De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 27 februari pagina 13

27 februari 1926 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

No. 2543 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 ALGEMEENE ACHTERWAND PROSCENIUM DE. SIIPPEUUN GEEFT E.EH AAMBEVELEriS?WAAHDICjEN ANDEREN VORM AAM / a liftsteiger (9). b dekgordijnen De bewegende pilaren zijn door kruisjes aangeduid Teekening 1. EEN SCHEMA VOOR EEN NIEUW TOONEEL DOOR C. DE DOOD Een goedkoop tooneel met belangrijketechnische voordeelen HET heugelijke bericht, dat Dr. Willem Royaards zijn schouwburg krijgt, noopt mij te dezer plaatse «enige woorden te zeggen over een tooneelinrichting, <lie aan alle redelijke eischen voldoet en tevens groote toesparing brengt, terwijl de artistieke mogelijkheden ervan vrijwel onbegrensd zijn. De ervaring vooral in het buitenland (en daar :in de eerste plaats in Duitschland), maar toch ook in Holland opgedaan leert, dat op het tooneel een snelle wisseling van tafereelen zoowel als een naar ?willekeur van den spelleider aanbrengen van de verscheidenste effecten noodzakelijk zijn geworden. Er zijn reeds eenige? vele? tooneelen ingericht, die -aan dezen eisch voldoen, b.v. de Drehbühne", de Versenkbühne", de Kreislertoühne" (Theat. i.d. Koniggra'tzer Str., Berlijn), het vereenvoudigde tooneel, het koepeltooneel, het projectietooneel, enz., ?enz. Al deze tooneelvormen hebben nadeelen ?en zijn op het vereenvoudigde tooneel na, dat echter onbestaanbaar blijkt, duur. Het project, waarover ik thans een en ander Wensch te zeggen, biedt de tech nische voordeelen van ai die nieuwe too neelen plus nog verscheidene andere, gelijk blijken zal, en is vooral in gebruik goedkooper en spaarzamer. Voor een behoorlijk tooneel is een proscenium, dat flink in het publiek uitloopt en niet meer dan ten hoogste 75 c.M. boven den schouwburgvloer ligt, onver mijdelijk. Het tooneel-met-gordijn", het bedstee-tüoneel, heeft door de geweldige verscheidenheid van de lichteffecten tegen woordig geen reden van bestaan meer. (Ik kan hier natuurlijk slechts aanstippen.) Het -? proscenium moet als verbinding tusschen publiek en artist horizontaal zijn: het is de wereld van het publiek óók. Het eigenlijke tooneel moet daartegenover een geringe helling hebben om practische redenen: goed-zien, goedkooperc massaeffecten, etc. Het tooneel is dan een losse vlonder, die boven een open keider ligt, waarin plaats moet zijn voor een kinematograjische cabine (brandweer-voorschrift), projectie toestellen (nu ir tieren en kokers),orkest, etc. Tusschen den tooneelvlonderen den algemeenen achterwand ligt een wijde opening, tegenwoordig veelal gracht" genoemd. De algeineene achterwand uit beton of ander materiaal (daar geen belasting voorkomt, is licht materiaal, dat niet brokkelt of schilfert, bruikbaar) welft zich van onderop in tamelijk flauwe ronding naar boven, waardoor hij beter voor projectie en bestraling onder het tooneel uit geschikt wordt. Teekening 2 geeft een verticale doorsnee van dit tooneel. Als zoodanig s dit tooneel in Frankrijk in ongeveer dezen vorm in gebruik. Voor alle decors moet men echter met de gewone oude, dure middelen werken, zoodat de leider voor de keuze gesteld wordt om of het decor te ver eenvoudigen of de hinderlijke pauses voor het change ment te laten intreden. Blijft men een decor eischen, dan moet een tecnnische inrichting worden gemaakt. Verscheidene groote schouwburgen in Europa hebben zoo'n in richting. De Drehbühne" blijkt per slot van rekening een onhandig knarsend toestel te zijn en rooft een groote ruimte, die in een wereldstad zeer duur is. Wanneer die heele ruimte willekeurig kon worden gebruikt, zou dit zoo erg niet zijn, maar dit is niet te doen dan (alweer !) ten koste van de decors. En bovendien zijn die decors ware bouwwerken ! zér duur. De z.g. Versenkbühne" biedt grootere mogelijkheden, doch men moet, wil men af-werk doen, diepe kelders maken (twaalf meter) om heele decorstukken op het tooneel te laten verrijzen. Zoo'n inrichting is in de groote steden van Holland, waar de grond drassig is, veel te duur in bouw, voor namelijk ook omdat alle onderdeelen berekend moeten zijn op een groote belasting. De exploitatie is ook duur door de uitgebreide machinerie van hefboomen, assen, raderen, bijzonder sterke motoren,enz. en door de kostbare decors. De Kreisler-biihne, liet railstouneel", berust in de eerste plaats op licht effecten, die natuurlijk altijd bruikbaar moeten blijven. Het groote nadeel is, dat bij snelle tafereel wisseling alleen trucs in den grofsten zin van het woord werking hebben en men geen eigenlijk artistiekschilderachtige effecten bereikt. Men krijgt dan b.v. nooit het heele tooneel vrij voor een grootsch beeld in fel, Wijd-sproeiend licht. Om aan al deze bezwaren te ontkomen heb ik nu de volgende oplossing, die zonder al te hooge kosten gerealiseerd kan worden, bedacht. Ik verwijs hiervoor naar teekening 1. De changementen Worden geheel van omhoog aangebracht. Achter in het tooneeldak (eigenlijk een toren") hangen drie ftsteigers. Deze steigers van ijzer zijn voldoende stevig geconstrueerd om b.v. l of 2000 kilo te kunnen dragen. De steigers loopen in nauwkeurig-sluitende, verticale stalen rails (kogel-naven !) en hebben van onderen spitse punten, die nauwkeurig passen in puntig toeloopende putten, die voorzien zijn van stootringen om een hoor baar neerstooten van den steiger te voorkomen. (Zie teek. 3). Hoe diep deze steigers moeten zijn om een min of meer zWaren ,,uitbouw" (constructie buiten het lichaam van den steiger) te kunnen dragen en hoeveel, resp. welke steunreepen elk moet hebben, hoe groot de uiterste ,,vrije opening" van voren naar achteren kan zijn (voor deuren, vensters, kleine poorten, etc.), kan zonder voldoende tekto nische gegevens hier niet beslist worden. Het vraag stuk is zeer eenvoudig en kan door ieder ingenieur zonder moeite worden opgelost. De ijzeren balken van de steigers hebben verscheidene gaten, waarin door middel van schroeven en moeren stangen e.d. kunnen worden bevestigd, /.oodat timmeren vrijwel overbodig wordt. Het spreekt vanzelf, dat deze steigers reeds dadelijk een groote besparing aan decors geven. Links en rechts muist de steigers en ' pilarv VLRTICAlE DOOKSMEE TEEKENtNG ., Teekening 2. acMer-er-tussclien zijn, eveneens loopende op verticale rails van staal, neerlaatbare vierkante pilaren (op teek. 3 met een kruisje aangeduid) bevestigd. Deze pilaren hebben ook verscheidene gaten voor aan hechting van decorstukken. Aan Weerszijden van dit complex hangen ,,achter"-g»n///;;c/;. Elk van deze gordijnen is voldoende lang om hel heele tooneel te bedekken. Door het verschuiven van deze :warte gordijnen krijgt men dus naar willekeur min of meer groote scènes. Kr achter kunnen natuurlijk eventueel changementen Worden aangebracht. Voor dit heele apparaat van steigers, pilaren en gordijnen hangt weer een soortgelijk apparaat, dat onder omstandigheden van kleiner formaat zou moeten zijn. Van voren moet het eigenlijke tooneel weer worden bezet niet drie in een rechte lijn l iggende steigers (eventueel een stel pilaren), waardoor het proscenium als het ware een op zich zelfstaauütooueel kan worden. Voor-aansicht van den steiger /wt- <* / ^ "3 ^ l %i%* ? 0 o V i{Z z -^ ^ S?E| g<S i P^Ss S£il rlgfc 23S ? -?___ ? .. RUIMTE »OOR ORKEST. iOUFFUUR, ETC PROSCEMIUM. j Teekening 3. De voordeelen van deze tooneelinrichting zijn zeer groot. De exploitatiekosten zijn veel geringer dan die bij het oiiderwelsche tooneel. Doordat de steigers tegenwichten hebben zijn motoren van vrij geringe capaciteit voldoende. Alle changementen zijn zoo snel en geruischloos mogelijk ; entr'actes vervallen. Gewone kamerdecors met het intiemste karakter kunnen onmiddellijk afwisselen met monumentale decors of uatuurtat'ereeleii van welken aard ook: de spelleider is door niets gebonden. Hij is eventueel ook niet ge dwongen van de technische inrichting gebruik te maken, daar het eigenlijke tooneel in hoofdzaak den gewonen vorm behoudt.. Bij eeuig nadenken zal de vakman gemakkelijk kunnen vaststellen, dat deze tooneelinrichting aan alle eischen, die zotnvcl liet nieuwe als liet oude drama stellen, in ieder opzicht kan voldoen. Van groot belang is, dat men de bediening van liet heele apparaat in weinige handen kan leggen en het spreekwoordelijk zoo hinderlijke technische personeel voorgoed van het tooneel verdwijnt. In de middaguren worden alle noodige decors gereedgemaakt, terwijl tij dens de voorstelling ten hoogste een elcctrische aanslui ting (lamp, haard, e t c.) behoeft te worden ingeschakeld. Op een enkel nadeel tegenover de Versfiikhiiline dien ik eerlijkheidshalve te wijzen : liet aanbrengen van groot meubilair opcmlo kan op dit steigertooneel slechts gedeeltelijk compleet geschieden. In de practijk echter is dit nadeel zoo klein, dat het niet iu aan'ls '"" merking komt. Slechts aan voorbeelden uit de dramaturgie zou ik dit kunnen becn wijzen. Op het oogenblik zou me dit te ver Voeren. Mocht echter te eeniger tijd dit nadeel worden gebruikt als basis voor een wm',\7><'<///-redciiccriug, dan wil ik gaarne alle mogelijkheden bijzonderlijk behan delen. De tooiiecltorcn is hoog en kost veel, daar hij tevens in den kap stevig moet zijn. Ken hoogte van 22 Meter is naar mijn schatting voldoende. De vraag is alléni: .Mag men zich door deze einmalige" bouwkosten laten af schrikken V Natuurlijk is een gewoon" tooneel goedkooper in bouw, maar ik houd het voor uitgesloten, dat men thans nog een gewoon tooueel gaat maken. Keu meer gecompliceerde inrichting is vol strekt M<"'d/akelijk. \\elnu, dit steiger tooneel is in houw zeker niet veel duurder clan de andere en in exploitatie aanmerkel ik goed l;o/iper. Terwijl de technische en artistieke mogelijkheden veel grooter zijn dan bij eeuig ander tooneel. BOOTMOTOREN MOTORBOOTEN Bingham & Lugt - Slepersvest l - Rotterdam

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl