De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 27 februari pagina 16

27 februari 1926 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

16 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2543 SCHILDERKUNST UIT HET KLADSCHRIFT VAN JANTJE MODERNEN", TWEEDE TENTOONSTELLING BIJ KLEIJKAMP (DEN HAAG). Deze jaarlijksche tentoon stelling van Tegenwoordige schilders" was niet zoo sterk als de eerste tentoonstelling. De fout daarvan lag niet bij den samensteller, maar ontstond doordat sommige uitgekozen schilderijen hem niet werden ge zonden, en doordat sommige der gezonden werken den schilder, die ze zond, in een zwakker moment ga ven (laten wij hopen, dat dit moment niet een blijvend iets wordt) dan de samensteller van hem vermoedde. Dit alles is een sterke prikkel, de derde, in het volgend jaar weer te houden t ntoonstelling, ook door 't op nemen van eenige der Nieuwsten de vroegere kracht weer te geven. Maar niettegenstaande dit alles was de tentoonstelling belangrijk door Raedecker's werk, door dat van Sluijters (die de uitgekozen werken niet alle zond !), van Piet Wiegman, van Kelder en van Joep Nicolas, terwijl van de overige enkele door n goed werk het niveau hunner picturale waarde niet zagen dalen. John Raedecker's vier busten, waarbij de nieuwe van de jonge vrouw, vertoonde zich hier opnieuw als werk van een der innigste kunstenaars van Holland. Hij is de baeldhouwer van het innerlijke wezen, van het innerlijk peinzen; de stof dient hem tot het schep pen van figuren, waarbij we de stof zien, en dat hoort altoos zóó, doorleefd van geest; waarbij het kunst werk Wordt zooals een mensch is op zekeren leeftijd: geest, die de stof die hem draagt maakt tot een af zonderlijk wezen. Van Sluijters was het cubistische" naakt veel belangrijker dan het andere, dat voor het algemeen verstaanbaar bleek. Frisch was het kinder portretje, geestig de haven, terwijl van een moeielijker te raden innerlijk het eene stilleven een stil voorbeeld was. Piet Wiegman was het zuiverst in een stadsge zicht, liever een gezicht op een stad, waar het opene, dat ge in de schildering vondt, geen schraalheid was, maar picturale teederheid. Matthien Wiegman was zwakker dan het vorig jaar; een stilleven Was eerder een zwakke fransche gratie dan wat hem 't vorig jaar onderscheidde: geklonken bouw, of groot symbool, zooals in zijn Job. Toon Kelder liet zijn vooruit gang zien; gewis was die in zijn Toorop (gegeven als oud en moe van 't werken) door de rijpere, nobeler kleur (die was ook in het stilleven met de beschuiten) en door den zwaren vollen bouw van de zoogende moeder, waar de borst in een ietwat ander licht staat dan het overige. Deze vooruitgang schijnt den meesten niet te zijn opgevallen; enkele der vroegere tegen standers bekeerden zich echter ten deele. Joep Nicolas, niet alleen een glazenier, maar een muurschilder en spoedig een maker van te waardeeren mozaïeken, had een ontwerp vooreen wandschildering. Deze levendige, in-de-ruimte-dragende, voorstelling was, om haar verdienste, den nieesten niet klaar. Dat bleek uit de namen erbij genoemd, en dat verwonderde niet om deze andere reden: er is in Holland een bij geloof ontstaan, dat de orde" in een muurschildering synoniem zou zijn niet Malheid. Prikker zou in zijn feilen tijd, dat een stelling genoemd hebben voor ,,Koekebakkers", maar deze, koekebakkers" vindt men tegenwoordig overal. Het werk van Nicolas vertoonde actie (innerlijke en uiterlijke), en schijnnaarvrije toch gebonden voorstelling. r zit in dit werk een ware toekomst; in de symmetrische repraeseutaties van vele anderen sporen van een snellen dood ! De overigen Waren Piet van Wijngaerdt (met 'n goed Werk). Charley Toorop met haar Herberg" (in de andere werken is een ontvouwbare lust te vinden naar den plastischen vorm), Schuhmacher (met het portret van zijn Moeder en met de Russische), Hynckes (met twee sterke stillevens), Landheer, Kort (met een hartstochtelijke Anthurium) enz., terwijl Wenckebach het volgend jaar ongetwijfeld (hij is in een over gang) krachtiger zal zijn vertegenwoordigd. DE BOIS' VERZAMELING IN PICTUKA, DEN HAAG. II. Ik noemde u reeds den eenen, prillen Degouve, ik moet daarbij voegen de kar met het blauwe vat voor de besneeuwde hoeve, waar evenals in de schuur, de breed-gehouden rullen vorm treft". Zilcken door van der Maarel was levendig; Breitner's Damrak rijk aan diepte en kleur; Gauguin's Bretagne eigenaardig van de meeste Hollanders; Isaac Israêls geestig in zijn etsen; Vincent zonder moeiten in zijn tuin (24); de van Konijnenburg's waren aanduidingen hoe te schilderen in zijn trant, eer dan volledige werken; de Ankertrekkers van Thorn Prikker curieus door de uit drukking der figuren; Storm van 's Oravensande goed voor zijn doen in Vlissingen", de Odilon Redon's niet zoo edel als ik er laatst zag bij d'Audretsch; enz. De verzamelingen van De Bois hebben steeds het karakter van een persoonlijk, eigenzinnig zoeken. Zij zijn van een benieuwde en van iemand, die op de hoogte is, en het ongewone durft laten zien, of dingen uitstalt, die buiten de bjkende werken vallen. D;'t is steeds, en geen kleine verdienste. Deze tentoon stelling gaf van deze eigenschappen een gemiddeld voorbeeld. PLASSCHAKKT GREPEN DOOK C'ARRY VAN BRLT.GKN DE.BESTE VARlMAS vrrkrijgbaar a[30/'D.Mf ons pakje "P NKLLL jaren geleden had ik tot overbuur ien ?L" gepensioneerd majoor-vau-de-infauterie, een zeer beleefd en welopgevoed gentleman, als vanzelf spreekt. Wc hielden geen conversatie", maar we groetten elkaar, gelijk fatsoenlijke dorpelingen be taamt en als we elkaar op neutraal terrein ontmoetten bijvoorbeeld in de wachtkamer van de (jooische Tram of op den kijkdag van eeu b ;élhuis". waar we allebei op denzelfden koperen doofpot aasden hielden we een gemoedelijk praatje. Eén dier gesprekken ik weet het nog goed: het was in het uitleenbureaut je van onze leeszaal ! is mij bijgebleven, niet alleen om den blik dien ik bij die gelegenheid sloeg in mijn eigen vrouwelijke in competentie tegenover het inzicht des Mans, maar ook omdat ik dien dag voor het eerst over dien grootcn Ecoiiomisch.cn Factor heb hooreii spreken, die mij tot dusver als zoodanig. . . . Enfin, we spraken over den duren tijd en over de oorzaken van denzclven, en over de hooge belastingen en de economische ontwrichting", l-ji ik opperde bescheiden kieschheidshalve zwijgend over Defensie ! of daar de millioeiien-vei'sliiidende sekteseholen ook iets mee te maken konden hebben. En hoorde, dien dag voor het eerst, tot mijn uiterste verbazing en diepe beschaming over eigen onkunde: neen, het waren de sekteseholen niet, liet wuren de slnl:ndiitn's. Het was het buitensporige loon, wel honderd gulden soms per week, van den buitensporige!! Stukadoor. Ik stond perplex. Maar ten slotte, zoo dacht ik, ben ik toch ook maar een vrouw, en deze is niet slechts een Man, doch een Krijgsheld, en ik nam mij voor, mij omtrent de beteekeuis van dien Lcoiiomisclieii Factor gewisheid te verschaffen. Nieuwe beschaming , mijn overbuur had gelijk; de stukadoor bleek een economisch probleem van de bovenste plank. Zou hij anders hebben gecompareerd in journalistieke hoofdartikelen van zóó grandiozen opzet en zóó peilloozen diepgang, dat was den schrijver te vragen "f hit: ook in De liids" moest zijn V", ; over t'undamenteele en biandende k we den en onder deze rekenden: di Dien eencii van die lumderd gulden andere;.', die in laakbaiv -'lofheid terzelfder tijd een statistiek onder de oogen kreeg en we weten het allen : statistieken zijn nuwrikbaaro b je et ie f, o o n aanvecht baar-wetenschappelijk; slechts het kameleon neemt de kleur van zijn omgeving aan die met ijzeren, snijdende, bijtende stelligheid ver meldde: De werkman koopt heden ten dage de goede bloemen, de goede boter, de goede vruchten , toen w;is ik a! zoover dat ik liet begreep: dit is wederom de Stukadoor ! Nu heb ik een kinderachtige voorliefde voor de rubriek Rechtszaken", van den politierechter at tot (maar niet met !) den l ioogeii Raad, en ik vind ze vaak interessanter dan Locarno, waaruit weer zonne klaar blijkt dat de vrouw den blik op het (iroote mist. en zoo ontmoette ik op eeu dageen heel anderen Stu kadoor en hei werd mij duidelijk dat ook deze [anus twee aangezichten heeft. Het eene kennen we, dank zij den Toonaangevende!! Journalist en den Leidenden Statisticus, het is eeu tronie met bolle wangen van het Amstel-Siiper-Stout, met glimmende lippen van de pure iiatuurboter en met tintelende oogjes van on heilig en overdadig bioscoop-genot , het andere Aangezicht bleek eeu magere kop met vale wangen van den honger, ingezoiiken slapen van den zorg, en in de oogeii de verdoolde blik van een zeventig jarige, eer hij er in wanhoop toe overgaat den brand te steken in eeu leegstaand huis en daarna zichzelf aan de justitie over te leveren. |a, lezer, het was een oude stukadoor, zóó zielig en zóó arm, zoo schuldeloos en met zulk eeu verblindend-blanco strafregister, dat de rechters geen raad niet hem wisten en hem niet in het gevang dorsten stoppen, zoodat hij nu misschien in Veenhuizen" zit. Toen dacht ik: is het eigenlijk niet mijn plicht den Toonaangevende!! Journalist, den Leidenden Statislicus dit tweede aangezicht van Janus Witkwast ter bestudeering voor te houden? Opdat ze alsnog, ju hun hooge "biectivitcit, in hun ongerepte wetenschap pelijkheid .... Wat heelt mij weerhouden V Vrouwelijke schroom. wil ik maar hopen ! Ook kreeg ik den indruk dat de stukadoors gaandeweg aan liet doodbloeden waren. Misschien zelfs, zoo mijmerde ik, hebben de Leidenden en de Toonaangevende!! een glimp van dat andere Aangezicht gezien en zullen nu voortaan over het eene zwijgen .... Maar neen, de Ontwrichte!' leeft nog! Niet langei dan eeu week geleden kwam ik hem tegen op een Voorpagina, den Man die meer dan eeu School hoofd verdient. Nog immer zet hij liet uitgezogen volk den voet op den nek, en hoont zijn betert1:! met zijn bolle wangen, zijn .glimmende lippen, zijn nnheilige nngeii. lïn daarom vraai: ik daii nu u: alk1 iiedenL'heid

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl