De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 20 februari pagina 11

20 februari 1926 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

Nö. 2542 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 IN MEMORIAM J Ah WILLE M ENSCHED (overleden 13 Februari 1926) DOOR DR. JOH. C. BREEN JAN Willem Enschedéstamde uit het oude Haarlemsche boekdrukkersgeslacht der Enschedé's. Die afkomst was zijn adelsbrief; hij was er trutsch op; met zekeren eerbied sprak hij steeds van de firma" waarmede hij dan Johannes Ensched en Zonen bedoelde bijna als van iets gewijds. Aan die afkomst had hij wel zijne vereering voor het boek te danken en oi.k zijne liefde voor de muziek. Hij werd den l Ten Augustus 1805 te Haarlem geboren, als zoon van Mr. Johannes Enschedéen diens tweede vrouw Henriëtte Jacqueline Robertine Mirandolle. Na het gymnasium - waar hij zich niet bijzonder onderscheidde te hebber bezocht, werd hij 19 September 1885 ais student in de rechten te Leiden ingeschreven. Doch het academieleven trok hem niet aan, en weldra keerde hij in de ouderlijke woning terug. Het is jammer dat zijn ouders in dien terugkeer hebben berust, want daardoor bleef dezen zoo fijn besnaarden geest de academische vorming ontbreken: hij heeft dit zelf steeds als een gemis gevoeld. Ook voor de vorming van zijn karakter, waarin een sterk ego-centrische aanleg school, zou het verkeeren in de studentenwereld niet onnut zijn geweest. Te Haarlem teruggekeerd, was hij nu op eigen studie aangewezen. Hij werd volontair aan het gemeente-archief en vervolgens adjunct-archivaris, naast den archivaris Gonnet. In 1896 volgde hij zijn bloedverwant Mr. A. J. Enschedéop als bibliothe caris der Haarlemsche stadsbibliotheek. Doch hij was geen man voor het ambtelijk gareel, en na eenige jaren trad hij af. Hij vestigde zich toen het was in 1905 te Amsterdam, waar hij het ruime huis Heerengracht 68 betrok. Daar vond hij op de gioote zolderverdieping plaats voor zijn omvangrijke boekerij; de stofwereld, zooals zijne vrouw het noemde. Met eene korte onderbreking, toen hij in eene niet vol ledige betrekking aan de Universiteits-bibliotheek was verbonden, heeft hij verder een ambteloos leven geleid. Wel is hij nog eenmaal ernstig' in aanmerking gekomen voor het bibliothecarisschap der Groningsche Universiteit, doch hij besloot ten slotte dit niet te aanvaarden. Enschedéwas een veelzijdig man, maar toch ging zijne belangstelling in hoofdzaak in tweeërlei richting: het boekwezen en de muziek. Hij heeft zich bezig gehouden met de geschiedenis van de uitvinding der boekdrukkunst, maar ook met de historie van het lettertype. Hij heeft eene poging gedaan om eenheid te brengen in den drukvorm, door zijne Nederlandsclie drukre^els voor proeflezers en correctoren, regels, die, als ik wel onder richt ben, thans worden gebruikt bij het onderwijs op de Amsterdamsche grafische school. Hij schreef gedenkboeken naar aanleiding van jubilea der druk kerijen van C. A. Spin en Zoon te Amsterdam en Corns. Immig en Zoon te Rotterdam. Het is hier niet de plaats om de tallooze artikelen op te sommen, die hij in allerlei tijdschriften deed verschijnen: maar wel worde hier nog genoemd zijn werk over den Haarlemschen uitgever A. C. Kruseman, dat in 1902 gereed kwam. Zijne benoeming tot eerelid van de Vereeniging tot bevordering der belangen des Boekhandels was ongetwijfeld verdiend Gedurende geruimen tijd was Enschedésecretaris van de Vereeniging voor Noord-Nederlandsche Muziek geschiedenis en redacteur van haar tijdschrift. Veel gerucht maakte zijne ontdekking van de Oude melodie van het Wilhelmus. Ook met de marschmclodieën hield hij zich bezig: een groot aantal marschen uit de 18e eeuw bracht hij aan het licht; in 1898 versche nen daarvan eenige, bewerkt door Averkamp. Verder mag hier herinnerd worden aan zijn aardig boekje Dertig jaren muziek in Holland (1670?1700). Zoowel van de oude Fransche psalmwijzen als van de chansons uit het midden der 17e tot het begin der 19e eeuwmaakte hij studie: in het algemeen trouwens voelde hij zich bijzonder aangetrokken tot al wat Fransch was. Als vanzelf kwam hij door zijne onderzoekingen op het gebied der muziekgeschiedenis tot de tech niek van de muziekinstrumenten en vooral van het orgel. Herhaaldelijk werd hij als adviseur over orgel bouw geraadpleegd. Zoo o.a. bij de restauratie der oude orgels in de Evangelisch-Luthersche kerk te 's-Gravenhage en in de kerk van de Hersteld Evangelisch-Luthersche Gemeente op den Klovenicrsburgwal te Amsterdam. Een tijd lang was hij ook lid van den Klokkenraad. Reeds zeer spoedig na zijne vestiging in Amster dam, in 1905, werd Enschedétot bestuurslid van Amstelodaimim gekozen. Op zijn aandrang en onder zijne leiding verscheen sedert 1914 het Maandblad van dit genootschap. Ook voor de re productie van den plattegrond der stad Amsterdam van Pieter Bast gaf hij zich veel moeite. Als lid van het Amsterdamsch Historisch Gezelschap verraste hij zijne medeleden met menige belangwekkende studievrucht; zijne ook in ruimeren kring ge houden voordracht over de ge schiedenis van het goochelen is hiervan een aardig staaltje. In den zomer van 1924 ver huisde Enschedévan Amster dam naar Overveen, waar hij, na velerlei huiselijk leed, verpoozing hoopte te vinden. Hij nam van Amsterdam afscheid met een niet zeer waardeerend artikel in het Septembernummcr van Amstelodamuins Maand blad over de Amsterdamsche lucht". Toch bleef zijn hart naar de Hoofdstad trekken, en hij verheelde het niet voor zijn vrienden, dat het buitenwonen hem op den duur niet kon bevredigen. Diezelfde vrienden zagen met bezorgdheid hem snel verouderen: blijkbaar had zijne gezondheid sterk geleden. Voor enkele weken werd hij ongesteld, en Zaterdag sloeg ook voor hem de ure, om den weg der gansene aarde te gaan. In rnenigen kring zal men hem missen en zal de herinnering aan zijn persoon blijven voort leven. BOEKAANKON DIGING DOOR MR. IL G. KOSTER Op 2 Januari 1924 overleed te 's Gravenhage Mr. P. H. Fromberg, oud-rechterlijk amb tenaar, in Ned. Indië, vermaard kenner van het maatschappelijk leven der Chineezerren van het Chineesche recht; tevens de vaderlijke vriend en raadgever der jonge hier te lande sfndeerende Chineczen. Als een daad van piëteit heeft de Chineesche Vereeniging Cliuny, Hu'a Hui de geschriften van Mr. Fromberg verzameld en doen uitgeven. ') Deze compilatie vormt een lijvig boekdeel van meer dan 800 bladzijden; stijlvolle Chineesche karakters versieren den donkeren, stemmigen band. Zij bevat een schat van kennis. Uitvoerige beschouwingen over het ingewikkelde Chineesche erfrecht, over de rechten der bijvrouwen, over het kongsiewezen, over Chir.eesclie boekhouding, zietdaar enkele onderwerpen van privaatrechtelijke!! aard, welke hier behandeld worden. Minstens even talrijk zijn de opstellen over publiekrechtelijke en politieke vraagstukken. Ik noem slechts: de Chineezen en het nationaliteitsbeginsel, het geval Soewardi, de bevolkingsgroepen in Indonesiëen art. 109 R.R., benevens Ynciin SlüK(ii, welk laatst genoemd opstel, evenals enkele andere uit den bundel, in 1916 in De Amsterdammer verschenen is. leder artikel behandelt de eeu ut' andere brandende kwestie en iedere bladzijde getuigt van diepgaande kennis, studie en liefde voor het Chineesche volk. Tegen den bundel als geheel heb ik slechts n bezwaar: te groote volledigheid. Waarom, bij voorbeeld, heeft men Mr. Fromberg's dissertatie opgenomen V Deze dagteekent van 1882 en bevat uitteraard jurisprudentie van veertig jaar terug ! Ook had men moeten weglaten de officiëele be scheiden betrekkelijk het onverkwikkelijk conflict tusschen Mr. Fromberg en den President van het Hooggerechtshof. Men kan zeker sympathie gevoelen voorlMr. Fromberg's flinke houding in die zaak, doch wat heeft het publiek aan stukken over een Indisch kibbelarijtje van het jaar 1906? Het schaadt slechts de practische bruikbaarheid van dit boek. Maar overigens: voor deze uitgave niets dan lof; wie gegevens zoekt over de Chineesche beweging in Indiëzal deze interessante collectie artikelen van den kundigen jurist-ethnoloog zelden zonder vrucht raadplegen. Volksverhalen uit Qost-lndië, verzameld door Dr. Jan de Vries. Zutphen. W. J. Thieme & de 1925. In de Indische sagen is herhaaldelijk sprake van de kantjil -- een zeer klein hert (dwerghert) begaafd met een ongewoon verstand. Dit kleine hert is allen dieren en meestal ook den menschen de baas. 't Is de Indische Reinaart de Vos. Soms echter loopt de kantjil er weieens zelf in, net als ook Heintje wel eens de bedrogen bedrieger is. En als de inlander dat hoort vertellen, al is liet ook voor de zooveelste maal, dan verstoort een gulle lach den impassibelen ernst van zijn oostersch gelaat. In een nieuw nummer van de bekende Mythen- en Legenden Serie der firma Thieme en Cie. zijn een groot aantal van zulke geschiedenissen verzameld*, ouder den titel \'nl/;srer/iuleti uit O/i^t-lndie. Niet alle daarin opgenomen OORLOGZUCHTIG ITALI Teekening voor ,,de Groene Amsterdammer" door George van Raemdonck MARS! DICZI-: LAARS PAST histories gaan echter over de kantjil; ook andere fabelen, onmisbaar voor de kennis van de Indone sische folklore kinnen er in voor. De meeste daarvan zijn afkomstig uit den internationalen sagenschat.. waaruit ook de Indo-Germaansche volken hebben geput; doch haar Indisch kleed maakt ze onherken baar vuur den leek en doet ze geheel nieuw schijnen. Men kan deze sagenverzanieling beschouwen als een vervolg op de lut'tninsclic Sti^cn van Mevrouw Meybooin, in dezelfde serie verschenen; de verzameling van Dr. de Vries draagt echter een meer weten schappelijk karakter; zij gaat vergezeld van een uitstekende litteratiuiropgave en een nauwkeurige bronnenvennelding. Eigenaardig is, dat bijna iedere sage op verschillende wijze verteld wordt. Dr. de Vries geeft hiervan in de voorrede een afdoende verklaring: hij heeft getracht iedere sage weer te geven in den verhaaltrant van het volk, waarbij die sage thuis behoort en ieder Indonesisch volk houdt er zijn eigen keuvelstijl op na. Daarom mag ook niemand klagen over hel kinderlijke en zelfs kinder achtige van sommige dezer verhalen: het zijn gecstcsproducten van en voor groote kinderen. Het werk is geïllustreerd; de platen van G. J. van Overbeek zijn niet onaardig, doch missen Indische atmosfeer. Dergelijke boeken zijn altoos beter te verluchten niet reproducties van Indische kunstwerken dan met oorspronkelijk plaatwerk van Europeesche. teekenaars. ') Bij de Leidsclie Uitgevers Mij. te Leiden. NIEUWE UITGAVEN Mr. Dr. JAC. KAL.MA, Recht en Wetgeving. Hand leiding bij de studie van recht en wetgeving voor het staatspraktijkdipinina voor handel en administratie, NA'. Uitgever.-- Maatschappij v h. (i. Delwei te Wassenaar. Dit boek is een soort gids voor hen, die het examen voor het Staatspraktijkdiploma willen afleggen. Het behandelt alleen de stof, die genoemd wordt onder c. Recht en Wetgeving van het Examen. Omtrent de exameneisehen bestaat nog weinig zekerheid. Maai de in het Programma genoemde onderwerpen vindt men hier alle behandeld, ofschoon aan sommige onder werpen slechts enkele woorden konden worden gewijd, TABA SIGAREN -"-' ZIJN TOCH DE BESTE --

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl