Historisch Archief 1877-1940
No. 2542
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15
OP DEN ECONOMISCHEN
UITKIJK
DOOR )HR. MR. H. SMISSAERT
Ervaring'S-lessen.
DE geschiedenis van onzen handel en van onze
handelspolitiek is vol van, ook voor het heden
zeer leerzame feiten, - die wij als ervarings-lessen
kunnen boeken, als de ,,schade en schande", waardoor
«en volk wijs" behoort te worden, indien het althans
:zich die lessen herinnert en, ze kennende, ook ze ter
iharte neemt. Maar het schijnt met een volk te gaan
??als, zoo vaak, met een mensch: hij heeft voorheen iets
gedaan, waarvan hij de slechte gevolgen ondervond,
maar straks doet hij weer hetzelfde. Waarom? Is hij
"vergeten wat hem wedervoer? Of vleit hij zich, dat
het slechte gevolg nu zal uitblijven? Verbeeldt hij
zich, dat hij het kan keeren? Doch er is op dit gebied
een wet van oorzaak en gevolg, waaraan niemand
?ontkomt.
De handel zoekt de beste gelegenheid, de gunstigste
voorwaarden; hij kent geen gevoel voor traditie,
verplaatst zich snel, wendt zich spoedig af van de
markt, die niet langer de gunstigste voorwaarden
?biedt; hij richt zich dadelijk tot die waar zij hem
worden geboden. Zoo is het en zoo was het altijd.
En zij, die geroepen zijn den handel te bevorderen,
moeten zich die ervaringsles herinneren om haar
ter harte te nemen.
De Republiek der Vereenigde Nederlanden had
bij den vrede van Munster bijzonder gunstige voor
waarden weten te bedingen en het is dan ook geen
toeval, wanneer wij omstreeks en na het midden
der 17de eeuw onzen handel een zoo ongekend hooge
?vlucht zien nemen, dat naar de tot gemeenplaats
geworden uitdrukking ons kleine land de stapelplaats
werd van Europa. Maar toen als nu wekte de
voor?spoed van den een des anderen afgunst: Engeland
?en Frankrijk begeerden hun deel, een ruim deel liefst.
In Frankrijk richtte minister Colbert de wapenen
van zijn stelsel" tegen invoer uit ons land. Engeland
?vaardigde de acte van navigatie" uit om onzen
handel op Oroot-Britanniëte fnuiken. De vijandelijke
bejegeningen breidden zich van het gebied der
'handelspolitiek uit op ruimer terrein en leidden tot de
langdurige, kostbare en voor onzen handel uiterst
schadelijke oorlogen met beide Rijken. Schadelijk
?waren die oorlogen ook, doordat de geldelijke lasten
daarvan zwaar drukten op den handel, maar men
\vas ten onzent reeds eerder ertoe overgegaan allerlei
heffingen aan den handel op te leggen: de hooge
?convooi-gelden, opgebracht als een vergoeding voor
het gewapend geleide, dat aan koopvaarders op hun
reizen over de door kapers onveilige zee werd mee
gegeven, en de veilgelden, die geheven werden van
alle goederen, ook van de zoodanige, die als grond
stoffen voor onze nijverheid volgens de convooilijst
waren vrijgesteld: hennep, salpeter, Turksch garen,
ruwe zijde, wol.
Reeds dat was voor den Amsterdamschen handel
?zwaardere last dan hij verdragen kon. Maar niet
daarbij bleef het. In andere landen vond de handel
gunstiger voorwaarden dan ons land en onze groote
koopstad bood. Alle manufacturen van wol en van
zijde werden uit de Zuidelijke Nederlanden vrij door
Frankrijk doorgevoerd naar Spanje, Italiëen verder;
?ons ontging dit transport; vroeger werden die goede
ren via Amsterdam naar de Zuid-Europeesche havens
verscheept, maar dit was reeds vóór den aanvang
der 17de eeuw opgehouden. Om den handel van
Ostende te bevorderen waren de licenten in de
Zuidelijke Nederlanden afgeschaft. Ook Engeland
deed aan Amsterdam afbreuk; ginds waren de lasten
minder hoog dan hier en bij weder-uitvoer kon de
Engelsche handelaar althans ten deele restitutie van
lasten krijgen. Hamburg en Breinen vorderden slechts
matige inkomende rechten. Dat alles wreekte zich
?op den Amsterdamschen handel: peper en indigo
waren reeds te loor gegaan; andere objecten volgden;
velerlei koopmansgoederen, die vroeger door het
buitenland uit Holland werden betrokken, vonden
nu hun weg van Engeland uit naar Hamburg en de
Oostzee en vandaar langs de rivieren naar het achter
land.
Zoo kwam meer en meer de handel in andere Rijken
aan de winnende hand ten koste van den onzen, die
achteruitging en verviel. Wij zagen geen kans de op
onzen handel drukkende lasten te verminderen en
moesten ons dan ook wel ge!roosten dat andere
Rijken, daarvan profiteerende, onzen handel in
toenemende mate tot zich trokken.
Met dat verval van onzen handel ging (en hing)
samen de inzinking van onze fabrieksnijverheid,
want ook deze werd, gelijk ik reeds in het licht stelde,
door de vele lasten zwaar gedrukt. En dat werd er
niet beter op, toen men die inzinking van de nijverheid
trachtte te keeren niet door verlichting van lasten,
maar door bescherming, want niet alleen dat deze
de nijverheid niet baatte, zij belemmerde den Inch
reeds gefnuikten handel. De vrije mededinging in de
voortbrenging en distributie werd uitgesloten dooi
de vestiging van monopolies, waaraan bijzondere
voorrechten werden toegekend. De vervaardiging
van fabrieksgoederen werd aan allerlei vonr^ehrit'ten
gebonden en heel een stelsel van tot in bijzonderheden
afdalende (en vaak ook prijsbepaling omvattende)
reglementeering werd geschapen; het oude gilden
wezen en het ideaal van het gesloten bedrijf werd op
de spits gedreven. En op de spits gedreven werd ook
de toepassing van de leuze, die wij thans kennen als
voorkeur voor Nederlandsch fabrikaat: de
OostIndische en de West-Indische Compagnieën moesten
alles wat zij noodig hadden hier te lande koopen; ook
de godshuizen en andere openbare instellingen
mochten zich niet van buitenlandsche goederen
voorzien. Allerlei protectionistische maatregelen wer
den getroffen, omdat men er op uit was gelijk het
later heette onzen nationalen arbeid te bevor
deren" of, met een nog nieuweren term, bedacht was
op safegnarding" van de vaderlandsche nijverheid.
Allerhande verbodsbepalingen omtrent in- en uit
voer zoowel van fabrikaten als van grondstoffen
werden getroffen. Opdat het onzen leerlooierijen wel
zou gaan, werd de uitvoer van versche huiden ver
boden. Onze bierbrouwerijen werden beschermd door
hooge invoerrechten op buitenlandsche bieren. Later
werd uitvoer van weversgereedschappen verboden.
Nog later weer was het gebruik van Engelsche kousen
en de invoer van alle voortbrengselen van buiten
landsche spinnerijen verboden. De Regeering, telkens
ervarende dat haar beschermende maatregelen niet
baatten, zocht haar heil in verscherping van het toch
steeds meer ondeugdelijk blijkende stelsel en stapelde
den eenen maatregel op den anderen.
Maar niets hielp. Wij waren te zwaar belast en tot
het eenige juiste middel: verlichting, zag men geen
kans. Ons door bescherming en door de lasten zoo
duur fabrikaat werd door den buitenlander niet meer
begeerd; meer en meer ging hij zelf tot de fabricatie
over. In Hamburg, Breinen, Brabant en Vlaanderen
werden in het eerste kwart der 18de eeuw vele
katoendrukkerijen, raffinaderijen enz. opgericht om met
de onze te concurreeren. En menig Hollander ver
plaatste zijn fabriek naar het buitenland. Toen
vreemde Regeeringen Hollandsche werklieden tot
zich trachtten te lokken om elders hun vak uit te
oefenen, verbood onze Regeering (op straffe van den
dood !) het aanwerven van handwerkslieden voor
arbeid over de grenzen. Doch ook dat baatte niet.
Steeds meer voorzag het buitenland in zijn eigen
behoefte, ging ons voorbij, wendde zich van ons af.
Onze van ouds beroemde lakenfabrieken vervielen;
de scheepstitnmerwerven, brouwerijen, lijnbanen,
verwerijen gingen zienderoogen achteruit. Totdat de
Nationale Vergadering in 1790, den kwijnenden
toestand van handel en nijverheid overwegende,
forsch ingreep, de provinciale in- en uitvoerverboden
ophief, de gilden afschafte .... Maar het was te laat.
En hoeveel misère wachtte ons nog in den aanvang
der 19de eeuw. Hoe veel herhaling ook van de oude
dwalingen !
Ervaringslessen? Het nadeel van zwaren belasting
druk. De ondoelmatigheid van bescherming om dat
nadeel te keeren. Heeft dit alles niet ook ons thans
iets te zeggen?
MUZIEK
DOOR CONSTANT VAN \VKSSKM
Een Japansche ,,Butterfly"
DE curiositeit, een Japansche in de rol van Madame
Butterfly te hooren, de hoofdrol van Puccini's
gelijknamige opera, was te meer nog een gang naai
de Italiaansche Opera waart. Wij hoorden reeds een
Spaansche in Carmen", thans gingen wij naar een
Japansche in Butterfly" luisteren, wier tooneelnaam
Yovita Fuentes luidde.
Nu is het een bekende zaak. dat Japan door Euro
peesche oogen gezien geen Japan is en zeker niet het
Japan, dat Puccini ons in Butterfly door Europeesche
ooren laat hooren en dat hij waarschijnlijk bovendien
alleen uit Fransche romans van Pierre Loti kende.
Hoc het ook zij, Madama Butterfly moet als Japansche
zich hier wel als een verloren kapel hebben voelen
rondfladderen tusschen allerlei onbekende bloemen
zonder geur voor haar. Wat is ten slofte de attractie
er van, deze rol dooreen Japansche te laten vertolken?
Mij dunkt, dat komt ten slotte hier op neer, da. een
Japansche de rol vertolkte van een nagemaakte
Japansche, dat een Japansche de Europeeschc na
maak muziek van Puccini's Japan zong. Wat de ver
tolking betreft, hierin was ai weer verwonderlijk, dat
een Japansche onze voor haar vreemde muziek zoo
goed, d.w.z. goed geschoold kon zingen, zooals ook
de Britsen- Indiër Ali Khan Amarilli zingt: d.w.z.
als een voor hem vreemde taal. Yovita Fuentes zong
in liet Italiaansch en zij zong met meesterschap al
bereikte haar stern nooit het sonore, breed
vibreerende geluid der Italianen. Daartegenover zong zij vaak
geaclueerder. Zij acteerde /eer charmant, tusschen
deze Italiaansche auteurs en als Carnaval-geisha's
verkleede actrices rnnddrihlvleiid met nerveuse ge
baartjes en coquetteereiul schrei gehouden hoofdje,
een klein puppenfiguurl je naast den Ie kingen
Piukertou, legen wiens borst, tegen wiens hart /ij als een
kapel aantladderde.
Inderdaad, het is een cunosiuiïgeweest, die ook
veel artistiek genot meebracht. .Maar i enigszins ver
weesd is dit Japansche meisje mis dien Zondagmiddag
in liet griezelig-ongezelligc. gruote L.u'rë-geboiiw Inch
blijven aandoen.
DIERSTUDIE: WIT STAART GNOE
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door
H. Verstijnen
DE ZKLI-BEWUSTE
Concertgebouw-sextet
Dat het Concertgebouw-sextet, een blazers-en
semble, indertijd opgericht om uiteraard zjlc'en te
hooren werken aan het publiek te doen k .?miei', voort
gaat op zijn programma's ook noviteiten der moderne
muziek te brengen en noviteiten durft brengen, die
zeker niet op slag de waardeering van het publiek
zullen verwerven, is een daad van initiatief, die alle
respect afdwingt en waarvoor men niet genoeg lof
kan hebben.
Ook op het concert van Dinsdagavond waren er
weer drie eerste uitvoeringen van recente werken:
een suite van B. Silbermann, Kammermusik No. 3
van Hindemith en de Rapsodie nègre van Pouleiic.
De suite van Silbermann vertoont nog alle kwaliteiten
van jong werk, zooals de Rapsodie nègre van Poulenc
in haar soort ook (deze ,,Rapsodie" is het werk ge
weest, waarmede de toen l (i-jarige Poulenc op het
eerste concert der ,,Si.\" debuteerde). Silbennann's
jeugd uit zich in een te groote zwaarwichtigheid, een
quasi beknoptheid, die toch veel zeggen" wil.
Pouleiie's jeugd in een zekere melodische
ouoorspnmkelijkiieid, het is zeker niet Poulenc's be
langrijkste werk doch waarnaast een frisch en
gedurfd tempo staat en een zekere doorgevoerdheid
der effecten (aangehouden viool-trembo's !). Het
doet er overigens niet veel toe dat deze Rapsodie
zich ergens op de Samoa-eilanden in de Stille Zuidzee
afspeelt, ongeveer op liet eiland van Lamïd Bruuu's
romans (dus ver van de negers). Iedere kennismaking
met het ling te onbekende oeuvre van Poulenc
verdient onz.n dank.
Van Hindemith, den veelschrijver, hoorden wij dit
maal hel cello-kamennuziek-concert, met Hl begelei
dende instrumtenten, de cello bespeeld door
I.oevensohn. Het zal het publiek niet euvel te duiden zijn,
dat het uit deze muziek weinig meer gehoord zal
hebben dan misschien de buitelingen, die een walsje
(No. 2) en een populair wijsjc voor huisgebruik (het
laatste deel) door een niet te volgen aantal modu
laties heen maakt om ten slofte inch nog koddig en
zonder al te veel kleerscheuren aan het eind weer op
te duiken. De virtu.i-neit iu hel nutenschrijven wordt
bij Hindeinith u e l eens wat tol willekeur, en het breed
gestreken andante, vooral m.mi in den aanvang, kan
dit werk in onz" waardeering niet doen halen bij
het den vorige n keer uitgevoerde stuk ,. Kammermusik"
vuur f> blaasinstrumenten.
De avond werd besloten niet Wo!!'-l-'errari's
KammerM'iuphonie".
WM NELLE'S TABAK
KWAUTËlf