Historisch Archief 1877-1940
No. 2542
DE 'GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
CLEMENCEAU SCHRIJFT
DOOR DR. U. HUBER NOODT
DE VASTE ZETELS IN DEN VOLKENBONDSRAAD
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Joh. Braakensiek
Georges Clemenceau, Démosthène.
Plon-Nourrit, 1926.
Paris,
DE brave reeks: Nobles Vies-Grandes Oeuvres, waar
Victor Hugo, Poincaréen J. H. Fabre op rustige
manier en met opvoedende kracht door bekwame
pennen lof wordt toegezwaaid, heeft opeens een ander
.?karakter gekregen door een klauwenden houw van
den Ouden Tijger, dien een elk vergeten waande, en
deemoedig kool plantend in de Vendée. Na zes of
zeven jaar stilzwijgens werd het den eeuwig-jeugdigen
grijsaard te machtig, en deze studie, gewijd aan den
.grootsten redenaar van Hellas, roept gemengde ge
voelens op in de gemoederen.
Men vraagt zich af: waarom nu juist deze publicatie?
De tijden gaan snel en na Locarno en Genève
ver«ischt het bijna inspanning, terug te moeten denken
.aan die laatste oorlogsjaren en hun aspect in Frank
rijk; aan de dreigende catastrofe van den zomer van
1917; aan Clemenceau's senaatsrede van 22 Juli tegen
JVlalvy (Malvy !) en den Bonnet rouge; aan de dicta
tuur van den grijzen politicus, den medicus van weleer,
die nu onverbiddelijk het mes zette in al wat rot was,
maar misschien ook te veel in het gezonde vleesch om
de wonden heen. Maar thans, in deze oogenblikken
?waarin de Derde Republiek welhaast verplicht is
1(0, ironie !) den strijd aan te binden tegen haar eigen
parlementarisme, thans doet de minister-president
van voorheen zijn werkje over Demosthenes het licht
zien, als een leerboek van patriotisme en een ruw
?wakkerschudden: Moed ! wilskracht ! la patrie en
?danger!
Ik vrees voor ontgoocheling bij
vlijtig-helleniseerende scholieren, wien tevreden ouders dit boekje als
blijk hunner waardeering cadeau doen. Want hoe
dikwijls de naam van Demosthenes er ook in voorkomt,
.het is voor de lectuur volkomen overbodig of men
veel, weinig of niets afweet van de Grieksche historie.
.Niet, dat de auteur deze verwaarloost of er
(voorzoover ik beoordeelen kan) tegen zondigt. Maar \vie
deze tien dozijn bladzijden leest, denkt nauwelijks aan
Athene of aan Philippus van Macedoniëof aan de
Pnyx. Hij ziet Parijs voor zich, en Wilhelm II, en den
?quasi-Griekschen gevel van het Palais-Bourbon. De
essentieele fout van deze studie is, dat haar waarde
ligt in hetgeen zij eigenlijk niet behandelt, maar zegt
tusschen de regels door, maar zegt in prachtig gevon
den aphorismen, in meesterlijke maar nauwelijks in
.het kader passende bladzijden van woeste gespierd
heid en sombere energie. Schoonheid is er, als men wil,
maar niet die van Hellas. Geest ook, maar niet die
van Attica. Het zijn niet alleen de woorden, die ons
ver weg leiden van de oude wereld (?ce général
dcjaiHste"; een citaat uit Bernhardi), maar het is de denk
wijze vooral.
Een wetenschappelijke uiteenzetting geven van
Demosthenes' leven en beteekenis ging boven des
schrijvers kracht. Als essay bedoeld, werd het resul
taat een politiek strijdschrift in den besten zin, fel,
machtig, overtuigend. Maar.... een pamflet. Voor
Clemenceau is Demosthenes slechts aanleiding tot een
?.schitterende rechtvaardiging zijner ideeën, een plei
dooi bijna, gebaseerd op de philosophie en de psycho
logie van de energie. Hij leed, hij worstelde, hij werd
overwonnen, zonder zich een oogenblik te hebben laten
verstrooien bij het volbrengen van zijn volslagen
offer aan het vaderland. In den tempel van Calauria
teert zijn gedachte zich in 't geheel niet tot hem zelf.
Eén gebaar van welkom aan het vijandig lot... . en
'dan de welverdiende rust. . . . Wanneer Dionysos van
Halicarnassos ons Demosthenes toont als den groot
sten redenaar van alle tijden, dan veroorloof ik mij
dezen lof onvoldoende te vinden, omdat het woord
slechts ijdel rumoer is zonder de daad. In den
volstrek,ten zin des woords was Demosthenes een man. Dit is
genoeg. Welbezien is het vél". En elders nog vind ik
MAAK VAN UW WONING EEN
GOED VERZORGD
GEHEEL
TOT
IN ALLE ONDERDEELEN
ONZE
BINNENHUIS ARCHITECTEN
NEMEN DEZE TAAK OP
ZICH
ZONEN
MICHEL: GA JKLUI MAAR WKG! KR ZIJN STOELEN GENOEG!"
dit: ,,Slechts voor de opgegeven zaak is de nederlaag
onherstelbaar. Demosthenes toont ons, dat in zekere
uren n man voldoende kan zijn om van een verloren
veldslag een gewonnen veldslag te maken".
Is het niet gemakkelijk op bijna iedere bladzijde
regels te vinden, vol mannenkracht zeker, maar die
slechts in uiterst los verband staan met het onderwerp,
die evenwel onmiskenbaar het levenswerk van den
schrijver betreffen? Het is gemakkelijker, zijn leven
te geven, d.w.z. zich geheel en met n slag op te
offeren, dan zich zelf te geven in de duisternis van
den vrede, met een geweld aandoen van zijn karakter,
met een smartelijk voegen van eigen persoonlijkheid
waarvan in de meeste gevallen de belooning slechts,
beleediging en laster zal zijn. Neen, het is niet genoeg
voor een volk, in den oorlog den schoonsten moed (e
hebben getoond. Het maatschappelijk leven in vredes
tijd verlangt nog uitingen van de grootste heldhaftig
heid, omdat zij opeenvolgingen van roemlooze in
spanning op elk gebied der individueele en sociale
werkzaamheid in zich sluiten, terwijl de strijd /ich
vergenoegt met een totale opoffering in het flikkeren
eener wilsopvlamming. Alle volken zijn wel strijd
vaardig opgesprongen in de smartelijke men der
groote conflicten hunner historie. De inwerk i n g van
den oorlog op de gevoelens roep', dan zieli plotseling
vertoonende gevallen van heldenmoed op, waarvan
men het weefsel heeft gemaakt der annalen van het
openbaar leven, tot schade der doorloopende in
spanning, die den donkeren grondslag vormt van de
ontwikkeling des vrcdes".
Hoe juist ge/ien, hoe scherp gezegd ! Maar was het
noodig, Demosthenes als voorwendsel hiertoe te
gebruiken? Cienieneeau schijnt over niet te langen tijd
het publiek een groot werk te willen geven, dat de
wijsbegeerte des levens, of liever van ;ijn leven, moet
definieeren. Wachten wij dus, totdat dit
pseudo-helleensche masker is afgeworpen, vóór te oordeelen over
het geestesleven van den grooten l:ransehen patriot.
Dit inleidend werkje toont echter reeds overduide
lijk, dat Léon Daudet geen ongelijk heeft, den Tijger
een Iwinnif niiitif te noemen, accinitnméu reiniiler *nn
ntiitiritésaus des deliurs brusinies et niilleurs. l.eest
deze bladzijde :
,,Het vaderland is de levende omlijsting der ge
dachten, der emotiviteiten van iederen aard, die
ons belegeren van de gebuurte tot den dood.
O! 't lieti van 'i beekic, ttiit heel klein tne heelt
yckein! ' zucht een Chineesch gedicht, l >nor hel
?vaderland nemen wij een p]aat> in binnen de ont
wikkeling van een ideali>me, dat mis in mr/e eigen
oogen grooter maakt en ons meesleept tot honger
voltooiingen, oorspronkelijke npweliingen on/er per
soonlijkheid. Het vaderland vipir, den burger
naar.mate het hem kan plaatsen in een harmonie van
menschelijke groepeeringen, des te schooner naar gelang
de menschen verlichter zijn. Om dezen bond van
denkende levens te adelen is er geen ander middel
dan hem te doen groeien in belangeloosheid.De reacties
van vaderlanden tegen vaderlanden zullen het weefsel
vormen der ontwikkeling onzer histoiie, waartoe wij
medelijken samenhang van burgers behoeven in plaats
van een stofwolk hnlpelooze individuen. Zooals het
individu zelf, hebben ook de volken te waken over
hun leven, het te gebruiken in alle formaties der
nienschelijkheid op de punten van ontmoeting, waar aan
trekking en afstooting er toe komen, zich te ver
eenigen".
Niet als geschiedwerk, maar als document behoort
Déinustlièiie tot het belangwekkendste, dat er in dit
seizoen in Frankrijk verschenen is, gelijk lezenswaard
voor landgenoot en vreemdeling.
Jeugdige Ouderdom