De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 13 februari pagina 9

13 februari 1926 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 2541 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND VOOR VROUWEN PHANTASIE DOOR I. C. DE BOONE?SWARTWOLT DE kleine voetjes trippelden onvermoeid naast ons op de lange wandeling. De groofe kinderoogen hadden een peinzende uitdrukking gekregen van alles wat er te zien was in de groote wereld rondom toen klonk eensklaps het stemmetje: Woont daar de schaduw?".en~ het vingertje wees in de richting van een huis, waar de jalouzieen waren neergelaten. Vreemde ontroering: Woont daar de schaduw?" ??De zon scheen fel, dus, natuurlijk, zijn ze neer voor de zon, die jalouzieen, toch drukken we de kleine hand inniger in de onze gisteren speelden ook daar blijde kleuters en wat suggereert zoo'n kindervraag al niet ! Nog vóórdat we klaar zijn met een antwoord, is de stem er al weer: Zijn die latjesdingen net zoo goed als een zeil?" en we weten, dat, wat ons zoo ontroerde, de phantasie was van het kind, dat voor zijn vraag woorden vond, die bij ons bepaalde snaren doen trillen. Groote beeldende kracht van het kinderlijk denken. Nu is het avond geworden. Hier en daar schijnt reeds een ster. Zijn de sterren eigenlijk gaatjes in de blauwe lucht en schijnt de hemel daar doorheen?" Lieve jongen, voorzoover jij en ik daartoe in staat zijn, zullen we aanstonds de voorstellingen in je kleine hoofd verhelderen, maar wat was je gedachtengang logisch in al zijn eenvoudigheid. Toen je gister haastig naar school werd gebracht door Mina, en bij haar informeerde of de wolken óók bang waren ergens te laat aan te komen, als ze zoo over 't huis heen vliegen, toen was 't mis schien niet grootmoedig van Mina, dat ze ant woordde: Ze krijgen een standje van de wind, as ze niet opschiete," maar ze bereikte er toch mee, dat je ernstige snuitje in eens veranderde en dat jullie samen erg gelachen hebben: Stel je voor de wolken !" Als een kleine jongen tegenwoordig paardje speelt met een langen stoffer of draaimolen met een oude parapluie, dan zijn er moderne moeders, die dat met misnoegen zien. Want," hoerde ik haar zeggen, 't is feitelijk een teeken van dom heid, als 't kind een juiste voorstelling in z'n geest had, nietwaar, van een paard en van een stoffer of van een parapluie en een draaimolen, zou het tusschen die twee zoo heel verschillende voor stellingen geen gelijkheid vinden en 't een voor 't andere gebruiken. Bovendien komt het voort uit een gevoel van armoe, 't Kind wenscht een paard, moet zich tevreden stellen met een sur rogaat." Toen ik den picnteren oogopslag en de heerlijke blijheid van den spelenden jongen zag, moest ik onwillekeurig lachen. Armoe, omdat hij geen echt paard kan krijgen ! Die stevige beentjes willen harddraven met een stok of een langen stoffer. Van paardrijden ziet hij nog enkel het snel voor uitgaan als iets wenschelijks, anders niet. En dom heid: Ziet hij werkelijk een omgekeerde parapluie voor een draaimolen aan? Hoor de jongens, die van een rij stoelen een tram maken, eens over wissel, beugel en kortsluiting: ze hebben wel de gelijk een tamelijk scherp beeld in hun hoofd van de tram, misschien zelfs juister dan menigeen, die niet meer met stoelen speelt. Neen, als er geen andere bezwaren zijn, laat ze dan hun phantasie en hun spel. Eerbied voor Vaders nieuwe parapluie en Moeders stoelen, maar bewaar sommige oude dingen, waar kinderen zoo blij mee zijn. Jammer, dat rommelzolders uit de mode raken. Goethe, Andersen, Kleine Johannes, ze zouden ons bij vallen als wij er weer propaganda voor maakten. In een werkje van Biese komt een hoofdstuk voor over het metaphorische in de kinderphantasie. Het bevat mooie opmerkingen over de verbeelding. Zooals de titel reeds aanduidt, stelt Bicse het metaphorische, de vergelijking, op den voorgrond. Als het kind begint te denken, zegt hij, vergelijkt het aanvankelijk alles met zichzelf en kent aan dieren, planten en dingen leven en bewustzijn toe, dat gelijk is aan zijn eigen kinderlijk doen en laten. Oorspronkelijk weet het kind niets van levenloos of dood. Zijn ziel spiegelt zich in alles wat hij met zijn opmerkzaamheid aanraakt en zoo is ook alles voor hem bezield. Onwillekeurig denken we hierbij aan Droomkoninkje. Hoor hem tegen buurvrouws kater: Dag Keesebees, kom ie stiektim de trap op, nou me tante de deur an het laten staan?" Of tegen het koolwitje op den spiegel: As je dichterbij komt, zal ik je wat geven. Ik lust me brood niet, enne d'r is nog een scheutje melk in m'n glas Nou dan niet. . . .Mijn me zorg. . . . En met z'n strakke, blauwe droomoogen 't gehuppel van 't koolwitje, tegen 't spiegelglas aan, volgend dacht ie: hij danst zeker van plezier, dat-ie hier binnen is gekomen, dat-ie hier in de schaduw mag uitblazen. Teertjes pruttelden z'n schepte voor zijn huis. vent !" riep moeder. -boos. Moet u niet lippen weer tegen de harmonica-gaatjes en tegelijk probeerde-ie de melodie van 't prachtige lied: Hier is geen schaduw om onder te rusten, hier is geen watertje da-je zou lusten, en as je dan nog zoo klein maar niet was. ..." Niemand zal Koertje dom noemen. Koertje zou de eerste wezen, die ons op dit punt vaderlijk geruststelde: katten, vlinders en bromvliegen stomme beesten, anders niks! Kinderphantasie schept allerlei mogelijkheid: de lange stoffer kan een paard zijn, maar evengoed een sabel, een vaandel en dan bij gelegenheid natuurlijk ook een stoffer. Door de verbeelding heerscht de geest van het kind over de stof, zijn verstand kan dit nog niet. <? Ik herinner me een kleinen boy, die sneeuw Maak ie niet te warm, De blauwe oogen keken zeggen, 'k Ben toch een sneeuvvschepper. Zeg u maar, man, rust even uit op de trap, daar staat ook een beker warme melk voor je !" Even later komt vader beneden en meent geheel in den toon te blijven door te zeggen: Aardig opgeschoten, sneeuwschepper !" Maar 't is weer mis, wat ziet een groot niensch toch weinig ! Een beetje sneu, dat de roem hem niet meer toekomt, zegt de sneeuwruimer: Ik werk niet meer, vader, ik speel nu." Je schept flink!" probeert vader nog. Ik schep wel, rnaar 'k werk toch niet, ik schep om een sneeuwpop te maken." Zooals het kind door duizenderlei oefeningen van spieren en zintuigen deze ten slotte onfeil baar leert gebruiken, zoo wellicht leert de phan tasie het kind door velerlei verandering van de voorstellingen in z'n geest eindelijk het ordelijk denken. Zoo is de phantasie noodig voor de ge zonde ontwikkeling van het verstand. Ik dacht vroeger," vertelde een jongetje van acht jaar, dat God de wereld geteekend had. En als er een overstrooming was, dat er dan een stuk werd uitgevlakt." Hetzelfde kind gaf als zijn meening te kennen, dat een vrindje te veel lectra" in z'n lijfje zou hebben, omdat hij zoo vreeselijk druk en beweeglijk was. De onschul dige phantasie van het kind brengt in 't leven van menig ouder een glimp van schoonheid en geluk. De beslommeringen van het dagelijksch werk ver liezen een oogenblik hun gewicht, als we zien, daeen oude hoed genoeg is om van Broer, een deft tige meneer" te maken, als we bemerken, dat een niets tot alles worden kan en. dat het tenslotte de geest is, die alles zijn waarde geeft. In zulk een moment van verhoogde stemming zien we ons zelf soms plotseling als te bezige Martha's en het is het kind, onbezorgd en los van de velu dingen, waardoor we op eenmaal iets beseffen van hoogere en andere rijkdommen. Er is iets heel liefs in de verhouding van een oudere tegen over het kind-in-zijn-spel. We denken nu aan Van Looy's Jaapje met zijn bril." Rijs, de kleermaker, praat niet quasi kinderlijk tegen (aapje, integendeel, opmerkelijk is juist de ernst, waarmee de fictie van de bril wordt vol gehouden. Ja baas," zei Jaapje weer, ik kan er goed door zien." Dat doet me plezier te liooren." zei Hijs, er gaat niets hoven een goeie bril; die niet door een goeie bril kijkt, kijkt licht door de bril vaneen ander." 't Is het aandoenlijke in alle ware kindervrien den, dat ze den eerbied, dien ze voelen tegenover een volwassen niensch, ook hebben voor den nog phantaseerendcn, maar toch ebenbürligen geest van het kind. Het zou dwaas zijn de kinderlijke verbeelding eenzijdig te verheffen ten koste van andere dingen. Kinderen met zoogenaamd te veel" phantasie, m. a. w. die overdrijven, jokken of zich allerlei narigheden of gnezeiigheden in 't hoofd halen. moeten weten, dat moeder dat hél verkeerd vindt. Jaapje met ziin bril op is afgedwaald naar de beddenzolder, waar hij niet zijn mag en stapt daar regelrecht de moeder" tegemoet. Wat doen jon hier?" vroeg Moeder Juut gestreng; wat voere jou hier uut?" Ik heb een bril," riep Jaapje. Dat zien ik wel," zei moeder zachter: maar Jacob van Genderen weet heel goed, dat hij hier niet behoort, wat is dat voor gedrag?" Geen excuus voor de phantasie, die op verboden wegen voert. Ook al verteedert onze stem en buigen we even voor haar macht, we moeten dan het doorzettingsvermogen hebben van Moeder Juut, die zegt: Maak jou maar dat je cluvekaters gauw fut komme, gauw !" VAN KINDEREN C.KRIUT \\7IE Gerrit was: Gerrit was een zuigeling, een heel gewone zuigeling die. nadat hij gemerkt had, dat het hier op aarde ook niet alles was, maar liever weer naar betere oorden vertrok. 't Bijzondere van Gerrit was dat er nooit iemand naar hem om keek en hij daar schijnbaar niets om [@jï&-- ATEUEB5 VQDBBEBNBATI EN IN DEN HAAG ELKCN VRyDAffMÓTEu CENTRAL. gaf. Gerrit was een versdioppelingetje; een vol strekt niet gewild kind, een vergissing, meer niet. De vrouw, die eigenlijk z'n moeder was. had hem niet weergezieii, sinds ze hem gebracht had en ze hem gelukkig kwijt was. 't Was immers haar schandekind ! De moeders die geregeld naar hun kind kwanun kijken wezen elkaar op den altijd lecgeii stoei hij Gerrits wieg en spraken er schande van dat niemand naar dat schaap omkeek. In 't voorbij gaan lachten ze even tegen hem en maakten een praatje precies als tegen haar eigen kind, rtmiat hij toch al zooveel tekort kwam. Gerrit had er, rondweg gezegd, maling aan. Die lachte en kraaide, liet z'n rammelaar dansen en trappelde van plezier. Waarom weet niemand. Tot dat er een dag kwam dat Gerrit doodziek was en stierf, 't Heel kleine brooze lijfje werd in de laatste kleertjes gestoken en't koude witte popje in z'n laatste bedje gelegd. «? En toen Gerrit gestorven was, je zult het niet willen gelooven, toen had hij ineens een heeleboel familie. Toen Was er een heeleboel belangstelling, 't was toch de laatste eer ! een mensen is toch ook iets aan z'n fats jen verplicht ! Eerst kwam een vromV met groote zakdoek voor 't gezicht, toen een mijnheer" met een hoed op, daarachter twee oudere menschen. Zeker je grootouders m'n jongen. En ook nog een tante en buurvrouw. Achterelkaar stapten ze naar 't kamertje waar je zoolang was neergezet. Daar stonden ze om je heen, met dieptrenrigc gezichten en meewarig hoofdschudden. Vreeselijk toch om je kind te verliezen ! De diepbedrocfde moeder wordt hartelijk geiroc st. Ze kijken naar je kleine gezichtje, nu strak en wit als een maskertje. Ze hebben je niet gekend, toen je heele snuitje beweging, lach en leven was i Nu vinden ze het hoogstens griezelig. Diephedroefd verlaten ze het huis weer iu een houding die bij de gelegenheid past. Buiten /.egt de moedei' terwijl ze haar zakdiik wegbergt: Gelukkig eigenlijk voor 'l schaap!'" Ja, zegt cie man en voor ons ook". Aan 't linde der gracht stappen ze samen een kroeg binnen om zich te laten troosten. Dat hoort toch immers bij een begrafenis! VAN ALLES WAT Er: i- lx i \:.K\ \TION.\I.ISMI: In liet hotelCafeteria te Graiuls-K'apids in Micliigan is de bedrijfsleider opliet volgende eigenaar dige idee gekomen. Niet alleen dat de gasten een keus van Amerikaansclie spijzen kunnen ver krijgen, hij heelt, op de verschillende dagen lier \\eek, ook Internationale spijslijsten samenge steld. Zoo is er op Maandag een Spaan se h, Dinsdags een I lollaiidsch, Woensdags een Eransch, Donderdags een Chineesch, Vrijdags een Duitseh en Zaterdags een Italiaansch menu verkrijgbaar. De eetzaal wordt op dien dag ook gedecoreerd metdekleuren van het land, waarvan men de speciali teiten genieten kan. Zoo weten de vreemdelingen op welke dagen zij hun speciaal nationalegerechten kunnen eten. Di-ch niet alleen de vreemde lingen, ook zij, ihe hun culinaire kennis willen vergrooten, komen "i1 deze bepaalde dagen met deze internationale gerechten kennis maken. Sedert de invoering van deze nieuwigheid, is de omzet in dit restaurant met 150 pCt. verhoogd, zoo verzekert het blad. dat door de Ver. van Int. Huteliers wordt uitgegeven. De Hofstede OlID-BUSSEM" zendt U eerste keur Roomboter metRijksmerk per postpakket, TELEFOON M9. POST-ADRES NAARDEN,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl