Hynckes dat kon. Hetzelfde hardnekkig-voitooide, maar iets milder van aspect, vond ik in het stilleven met de bruine kruik. En het was eigenaardig vuur deze nieuwe, moderne werken Ie ervaren, hoe ver terug pas ge hun verwant werk kunt vinden. Ik weel, dat voor sommige kortzichtigen liet ,,moderne" schilderij alleen-gewild lijkt, en zonder eenig verband mei het voorafgaande. Met het 011middcüijk-voorafgaandc is soms juist, maar alles wat meer gezegd wordt, is onjuist. Er zijn overeen komsten lussclien de moderne architectuur en de Romaansche; waarom zou die in de schilderkunst niet eveneens gevonden worden. Want wat de eene kunstenaar bekent als het diepste wezen van zijn tijd, dat moet de andere, in ander materiaal en dus met andere eisehen werkend, eveneens bekennen ! Iets dergelijks vond ik in Hynckes laatste werken ze zijn verwant aan vroege schilderkunst. H. BAYENS (KI'NSTIIANDEL KLI:YKAMP, DEN HAAG) NOTITIE. In de drie K's (Koninklijke Kunsthandel Kleykamp) vindt ge de kindschappen, de stillevens, de wolken, de figuren van Bayens. De wolken van de landschappen, de groote wolkpartijen. of liever de kleuren en de vormen, die deze wolken en luchten moeten doen vermoeden zijn de deelen der schilde rijen, die het meest bijblijven, evenals in enkele bloemen ge oo'>: een kleurgevoel erkent. De styleering van zulke bloemen is te moedwillig, en daardoor zwak; het ijle is Bayens meer natuurlijk in dit werk dan het vaste en gansch gevormde. Pl.ASM'IIAKKT l v.VOLLENHOVEN'S STOI i l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl