De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 20 februari pagina 10

20 februari 1926 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2542 Teekening voor de Groene Amsterdammer", door B. van Vlijmen ' Dr. H. P. BERLAGE ZEVENTIG JAAR DOOR H. J. M. WALENKAMP CZ. T~\ IT nummer van de Groene verschijnt juist n U dag vóór Dr. Berlage's Tosten verjaardag. Het doet ons bijzonder genoegen, hierdoor in de gelegenheid te zijn, onder de eersten te behoeren, die hem met dezen heuglijken dag van harte geluk kunnen wenschen. Deze dag is te schooner, daar het voor den Nestor der Nedcrlandsche architecten weggelegd is, hem te vieren te midden zijner volle werk- en scheppingskracht. In 1916, bij gelegenheid van Berlage's zestigsten geboortedag, werd een GEDENKBOEK uitgegeven, Waarin, naast een groot aantal afbeeldingen zijner bekendste Werken, door de Bazel, Gratama, Jan Kalf, van der Pek, Roland Holst, Staal, Albert Verwey en Vpgelsang belangrijke beschouwingen aan de zoo veel zijdige scheppingen van dezin bouwmeester gewijd werden. Het verheugende feit, dat deze oplaag nage noeg uitverkocht is, maakte een tweede uitgave, 1) aangevuld natuurlijk met opnamen naar de verschil lende werken der laatste jaren, alleszins gewenscht, en daar dez uitgaaf even voor zijn Tosten verjaar dag verscheen, is zij dus tevens als een herdenking te beschouwen. De beschouwingen der hier genoemde schrijvers zijn met uitzondering van die van Gratama, bij deze nieu we uitgave vervallen. Dit laatste artikel werd onver anderd als inleiding herdrukt, gecompleteerd aan het slot ervan met een algemeen overzicht en een critische bespreking der bouwwerken uit het loopende tijdvak. Dat de oplage van den eersten druk bijna uit geput is, moet den bouwmeester tot innige ver heuging zijn. Uit niets toch blijkt duidelijker, hoe zijn jarenlang moeizaam streven de eindelijke alge meene waardeering vindt, die het zoo in alle opzichten verdient, de welverdiende erkenning eindelijk, niet Uitsluitend door vakbroeders, doch ook door zeer Vele kunstzinnige tijdgemoten. Gratama wijst er terecht op, hoe de blaadjes de laatste jaren verhangen zijn, en zijn inleiding is vooral goed, daar zij dit klaar en duidelijk doet uit komen. Citecren van hetgeen waarmede men instemt, is steeds een gevaarlijke liefhebberij; daar men wel Weet waar men begint, maar niet waar men eindigt. We zullen ons daarom beperken en slechts iets aan halen van w'at de inleider zegt van den huidigen stand der bouwkunst vergeleken bij den vroegeren: Mijn indruk is sterk deze, dat in de laatste tien jaar niet de beteekenis maar wel de positie van Berlage n onze Nederlandsche bouwkunst veel is veranderd. Tot 1916 waren het enkele personen, waartoe inde eerste plaats Berlage behoorde, die de bouwkunst beheerschten; nu zijn er vele talenten en vele stroo mingen. Berlage, De Bazel, Kromhout en andere voorgangers oogstten wat zij gezaaid hebben; en het is een rijke oogst, het is de algemeene erkenning en waardeering der moderne Nederlandsche bouw kunst. Mijn jammerklacht, aan het eind van het arti kel van 1916 kan gelukkig betreffende de laatste tien jaar niet meer geuit worden.... Men kan zeggen, dat het architectonisch geweten van Nederland, ook in zijn overheid, is ontwaakt." Wat Gratama hier van de overheid zegt is helaas maar ten deele waar ! Erkend dient echter te worden, dat het langzaamaan beter wordt, zij het ook met horten en stooten, onder vallen en opstaan. En Voor den Amsterdammer in het bijzonder is het een gelukkige gedachte, dat zijn stad hierbij in den goeden zin de kroon spant. ,,Bloei van bouwkunst zegt Gratama verder jnaar niet in eenzijdigheid. Integendeel, vele zijn de richtingen, waarin de verschillende talen ten zich uiten. De eenheid van willen en denken, de groote algemeene stijl, zoo vurig door Berlage gehoopt, blijft uit en moet wel uitblijven. O.ik Berlage zal dit moeten beseffen, waar hij terecht voortdurend spreekt over de noodzakelijkheid van een eenheid in de samenleving als basis voor een nieuwen bouwkiinstigen stijl. Welnu, die eenheid is er niet; de wereld is geestelijk, politiek, economisch en sociaal nog vol disorde, strijd, oneenigheid. |t» Buitengemeen belangwekkend is de huidige span ning in de menschheid, is de hevigheid van het ver langen der verschillende groepen naar een andere en betere wereld. Niet de eenheid lleerscht. maar de harts tocht, de vurige wensen, het worstelend pogen. Echt en sterk is deze drang, geboren uit het bloed, gevoed door hèt intellect; volop levend en men schielijk, al zal het resultaat vaak onvolmaakt, ja teleur stellend zijn." Ziehier de kern van Gralama's beschoiiw'ing. In korte woorden saamgevat, betuigt hij, dat we nog lang niet zijn waar we wezen moeten, doch dat de algemeene ontwikkeling op den goeden weg is. Het verlangen, het intens verlangen, met het onver moeid, onverpoosd streven innig vereenigd, móet voeren tot de eindelijke overwinning. En Berlage teekent hij daarbij als den grootsten huidigen Nederlandschen voorganger tot de universeele bouwkunst der wordende tijden. Aan de 230 afbeeldingen dezer nieuwe uitgaaf gaat een CHRONOLOGISCHE OPGAVE van de voor naamste uitgevoerde werken en architectonische ontwerpen" vooraf. Deze vangt aan in 1883 met het ontwerp voor de Beurs te Amsterdam, ingezonden op de internationale prijsvraag, uitgeschreven door het gemeentebestuur, en wordt gevolgd door dat van 1885, ingezonden in den eindkamp van boven vermelde prijsvraag. Het is thans dus meer dan 40 jaar geleden dat Ber lage zich voor het eerst in het Amsterdamsehe beurs vraagstuk verdiepte. Eerst omstreeks 1897 verkreeg hij de opdracht tot den bouw der Goedereiibeurs, zooals we die thans kennen. Welk een verschil, welk een vooruitgang in het definitieve en de vroegere ontwerpen ! De eerste nog vol oude.afgeleefde vormen taal, welke, niet wat massawerking betreft, doch naar stijl, vorm en kleur het best te vergelijken is bij Jan Springer's schouwburggebouw aan het Leidsche plein, en eveneens eeuigszins gelijkend op Cuypers Centraal Station, maar minder n, meer verbrokkeld. Een groote omkeer ontwaren we reeds in het vóór-ontwerp van 189T; doch eerst bij het 2de en 3de uit datzelfde jaar treedt de Berlage van thans duidelijk naar voren. Het is een lust, deze onder scheiden opeenvolgende ontwerpen, voor hetzelfde doel ontworpen, achtereenvolgens minutieus te bestudeeren. Steeds meer ontpopt zich hier de echtmoderne bouwmeester. Alle aanhangsels, alle over bodige toevoegsels en detailleeringen kleinheden en wankelmoedigheden worden, de een na den ander, schuchter opzij geschoven. Moet dat zoo doorgaan? We vreezen, als zou er van de oor spronkelijke conceptie op 't eind niets dan de naakte massa, niets dan het geraamte overblijven. Maar neen ! Steeds monumentaler, machtiger, natuurlijker wordt het werk, tot het in 1898 eindelijk zijn defi nitieve gedaante erlangt. Deze durf tot eenvoud en natuurlijkheid werd door den tijd gekroond. De Goederenbeurs eerst maakte dezen, in het Oude stammenden en wortelen den architect tot een waarlijk modern bouwmeester. Dit bouwwerk heeft de geestelijke stormen, die er zoo hevig overheen joegen, getrotseerd. Het heeft zijn erkenning eindelijk gevonden; en niemand, die zichzelf respecteert, durft er nu nog laatdunkend op neer te zien Ziedaar een kostelijke overwinning ! Ondanks de groote verbeteringen in Berlage's latere werken, ondanks de meerdere volkomenheid in de toepassing der juiste moderne beginselen, blijft voor ons de Beurs nog steeds zijn machtigste daad. Het is een uvergangswerk". - Soit! Maar dan een overgangswt.rk, ondanks alle gebreken en onvolkomenheden, met de onmiskenbare, onzegbare aantrekkingskracht aller echte jeugdwerken Ui r Historie. Ten spot van alle wijsheid, > ntkomt men niit aan de bekoring der jeugd. Kunstzaal VAN LIER GN5 GSS) naast het Postkantoor te Caren (N.-H*) G\9 G\D ANTIQUITEITEN - OOSTERSCHE KUNST SCHILDERIJEN - NEGERPLASTIEK Dagelijks ook des Zondags geopend Als reeds opgemerkt, zijn alle Berlage's voorname bouwwerken en ontwerpen in deze nieuwe uitgaaf gereproduceerd; het zou te ver voeren, deze hier afzon derlijk te bespreken. Van die der laatste tien jaren Worden vermeld : het ontwerp voor het Pantheon der Men schhei d,hè12de Uitbreidingsplan voo r AmsterdamZuid, het ontwerp voor een Gemeentemuseum aan de Stadhouderslaan te 's-Gravenhage, dat voor verbetering van het Hofplein te Rotterdam, het Uitbreidingsplan voor de Gemeente Utrecht (in samenwerking niet den Directeur van Gein.-werken). ontwerp verkeersweg langs den Hofvijver den Haag, Kantoorgebouw voor de Mij ,,de Nederlanden' m l'irst Cliurch of Christ. Scicntists ter/elfder plaatse, en ten slotte het ontwerp voor het Mer catorplein en de omhouwing daarvan in AmsterdamWest. (Reeds voor eenigen tijd in de Groene opg^m,meii en besproken). Voorwaar een eerbiedwaardige collectie ! Berlage schiep zich in zijn vele werken ei n monument, als Weinig andere bouwmeesters van dezen tijd vermogen. Zij vormen tezamen liet schoonste Gedenkboek" voor zijn Tdsten ge boortedag. 1) 230 afbeeldingen van zijn werk met een inleiding van ing. Jan Gratama. W. L. en J. Brusse's Uitg.. Mij. Rotterdam. SCHILDERKUNST VAI.LNTI.IN VAN UYTVANCK. Het werk van Valentijn van Uytvanck, dat in de Bron" te zien was, was zoo goed als uitsluitend portret. Vooral het geteekend portret was rijkelijk vertegenwoordigd. Van Uytvanck is een nieuwsgierige naar menschen, en hij zoekt zijn af te beelden personages dikwijls onder hen, die de kunstenaars, de intellectueelen of de reproduceerenden zijn in verschillende naties. Dit is van huisuit reeds een lofwaardige neiging, maar hiermee is nog niet bepaald, hoe Van Uytvanck de menschen ziet, die hij portretteert, niet andere woorden: uit welke persoonlijkheid hij die andere persoonlijkheden opnieuw schept. En ik geloof dat liet niet onjuist is te zeggen dat Van Uytvanck de personen van dichtbij ziet en ze gaarne subtiel uit een rafelt. Hij is dus niet alleen een nieuwsgierigenaar menschen, maar hij is een (iiuilvti^clic niciin'sgieriy. Iemand van zulke geaardheid drukt zulk wezen uit in zijn wijze van voorstellen, in zijn wijze van teekenen ; vooral in de geteekende portretten was de analytische teekenmanier duidelijk. Inde geschilderde werken - ik noem daarvan Mevrouw van Uytvanck bij haar muziekinstrument - was meer samenvatting van zelve, en ook wel gewild, juist in dat portret van de vrouw van den schilder. Hoewel er hier en daar misschien een opmerking tegen \\as te maken, was het toch een aangenaam samengesteld geheel, en was het een hernieuwd bewijs, dat Van Uytvanck een gelukkig combineerder is van figuren. en muziekinstrument tot een te w-iardeeren geheel. IN DEN CIKKEI." te 'S-GKAVENHAGI;. Het werk van Htlgar Scaitfliiirc (is dat een Fransch geworden Vlaanischen naam, en was het oorspron kelijk iets als Schaffelaer of Saffelaere?) vertoont in de teekening der figuren een sterken invloed van sommige l-ranschen. Het geeft het lichaam van menschen in een sterk-gebonden modelé; ge zoudt kunnen zeggen, dat deze Scauflaire een der volgers is van de plastische reactie, die ge bij bekender Franschen vindt. Maar gaarne zag ik deze ruimgebouwde figuren gesierd met grooter psychischen inhoud. 1'I.ASSCHAliKT Het is een groot belang voor U voordat U meubelen koopt de toonkamcrs te bezichtigen \ a n hEECEnOBAChT 5OO AM5TECDAM HIJBC H AA B t

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl