Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2543
BEZUINIGINGSKUNST
DOOR G. DE CLERCQ.
Twee wegen
T T et verminderen van de staatsui tgaven teneinde
met?'??'? tertijd de belastingen te kunnen verlagen, zonder
dat de staatsbegrooting weer opnieuw als voor enkele
jaren sluit met een tekort dat den gulden bedreigt,
is een probleem dat alleen dooreen intense bezuiniging
op de uitgaven bereikbaar is. Onder bezuinigen
verstaat men het verminderen van uitgaven op zoo
tactvolle Wijze, dat de bedrijfszekerheid en efficiency
van den betrokken tak van dienst er niet onder lijden.
Wanneer men in een begrooting van uitgaven die
dient als leiddraad voor de kosten van onderhoud van
eenig bedrijf op de meest ondoordachte wijze posten
schrapt of vermindert, mag zulk een geste geenszins
bezuiniging genoemd worden, omdat er nimmer een
positief resultaat van verwacht kan worden. Integen
deel, wanneer een vermindering der uitgaven zoo
ontactvol geschiedt dat de goede gang van zaken
er door in de war gestuurd wordt, is het middel
erger dan de kwaal, omdat door zulk een
bedrijfsstoring verliezen veroorzaakt worden die meestal een
veel grooter omvang hebben dan het resultaat dat de
bezuiniging ooit zou kunnen opleveren. Een sprekend
voorbeeld van zulk een ontactvol opgezette en uitge
voerde bezuiniging hebben we enkele jaren geleden
gezien bij de centralisatie van den Postcheqiie- en
girodienst. Toen deze dienst geregeld verlies op
leverde, heeft men ter annuleering van dit nadeelig
saldo de centralisatie bedacht en uitgevoerd. Helaas
was deze zoo slecht voorbereid, dat alles in 't honderd
liep en deze zoo nuttige instelling bijna een jaar lang
stop gezet moest worden teneinde de wanhopige
ontwrichting, die door de centralisatie in korten tijd
ontstaan was, weer te verhelpen. Wanneer men
achterna eens becijferd had hoeveel geld deze stop
zetting aan den Staat heeft gekost, dan is dit zeker
veel meer dan het voordeel dat de centralisatie in
dienzclfden tijd ooit had kunnen opleveren.
Maar wanneer een vermindering der uitgaven
zjnder voldoende overleg uitgevoerd wordt, behoeft
zulk een foutieve opzet niet altijd tot een geheel
spaak loopcn van den gang van zaken te leiden. Het
is ook mogelijk dat de dienst ".ogenschijnlijk volkomen
normaal voortgang vindt, doch dat de efficiency, d.i.
het bereikte rendement, er door wordt verminderd.
Ojk in dit geval is de bezuiniging foutief, zooals een
voorbeeld moge toonen. Stel dat men in een groot
fabrieksbedrijf voor (j stoomketels 3 stokers heeft,
die de vuren op een zoodanige wijze bedienen dat een
alleszins behoorlijk deel van de in de brandstof opge
hoopte warmte benut wordt, d.w.z. dat het nuttig
effect hoog is. Om een bezuiniging te bereiken wordt
nu een stoker afgedankt en moeten de twee over
blijvende al het Werk doen. In den regel zal hiervan
dan niet het gevolg zijn dat deze 2 stokers geen stoom
kunnen houden, zoodat liet bedrijf gestoord wordt,
doch wel dat het nuttig effect der installatie daalt
doordat de warmteverliezen tengevolge van het
vlugger en dus milder goed Werken van de over
gebleven stokers toenemen. Tegenover de besparing
van het loon van n stoker staat dus als nadeelig
saldo het hoogere brandstofverbruik door het lagere
rendement. En aangezien helaas niet in ieder bedrijf
de Uitgaven van elk onderdeel der onkosti'iirekening
geregeld gecontroleerd worden, kan het soms zeer
lang duren voordat de bedrijfsleiding het negatieve
resultaat bemerkt.
Ook als We en de bedrijfszekerheid n de
maximum efficiency voor oogen houden, kan een
bezuiniging op twee Wijzen uitgevoerd Worden, t.w.:
Ie. door alle posten van de uitgavenrekening met
een bepaald percentage te verminderen.
2e. door de minst noodzakelijke uitgaven of geheel
te schrappen of het eerst te verminderen en pas
daarna, voor zoover dit nog noodig is, op posten van
meer integreerend belang te bezuinigen.
De eerste weg is in 1023 door de Regeering gevolgd
toen geëischt werd dat het eindcijfer van alle hoofd
stukken der staatsbegrooting met 7i pCt. ver
minderd zou Worden. Het ligt voor de hand dat zulk
een eisch van bezuinigingsstandpunt beschouwd
verkeerd is. Immers, hierdoor worden de uitgaven
voor het onderhoud van alle takken van dienst
zoowel de meest noodzakelijke als die welke min of
meer als luxe beschouwd kunnen worden, met een
zelfde percentage vermi;iderd. In de praktijk zou dat
dus overeenkomen met het geval dat iemand, wiens
inkomen plots.'ling tot de helft daalt, zijne uitgaven
aan deze inkomstetivermindenng tracht aan te passen
door op de p.ist levensonderhoud een gelijk percentage
te besparen als op de post: auto en motorboot.
De juiste Weg om bij een uikoinstenverniiiideriug op
de uitgaven te bezuinigen is natuurlijk do 2e, waarbij
men dus in de eerste plaats de posten auto en motor
boot (tenminste wanneer deze geheel als luxe be
schouwd kunnen Worden en niet b.v. ten behoeve
van een bedrijf gehouden worden) geheel annuleert.
Deze tweede Weg is de eenige die leidt tot een goed
resultaat. Maar deze is tevens de moeilijkste.
CBOS5LBY
IMPORTEUR
AfSTIKKELJR ALKMAAR
HO E G O ETH E
OP STELLINGEN
PROMOVEERDE
DOOR MR II. G. KOSTER
Stellingen, die een liehl werpen op Cïoefhe s
persoonlijkheid
C INDS eenige jaren zijn de promoties op stellingen in
'-'ons vaderland afgeschaft. Hiermede is een gebruik
verdwenen, dat reeds sedert de Middeleeuwen aan
de universiteiten had bestaan. Van oudsher kon men
den graad van doctor in de rechten verkrijgen, zoo
wel door het schrijven van een proefschrift
(dissertatio) als door het verdedigen van stellingen
(t/ieses). Immer werd aan de promoties op proef
schrift een grootere waarde gehecht dan aan die
op stellingen; toch hebben soms zeer illustere personen
hun doctorshoed verworven door de later zoo
geringgeschatte stellingen-promotie; onder dezen bevindt
zich een der grootsten der grooten: namelijk Goethe.
Hoe Goethe er toe kwam zich met deze manier van
promoveeren te vergenoegen, zal slechts weinigen
bekend zijn. Er is een aardige geschiedenis aan ver
bonden, die wij hier wMlen mededeelen.
Goethe's vader was een zeer degelijk man, die
promoties op stellingen minderwaardig achtte;
hij verlangde van zijn veelbelovende!! zoon Wolfgang,
die te Straatsburg in cl e rechten .studeerde, een flinke
dissertatie. Ook Wolfgang zelf achtte dit aan zich
zelf verplicht, doch.... hij aarzelde! De eigenlijke
rechtsstudie had hem maar weinig bekoord; hi| had
meer litteraire, wijsgeerige en.... medische colleges
geloopen dan rechtsgeleerde. Eerlijk bekende hij zijn
vrienden dat het nauwkeurig juridisch weten hem
ontbrak. Bovendien deden zich in de rechtswereld
groote veranderingen voorgevoelen: de oude scho
lastiek getinte reehtsbeoefening ging verdwijnen:
in Frankrijk leerde de groote Pot hier; men wilde meer
dan te voren op de billijkheid letten. Ook op het
gebied van het strafrecht zouden groote veranderingen
komen. In Italiëschreef Heccaria zijn baanbrekend
werk Dei e/ilti e ilelle pene, vurig pleidooi tegen de
justitieele wreedheden van uien tijd. De jonge
Goethe kreeg een gevoel alsof in zijn vak alles op
losse schroeven ge/et werd; dit maakte liet schrijven
eener dissertatie tot een bedenkelijke, wellicht
nnttelooze taak. Bovendien onderhield de jeugdige
dichterstudent teedere betrekkingen met de lieftallige
Hrederike Brion, dochter van den doniinéin het
naburige dorpje Sesenheim. Al zijn vrienden raadden
hem dan ook: promoveer op theses. Wolfgang schreef
er over aan papa. Doch de oude heer antwoordde,
dat hij dergelijke gemakzucht niet dulden zou en
ein tirdentliclies Werk als proefschrift verlangde. De
jonge Goethe deed nu wat studeerenden, die zich tot
hun eigenlijk vak maar weinig aangetrokken gevoelen
wel eens meer doen: hij koos een z_'er algemeen onder
werp.
Dit zou hem de gelegenheid geven om allerlei
uitstapjes te maken naar de andere gebieden der
wetenschap, welke zijn veelomvattende belangstel
ling hadden gaande gemaakt. Dit onderwerp was:
de verhouding van Kerk en Staat. Met zijn gewone
penvaardigheid schreef Wolfgang een boekje, waarin
hij eens vooral de juiste verhouding van die twee
machten wilde vaststellen. In dit boekje werd het
volgend zonderlinge denkbeeld verkondigd en uit
gewerkt: de Staat als opperste wetgever heeft het
recht een staatsgodsdienst in te voeren, welken de
geestelijken moeten onderwijzen en de leeken moeten
volgen; innerlijk echter is ieder vrij te gelooven wat
hij wil. Voorwaar een wonderlijke combinatie van
exoterisme en esoterisnie. Uitwendig: geloofsdwang,
inwendig: geloofsvrijheid, liet spreekt van zelf.
dat de bedoelde staatsgodsdienst de Protestantsdie
moest zijn. In Wuhrheit nud Dielitnng heeft Goethe
later erkend, dat hij zijn denkbeeld eigenlijk zelf
niet au scrieux nam en maar zoo schreef om zijn
vader, die van zulk soort ideeën zijn stokpaaidje
maakte, te plezieren.Ja zelfs koesterde hij het heimeliil-1
verlangen dat hei prucfschritt de censuur niet
passeeren zou! l loe het zij: de dissertatie kwam af;
natuurlijk in het Latijn geschreven. De copie werd
eerst door een repelitor, een gued latinist, gecor
rigeerd. Papa Goethe ki\<e. een keurig exemplaar
thuisgestuurd en de oude Iker betuigde schrifieliik,
dat hij als goed Protestant /.-er niet de/en arbeid
zijns zoons was ingenomen.
Nu was het tijd het opus aan te bieden aan de
Juridische Faculteit. De jonge oethe begaf zich.
naar derzelver voorzitter, den Decanus. Deze was
een wereldwijs man, die onmiddellijk zag welk
juridisch vleesch hij in de academische kuip had.
Hij prees het proefschrift zeer, maar gaf al dadelijk
eenige bedenkingen te kennen; hij wees op het in dit
boekske gelegen gevaar. Inderdaad, de Straatsbnrger
faculteit dier dagen kon een dergelijk pamflet moeilijk
als academisch proefschrift laten passeeren; er kwa
men passages in voor, die rechtstreeks tegen de
Roomschen gericht waren; in een land, waar tusschen
Katholiek en Protestant veel wrijving bestond,,
moest het prikkelend werken als de Universiteit
de in het boekje ontwikkelde denkbeelden sanctio
neerde door den schrijver den doctorstitel te
verleenen. De voorzitter meenend, dat Goethe nu wel
zeer teleurgesteld zou zijn, gaf hem in overweging
het boekje gewoon uit te geven, desnoods in het
Duitsch, maar waarlijk.... als dissertatie.... het
ging niet. . . .
(joelhèhad moeite dezen hnmanen man te verber
gen, dat hem zelf een steen van het hart viel. Hij
had dit alles zeer goed geweten en zijn kunstenaars
natuur had meer gehecht aan goeden vorm van voor
dracht en stijl dan aan de ideeën. Reeds als jongeling.
verfoeide hij alle geharrewar en gekrakeel. Opgelucht
verklaarde hij den voorzitter, dat hij zich geheel
gewonnen gaf. Deze, ook opgelucht, verzekerde, dat
de Faculteit, gezien hebbend welk een denkende jonge
jurist Goethe was, hem gaarne op theses zou laten
disputeeren. Zoo gezegd, zoo gedaan: Goethe
spoedt zich weer naar zijn repetitor. Stellingen, vijf en
vijftig in getal, werden gekozen en gedrukt. De
disputatie daarover ging uitstekend; slechts de vrienden
opponeerden. Met groote snelheid wist de promoven
dus het Corpus Juris op te slaan, een vaardigheid,
welke toenmaals voor een goede juridische promotie
onontbeerlijk was. De doctorsbul werd hem uitge
reikt en de plechtigheid met ein gnter hcrkitmnüicher
ScliiiKins besloten. Maar papa Goethe was boos:
hij had gehoopt, dat het boekje van zijn zoon den
Roomschen harde nooten te kraken zou geven en hij
nam zich voor het voor eigen rekening te publiceeren.
Doch daarvan is nooit iets gekomen !
Goethe's stellingen zijn er zooals er in den loop
der eeuwen duizenden geponeerd en verdedigd zijn.
En toch zal de litteratuurminnaar en
Goethevereerder niet zonder ontroering het kleine boekje in
quarto bezien, op welks titelblad gedrukt staat:
Positiones Juris, qnus auspice Den, inclnli
inriseoiisnltorinn ordini.s consensu. pro liceiitia siiiuinus in
iitnii/ne nire /innnres rite C'>tist'i/iien<ti in aliun
Argenlinensi die Angiisti VI MDCCI.XXI li.l.,/.c. piihlici
deiendet Jolitinnes IV'. (ioet/ie, Moenn-l-'runcainrte/isis.
In het Goethelrois te Weimar kan men een exemplaar
aanschouwen. Bij het Goethe-und-Schiller Archiv
aldaar berusten er meerdere. In ons land echter
zijn geen originecle exemplaren te vinden. De Konink
lijke Bibliotheek te 's-Gravenhage bezit een herdruk.
uilgegeven ter gelegenheid van de Goethe-herdenkiim
in I.S4'J. 1)
Mogen wij hier tlie stellingen aanwijzen, wjke
licht werpen op Goethe's persoonlijkheid. De
Uchnisch-juridische posities (er zijn er over bezit, mora
dading, pandrecht enz., enz.) laten wij onaangeroerd.
Dezulke nu. welke staatkundige nieeningen weer
geven zijn bijna alle conservatief en
anti-dcmocratiseh, hoewel niet reactionair: behoud der bestaan
de, gén terugkeer tot verdwenen instellingen !
Zoo richt zich de Ode stelling in hautaine bewoor
dingen tegen de juryrechtspraak. De 43ste verklaart
onomwonden, dat alleen de Vorst wetgevende macht
behoort te hebbeu, de 44ste, dat zelfs de uitlegging
der wetten slechts door den Vorst mag geschieden;
de 4!»ste dat codificatie uit den booze, de 55ste dat
afschaffing van de doodstraf oiiwenschelitk is. Maai
de milde 54ste thesis valt de voorstanders van de
pijnbank aan en in No. 4S weerklinkt de stem van
Montesquieu: Goethe is het niet zijn grooten tijd
genoot eens, dat tot hreideling van rechterlijke wille
keur de rechter slechts spreektrompet der wel mag
zijn. No. 41 is van geheel anderen aard en luidt
naïef: Stiiiliniu jnris lange praestantissitnuin est (De
rechtsslndie is verreweg de voortreffelijkste studie).
Dat schijnt echt jongeiisachtig-pedant, maar is in
werkelijkheid niet zonder ironie, fijne ironie. Het
allerbelangrijkst is \o. 55, waarvan de latijnsehe
tekst de volgende is: An jemina piirtnni recenter
editnin trueiduns cupite pleclenihi sit, i/i/tiestin /?>;
inter doctores contnii'ersd. (Of een vrouw, die haar
pasgeboren kind vermoordt niet den dood ge
straft moet worden, is een qnaestie, die de geleerden
verdeeld houdt). Deze stelling toont ons, dat reeds
zeer vroeg Goethe's geest zieh heeft beziggehouden
niet de overdenking van liet misdrijf der ongehuwde
moeder, die haai pasgeboren kind van liet lc\cu
hij die wanhoopsdaad Gretchen's
aller 'reurspelen treurspel plaatsen
? eeuwigheid; in deze simpele
juridireeds het gedachte-zaad voor e n
den van de Faustlraj-edic.