De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 20 februari pagina 2

20 februari 1926 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2542 AMSTERDAMSCHE BIJZONDERHEDEN DOOR PROF. DR. H. BRUGMANS XXVII De Torensluis. "VIT IE door de nauwe Toren steeg op het Singel komt, ** ziet zich plotselinggeplaatst vooreen zeer breede sluis, die daar onmiddellijk opvalt door haar ondoel matigheid. Die sluis, de Torensluis, is stellig de breedste, die over onze grachten is gespannen. Maar Wie daar ter plaatse rondziet, zal tevergeefs naar het motief zoeken, waarom juist daar zulk een breede sluis over het Singel is gebouwd. Een overweldigend druk doorgaand verkeer is daar niet. De Torensteeg is een zeer nauwe verkeers.veg; de Leliestraat, die achter de Torensluis ligt, heeft niet meer dan normaal verkeer. Vanwaar dan die ongemotiveerde breedte van de sluis, die beide verbindt? Ook hier geeft de geschiedenis de verklaring van wat thans een zonderlinge anomalie lijkt. De Torensluis, die haast een klein pleintje is geworden, had oudtijds weinig ruimte over. Want de sluis was gebouwd om een nog ouder bouwwerk heen, den jan Rodenpoortstoren, die niet zijn forsche statigheid aan de nu wat saaie sluis de bekoring bijzette van rustige kracht en zelfs Wel van fleurige opstreving. Wie van de Torensluis spreekt, begint met den Jan Rodenpoortstoren. Om t'j begrijpen, waarom hier een toren stond en zelfs een poort, moet men zich herin neren, dat sedert den uitleg der stad in de vijftiende eeuw het Singel de grens van Amsterdam vormde aan de westzijde. H'et Singel, dat nog daarnaar den naam draagt, was de ringgracht der stad; aan den binnenkant van di: gracht werd de zware vesting muur gebouwd, die Amsterdam had te beschermen in de woelige dagen van den B;>urgondischcn tijd. Uit dien tijd stammen nog de St. Antunispoort, de Montelbaanstoren, de Munttoren, om niet tj spreken van de reeds afgebroken poorten en torens. Tot die afgebroken poorten en torens behoort ook de Jan Rodenpoort en de daarbij behoorende toren. Wie Was de doopvader van poort en toren? Jan Rode, die Weinig zal hebben vermoed en misschien in zijn eenvoud niet zal hebben gewenscht na eeuwen nog te worden genoemd, was een eerzaam Amsterdamse!! burger. Hij had een lijnbaan liggen bij den stadsmuur en was dus wat men toen en later een lijndraaier noemde. De lijnbanen lagen in de steden gewoonlijk aan de binnenzijde van den stadsmuur of stadswal; in Amsterdam herinnert de Lijnbaangracht nog altijd daaraan. In de buurt nu van de lijnbaan van Jan Rode Werd een poortje in den muur gebroken voor de verbinding van de stad met de landerijen buiten de vest; want een groote verkeersweg was daar niet. Die poort, die naar onzen Jan Rode, de Jan Rodenpoort heette, lag dus tusschen de Korsjespoort en den Gasthuismolen, die beide nog in namen van stegen voortleven. De poort zal omstreeks 1480 zijn gebouwd. Een verbinding met den overkant was er blijkbaar niet onmiddellijk: wie zich naar de landerijen buiten de stad Wilde begeven, moest zich dus wel laten overzetten. Maar na een halve eeuw Was dat niet meer noodig: in 1554 werd een houten klapbrug over de gracht gelegd en dus een vaste verbinding geschapen. Zoo bleef de toestand, totdat Amsterdam zich in het laatst der zestiende eeuw krachtig begon uit te zetten. Vooral hier aan den westkant der stad is de uitlegging van Amsterdam in snel tempo tot stand ge komen. De drie hoofdgrachten vVerden hier het eerst aangelegd; de Jordaan Was reeds begrepen in den grooten uitleg van 1612. Zoo Werd het Singel een binnengracht; de muur werd afgebroken; de poort verloor geheel haar beteekenis. Gelukkig werd zij niet afgebroken, maar geheel vernieuwd. Het klinkt DE TOKI;NSLUIS IN FEBRUARI 1926 TORENSLUIS MET JAN RODKNPOOKTSTOKFN wat naief, maar toch wordt het door de nfficieele resolutiën onweerlegbaar gestaafd, dat men de oude poort verbouwde tot een toren, omdat men in deze buurt behoefte had aan een nauwkeurige tijdaanwij zing. Wat toch was het geval? In 1616 was de aardige stadhuistoren, die op den langen duur bouwvallig Was geworden, afgebroken. In deze buurt miste men dus ook het openbare uurwerk, dat men in die dagen natuurlijk veel meer noodig had dan tegenwoordig, nu iedereen zijn eigen tijd niet zich meedraagt. Daarom besloot de vroedschap ,,om den Jan RoodenPoorts-Tooren te vernieuwen, en, met een hooge spits, uurwijzer en slagklok, te voorzien, al/o de buurt hieromtrent het ge rij t' van den Stadhuis-klok miste". Wagenaar, aan wien wij dexe res ilutie ontleenen vertelt dan verder: De Tooren was, voor 't einde van 't volgende jaar, voltrokken en de slagklok van den Stadhuis Tooren op den zelven overgebragt. Men had den /elven van onderen omtrokken en verzwaard met een vierkanten muur, en de spits, die drie ommegangen of transen heeft, voorzien van vier uurwij/.ers. Op den top Werd t een doorlugtige Lantaarn geplaatst, en boven den zelven een wind wijzer: in Welken staat de Tooren nog heden onder houden wordt. Hij staat aan de oostzijde van den Singel tusschen de Korte Huiszitten en Spaarpotssteegen". Tot zoover Wagenaar. De Spaarpotsteeg heet tegen woordig de Nieuwe Spaarpotsteeg en oudtijds de Oude of Kleine Huiszitteusteeg, evenals de boven genoemde Korte Huis/.ittensteeg zoo genoemd naar een daar aanwezig turf- en provisiehuis van de Huiszitteii-armen der Nieuwe Zijde. De liouten brug, die van ouds over het Singel lag, bleef voorloopig bestaan ; zij lag aan de zuid/.ijde van den toren. Maar liet verkeer nam blijkbaar, natuurlijk in verbant' met de bebouwing van liet westelijk deel der stad, geregeld toe, x.oodat de oude brug omstreeks het midden der zeventiende eeuw niet meer voldoende was. In 't jaar 1(548", zegt Wage naar, werd t beslooten, de brug, die ten zuiden van den Tooren lag, ter wederzijde van den zelven te leggen, en in 't volgende jaar werd vastgesteld, dezelve niet te betimme ren, gelijk men, in 't eerst, voorge nomen had. Zij werdt, eerlang, deftig, van steen herbouwd, en rust op drie boogen". Dat is dus de geboorte-acte der tegenwoordige Torensluis. De toren Werd ingericht tot allerlei doeleinden. De provoost-geweldige der bezetting had er zijn woning; dan was er een kamer voor den krijgsraad; ten slofte diende hii als militaire gevangenis. Die laatste bestemming heeft de toren lang behouden. Maar ook elders in de buurt borg men gevangenen. Reeds Wagenaar kon schrijven : On der den Tooren en brug zijn twee groote overwelfde kelders, die, ten wederzijde, tot aan 't water loopen. Zij worden nu gebruikt door den Pro voost der bezetting; doch, in 't jaar 1652, werdt, ter gelegenheid van het verbranden van het oude Stadhuis, het gemunt en onge munt goud en zilver uit de wisselbank, in tlezelven gebergd". KONINKLIJKE BAZAR 82, ZEESTRAAT - DEN HAAG KEN WANDilLING DOOR DEN KON. BAZAR OELIJKTOP HET DOORBLADEREN V. E. ENCYCLOPAEDIE, EKN REIS RONDOM DE WE RELD VAN KUNST EN KUNSTNIJVERHEID" liet goud en zilver van de bank zal geen nadeel hebben ondervonden van het verblijf in de donkere kelders onder de Torensluis. Maar dat men deze kelders ooit als gevangenissen heeft kunnen gebruiken, zou haast ondenkbaar zijn, als het geen bittere reali teit was. Van ouds schijnt men vooral militairen hier te hebben afgezonderd. Maar althans in het begin der negentiende eeuw Werden deze gewcK'en als gewone gevangenissen gebruikt. Wij weten daarvan een en ander uit het rapport van Réal, die in 1812 namens den Keizer een onderzoek heeft ingesteld naar den toestand der gevangenissen in de Hollandsche depar tementen. Hij vond hier in een donkere, nauwelijks \erliehte, vutizige ruimte een /eer groot aantal half naakte, in lompen gehulde, half verhongerde gevan genen. De toestand was inderdaad meer dan ergerlijk, maar heeft het Fransche bestuur nog overleefd. Wie heden die oude gevangenissen nog eens aanziet, kau zich voorstellen, welk een hel het daar moet zijn geweest. Intnssehen de dagen van den Jan Rodenpoorts toren waren geteld. Hoewel het verkeer in de eerste helft der negentiende eeuw weinig drukker kan zijn geweest dan twee eenwen vroeger, begon men den ouden toren als een inipediment, een sta-in-den-weg te beschouwen. Voor honderd jaar was dan het lot van een oud monument spoedig beslist. In 182'.' werd besloten den toren af te breken; de afbraak bracht nog elfduizend gulden op. Maar geen geld kon ver goeden wat hier aan stadssehoon te loor ging. Sedert is de Torensluis kaal en vaal; zij heeft de leegheid en de leelijkheid van het geschondene, dat niet meer is te herstellen. Di- (iiROM \I\II:RS VAN IH-: NA', m: (JKOKM-: .\\isi I:R DAMMKK n\\ AMSTKKDNN l ui M) LN Posr 72880 Kon. Meubeltransport-Maatschappij DE GRUYTER & Co. GM> GXD ^ DEN HAAG <*= ^ ^ AMSTERDAM - ARNHEM Verz. van Tentoonsteliinggocderen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl