De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 27 februari pagina 4

27 februari 1926 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2543 BEZUINIGINGSKUNST DOOR G. DE CLERCQ. Twee wegen T T et verminderen van de staatsui tgaven teneinde met?'??'? tertijd de belastingen te kunnen verlagen, zonder dat de staatsbegrooting weer opnieuw als voor enkele jaren sluit met een tekort dat den gulden bedreigt, is een probleem dat alleen dooreen intense bezuiniging op de uitgaven bereikbaar is. Onder bezuinigen verstaat men het verminderen van uitgaven op zoo tactvolle Wijze, dat de bedrijfszekerheid en efficiency van den betrokken tak van dienst er niet onder lijden. Wanneer men in een begrooting van uitgaven die dient als leiddraad voor de kosten van onderhoud van eenig bedrijf op de meest ondoordachte wijze posten schrapt of vermindert, mag zulk een geste geenszins bezuiniging genoemd worden, omdat er nimmer een positief resultaat van verwacht kan worden. Integen deel, wanneer een vermindering der uitgaven zoo ontactvol geschiedt dat de goede gang van zaken er door in de war gestuurd wordt, is het middel erger dan de kwaal, omdat door zulk een bedrijfsstoring verliezen veroorzaakt worden die meestal een veel grooter omvang hebben dan het resultaat dat de bezuiniging ooit zou kunnen opleveren. Een sprekend voorbeeld van zulk een ontactvol opgezette en uitge voerde bezuiniging hebben we enkele jaren geleden gezien bij de centralisatie van den Postcheqiie- en girodienst. Toen deze dienst geregeld verlies op leverde, heeft men ter annuleering van dit nadeelig saldo de centralisatie bedacht en uitgevoerd. Helaas was deze zoo slecht voorbereid, dat alles in 't honderd liep en deze zoo nuttige instelling bijna een jaar lang stop gezet moest worden teneinde de wanhopige ontwrichting, die door de centralisatie in korten tijd ontstaan was, weer te verhelpen. Wanneer men achterna eens becijferd had hoeveel geld deze stop zetting aan den Staat heeft gekost, dan is dit zeker veel meer dan het voordeel dat de centralisatie in dienzclfden tijd ooit had kunnen opleveren. Maar wanneer een vermindering der uitgaven zjnder voldoende overleg uitgevoerd wordt, behoeft zulk een foutieve opzet niet altijd tot een geheel spaak loopcn van den gang van zaken te leiden. Het is ook mogelijk dat de dienst ".ogenschijnlijk volkomen normaal voortgang vindt, doch dat de efficiency, d.i. het bereikte rendement, er door wordt verminderd. Ojk in dit geval is de bezuiniging foutief, zooals een voorbeeld moge toonen. Stel dat men in een groot fabrieksbedrijf voor (j stoomketels 3 stokers heeft, die de vuren op een zoodanige wijze bedienen dat een alleszins behoorlijk deel van de in de brandstof opge hoopte warmte benut wordt, d.w.z. dat het nuttig effect hoog is. Om een bezuiniging te bereiken wordt nu een stoker afgedankt en moeten de twee over blijvende al het Werk doen. In den regel zal hiervan dan niet het gevolg zijn dat deze 2 stokers geen stoom kunnen houden, zoodat liet bedrijf gestoord wordt, doch wel dat het nuttig effect der installatie daalt doordat de warmteverliezen tengevolge van het vlugger en dus milder goed Werken van de over gebleven stokers toenemen. Tegenover de besparing van het loon van n stoker staat dus als nadeelig saldo het hoogere brandstofverbruik door het lagere rendement. En aangezien helaas niet in ieder bedrijf de Uitgaven van elk onderdeel der onkosti'iirekening geregeld gecontroleerd worden, kan het soms zeer lang duren voordat de bedrijfsleiding het negatieve resultaat bemerkt. Ook als We en de bedrijfszekerheid n de maximum efficiency voor oogen houden, kan een bezuiniging op twee Wijzen uitgevoerd Worden, t.w.: Ie. door alle posten van de uitgavenrekening met een bepaald percentage te verminderen. 2e. door de minst noodzakelijke uitgaven of geheel te schrappen of het eerst te verminderen en pas daarna, voor zoover dit nog noodig is, op posten van meer integreerend belang te bezuinigen. De eerste weg is in 1023 door de Regeering gevolgd toen geëischt werd dat het eindcijfer van alle hoofd stukken der staatsbegrooting met 7i pCt. ver minderd zou Worden. Het ligt voor de hand dat zulk een eisch van bezuinigingsstandpunt beschouwd verkeerd is. Immers, hierdoor worden de uitgaven voor het onderhoud van alle takken van dienst zoowel de meest noodzakelijke als die welke min of meer als luxe beschouwd kunnen worden, met een zelfde percentage vermi;iderd. In de praktijk zou dat dus overeenkomen met het geval dat iemand, wiens inkomen plots.'ling tot de helft daalt, zijne uitgaven aan deze inkomstetivermindenng tracht aan te passen door op de p.ist levensonderhoud een gelijk percentage te besparen als op de post: auto en motorboot. De juiste Weg om bij een uikoinstenverniiiideriug op de uitgaven te bezuinigen is natuurlijk do 2e, waarbij men dus in de eerste plaats de posten auto en motor boot (tenminste wanneer deze geheel als luxe be schouwd kunnen Worden en niet b.v. ten behoeve van een bedrijf gehouden worden) geheel annuleert. Deze tweede Weg is de eenige die leidt tot een goed resultaat. Maar deze is tevens de moeilijkste. CBOS5LBY IMPORTEUR AfSTIKKELJR ALKMAAR HO E G O ETH E OP STELLINGEN PROMOVEERDE DOOR MR II. G. KOSTER Stellingen, die een liehl werpen op Cïoefhe s persoonlijkheid C INDS eenige jaren zijn de promoties op stellingen in '-'ons vaderland afgeschaft. Hiermede is een gebruik verdwenen, dat reeds sedert de Middeleeuwen aan de universiteiten had bestaan. Van oudsher kon men den graad van doctor in de rechten verkrijgen, zoo wel door het schrijven van een proefschrift (dissertatio) als door het verdedigen van stellingen (t/ieses). Immer werd aan de promoties op proef schrift een grootere waarde gehecht dan aan die op stellingen; toch hebben soms zeer illustere personen hun doctorshoed verworven door de later zoo geringgeschatte stellingen-promotie; onder dezen bevindt zich een der grootsten der grooten: namelijk Goethe. Hoe Goethe er toe kwam zich met deze manier van promoveeren te vergenoegen, zal slechts weinigen bekend zijn. Er is een aardige geschiedenis aan ver bonden, die wij hier wMlen mededeelen. Goethe's vader was een zeer degelijk man, die promoties op stellingen minderwaardig achtte; hij verlangde van zijn veelbelovende!! zoon Wolfgang, die te Straatsburg in cl e rechten .studeerde, een flinke dissertatie. Ook Wolfgang zelf achtte dit aan zich zelf verplicht, doch.... hij aarzelde! De eigenlijke rechtsstudie had hem maar weinig bekoord; hi| had meer litteraire, wijsgeerige en.... medische colleges geloopen dan rechtsgeleerde. Eerlijk bekende hij zijn vrienden dat het nauwkeurig juridisch weten hem ontbrak. Bovendien deden zich in de rechtswereld groote veranderingen voorgevoelen: de oude scho lastiek getinte reehtsbeoefening ging verdwijnen: in Frankrijk leerde de groote Pot hier; men wilde meer dan te voren op de billijkheid letten. Ook op het gebied van het strafrecht zouden groote veranderingen komen. In Italiëschreef Heccaria zijn baanbrekend werk Dei e/ilti e ilelle pene, vurig pleidooi tegen de justitieele wreedheden van uien tijd. De jonge Goethe kreeg een gevoel alsof in zijn vak alles op losse schroeven ge/et werd; dit maakte liet schrijven eener dissertatie tot een bedenkelijke, wellicht nnttelooze taak. Bovendien onderhield de jeugdige dichterstudent teedere betrekkingen met de lieftallige Hrederike Brion, dochter van den doniinéin het naburige dorpje Sesenheim. Al zijn vrienden raadden hem dan ook: promoveer op theses. Wolfgang schreef er over aan papa. Doch de oude heer antwoordde, dat hij dergelijke gemakzucht niet dulden zou en ein tirdentliclies Werk als proefschrift verlangde. De jonge Goethe deed nu wat studeerenden, die zich tot hun eigenlijk vak maar weinig aangetrokken gevoelen wel eens meer doen: hij koos een z_'er algemeen onder werp. Dit zou hem de gelegenheid geven om allerlei uitstapjes te maken naar de andere gebieden der wetenschap, welke zijn veelomvattende belangstel ling hadden gaande gemaakt. Dit onderwerp was: de verhouding van Kerk en Staat. Met zijn gewone penvaardigheid schreef Wolfgang een boekje, waarin hij eens vooral de juiste verhouding van die twee machten wilde vaststellen. In dit boekje werd het volgend zonderlinge denkbeeld verkondigd en uit gewerkt: de Staat als opperste wetgever heeft het recht een staatsgodsdienst in te voeren, welken de geestelijken moeten onderwijzen en de leeken moeten volgen; innerlijk echter is ieder vrij te gelooven wat hij wil. Voorwaar een wonderlijke combinatie van exoterisme en esoterisnie. Uitwendig: geloofsdwang, inwendig: geloofsvrijheid, liet spreekt van zelf. dat de bedoelde staatsgodsdienst de Protestantsdie moest zijn. In Wuhrheit nud Dielitnng heeft Goethe later erkend, dat hij zijn denkbeeld eigenlijk zelf niet au scrieux nam en maar zoo schreef om zijn vader, die van zulk soort ideeën zijn stokpaaidje maakte, te plezieren.Ja zelfs koesterde hij het heimeliil-1 verlangen dat hei prucfschritt de censuur niet passeeren zou! l loe het zij: de dissertatie kwam af; natuurlijk in het Latijn geschreven. De copie werd eerst door een repelitor, een gued latinist, gecor rigeerd. Papa Goethe ki\<e. een keurig exemplaar thuisgestuurd en de oude Iker betuigde schrifieliik, dat hij als goed Protestant /.-er niet de/en arbeid zijns zoons was ingenomen. Nu was het tijd het opus aan te bieden aan de Juridische Faculteit. De jonge oethe begaf zich. naar derzelver voorzitter, den Decanus. Deze was een wereldwijs man, die onmiddellijk zag welk juridisch vleesch hij in de academische kuip had. Hij prees het proefschrift zeer, maar gaf al dadelijk eenige bedenkingen te kennen; hij wees op het in dit boekske gelegen gevaar. Inderdaad, de Straatsbnrger faculteit dier dagen kon een dergelijk pamflet moeilijk als academisch proefschrift laten passeeren; er kwa men passages in voor, die rechtstreeks tegen de Roomschen gericht waren; in een land, waar tusschen Katholiek en Protestant veel wrijving bestond,, moest het prikkelend werken als de Universiteit de in het boekje ontwikkelde denkbeelden sanctio neerde door den schrijver den doctorstitel te verleenen. De voorzitter meenend, dat Goethe nu wel zeer teleurgesteld zou zijn, gaf hem in overweging het boekje gewoon uit te geven, desnoods in het Duitsch, maar waarlijk.... als dissertatie.... het ging niet. . . . (joelhèhad moeite dezen hnmanen man te verber gen, dat hem zelf een steen van het hart viel. Hij had dit alles zeer goed geweten en zijn kunstenaars natuur had meer gehecht aan goeden vorm van voor dracht en stijl dan aan de ideeën. Reeds als jongeling. verfoeide hij alle geharrewar en gekrakeel. Opgelucht verklaarde hij den voorzitter, dat hij zich geheel gewonnen gaf. Deze, ook opgelucht, verzekerde, dat de Faculteit, gezien hebbend welk een denkende jonge jurist Goethe was, hem gaarne op theses zou laten disputeeren. Zoo gezegd, zoo gedaan: Goethe spoedt zich weer naar zijn repetitor. Stellingen, vijf en vijftig in getal, werden gekozen en gedrukt. De disputatie daarover ging uitstekend; slechts de vrienden opponeerden. Met groote snelheid wist de promoven dus het Corpus Juris op te slaan, een vaardigheid, welke toenmaals voor een goede juridische promotie onontbeerlijk was. De doctorsbul werd hem uitge reikt en de plechtigheid met ein gnter hcrkitmnüicher ScliiiKins besloten. Maar papa Goethe was boos: hij had gehoopt, dat het boekje van zijn zoon den Roomschen harde nooten te kraken zou geven en hij nam zich voor het voor eigen rekening te publiceeren. Doch daarvan is nooit iets gekomen ! Goethe's stellingen zijn er zooals er in den loop der eeuwen duizenden geponeerd en verdedigd zijn. En toch zal de litteratuurminnaar en Goethevereerder niet zonder ontroering het kleine boekje in quarto bezien, op welks titelblad gedrukt staat: Positiones Juris, qnus auspice Den, inclnli inriseoiisnltorinn ordini.s consensu. pro liceiitia siiiuinus in iitnii/ne nire /innnres rite C'>tist'i/iien<ti in aliun Argenlinensi die Angiisti VI MDCCI.XXI li.l.,/.c. piihlici deiendet Jolitinnes IV'. (ioet/ie, Moenn-l-'runcainrte/isis. In het Goethelrois te Weimar kan men een exemplaar aanschouwen. Bij het Goethe-und-Schiller Archiv aldaar berusten er meerdere. In ons land echter zijn geen originecle exemplaren te vinden. De Konink lijke Bibliotheek te 's-Gravenhage bezit een herdruk. uilgegeven ter gelegenheid van de Goethe-herdenkiim in I.S4'J. 1) Mogen wij hier tlie stellingen aanwijzen, wjke licht werpen op Goethe's persoonlijkheid. De Uchnisch-juridische posities (er zijn er over bezit, mora dading, pandrecht enz., enz.) laten wij onaangeroerd. Dezulke nu. welke staatkundige nieeningen weer geven zijn bijna alle conservatief en anti-dcmocratiseh, hoewel niet reactionair: behoud der bestaan de, gén terugkeer tot verdwenen instellingen ! Zoo richt zich de Ode stelling in hautaine bewoor dingen tegen de juryrechtspraak. De 43ste verklaart onomwonden, dat alleen de Vorst wetgevende macht behoort te hebbeu, de 44ste, dat zelfs de uitlegging der wetten slechts door den Vorst mag geschieden; de 4!»ste dat codificatie uit den booze, de 55ste dat afschaffing van de doodstraf oiiwenschelitk is. Maai de milde 54ste thesis valt de voorstanders van de pijnbank aan en in No. 4S weerklinkt de stem van Montesquieu: Goethe is het niet zijn grooten tijd genoot eens, dat tot hreideling van rechterlijke wille keur de rechter slechts spreektrompet der wel mag zijn. No. 41 is van geheel anderen aard en luidt naïef: Stiiiliniu jnris lange praestantissitnuin est (De rechtsslndie is verreweg de voortreffelijkste studie). Dat schijnt echt jongeiisachtig-pedant, maar is in werkelijkheid niet zonder ironie, fijne ironie. Het allerbelangrijkst is \o. 55, waarvan de latijnsehe tekst de volgende is: An jemina piirtnni recenter editnin trueiduns cupite pleclenihi sit, i/i/tiestin /?>; inter doctores contnii'ersd. (Of een vrouw, die haar pasgeboren kind vermoordt niet den dood ge straft moet worden, is een qnaestie, die de geleerden verdeeld houdt). Deze stelling toont ons, dat reeds zeer vroeg Goethe's geest zieh heeft beziggehouden niet de overdenking van liet misdrijf der ongehuwde moeder, die haai pasgeboren kind van liet lc\cu hij die wanhoopsdaad Gretchen's aller 'reurspelen treurspel plaatsen ? eeuwigheid; in deze simpele juridireeds het gedachte-zaad voor e n den van de Faustlraj-edic.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl